Gerechtshof 's-Hertogenbosch 24-04-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1190

Essentie (redactie)

Machtigingsverzoek van ouders om nalatenschap van tante namens de minderjarige te verwerpen, betreft uitoefening van ouderlijke verantwoordelijkheid. Ex art. 15 lid 1 van HKV 1996 geldt dat beoordeling volgens Nederlandse recht moet. Door art. 4:193 BW is dit niet beperkt tot erfopvolgingen waarbij Nederlands erfrecht geldt. Volgens Europese Erfrechtverordening is Bulgaars recht van toepassing op nalatenschap en volgens dat recht is er geen plaatsvervulling bij verwerping ouder en is minderjarige geen erfgenaam.


Datum publicatie25-06-2025
Zaaknummer200.348.919_01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenIPR familierecht; IPR erfrecht;
Erfrecht; Verwerping nalatenschap
WetsverwijzingenBurgerlijk Wetboek Boek 4 193

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Artikel 4:193 BW. Nalatenschap opengevallen in Bulgarije

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

Uitspraak : 24 april 2025

Zaaknummer : 200.348.919/01

Zaaknummer eerste aanleg : 11146707 EJ VERZ 24-244

in de zaak in hoger beroep van:

1 [appellant ] ,

2. [appellante] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,

appellanten,

appellante sub 2 hierna aan te duiden als [appellante] en appellanten tezamen als de ouders,

advocaat: mr. M.C.A. Ippel te Zoetermeer.

in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige:

[minderjarige] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de minderjarige,

inzake de nalatenschap van:

[erflaatster] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,

plaats van overlijden [plaats] (Bulgarije) op 30 mei 2024,

laatstelijk wonende te [woonplaats] (Bulgarije),

hierna te noemen: erflaatster.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 13 september 2024.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 3 december 2024;

  • een V8-formulier van de ouders met producties 6 en 7, ingekomen ter griffie op 2 januari 2025;

- de op 12 februari 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij zijn gehoord:

de ouders bijgestaan door mr. Ippel;

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling;

- een V8-formulier van de ouders met producties 8 en 9, ingekomen ter griffie op 10 maart 2025.

2.2.

Het hof heeft daarna een datum voor beschikking bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken.

3De beoordeling

3.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

a. Erflaatster was een zus van [appellante] en is op 30 mei 2024 te [plaats] (Bulgarije) overleden. De laatste woonplaats van erflaatster was [woonplaats] in Bulgarije. Door erflaatster is geen testament opgemaakt.

b. [appellante] had geen contact met erflaatster en zij was ermee bekend dat erflaatster in Nederland schulden had. Zo is de woning van erflaatster executoriaal verkocht door de hypotheekverstrekker.

c. Om deze reden hebben [appellante] en de overige erfgenamen gezamenlijk bij akte van 6 juni 2024 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, de nalatenschap van erflaatster verworpen. De griffier heeft deze akte van verwerping ingeschreven in het boedelregister van die rechtbank.

3.2.

De ouders hebben op grond van artikel 4:193 lid 1 BW de kantonrechter om een machtiging verzocht om namens de minderjarige de nalatenschap van erflaatster te kunnen verwerpen.

3.3.

De kantonrechter heeft de ouders niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek omdat zij het verzoek niet nader hebben toegelicht of onderbouwd met een overzicht van de bezittingen en de schulden van de overledene per datum overlijden. Omdat deze stukken ontbraken kon de kantonrechter onvoldoende vaststellen dat er sprake is van een negatieve nalatenschap zodat er een financieel belang is om de nalatenschap namens de minderjarige te verwerpen.

3.4.

In de onderhavige appelprocedure verzoeken de ouders de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog te bepalen dat er toestemming wordt verleend voor het verwerpen van de nalatenschap van erflaatster namens de minderjarige.

3.5.

Aan dit verzoek hebben de ouders in hun beroepschrift en ter zitting, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.

De ouders hadden geen contact met erflaatster. Zij zijn er wel mee bekend dat erflaatster schulden had in Nederland en dat haar woning destijds executoriaal is verkocht door de hypotheekhouder. Het is voor de ouders onbekend wat de bezittingen van erflaatster zijn in Bulgarije. In overleg met de rechtbank is geadviseerd om op alle posten op de boedelbeschrijving ‘onbekend’ in te vullen. De ouders achten het dan niet correct dat zij hun verzoek niet nader zouden hebben onderbouwd (grief 1).

Daarnaast stellen de ouders dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat vanwege het ontbreken van de stukken onvoldoende vastgesteld kan worden dat er sprake is van een negatieve nalatenschap zodat er een financieel belang is om de nalatenschap namens de minderjarige te verwerpen (grief 2). Zij verwijzen onder meer naar de procedure die een broer van [appellante] bij de kantonrechter in Tilburg heeft aangespannen om, nadat hij de nalatenschap van erflaatster had verworpen, ook voor zijn minderjarige zoon de nalatenschap van erflaatster te verwerpen, welk verzoek de kantonrechter heeft toegewezen. Zij stellen dat uit het oogpunt van rechtsgelijkheid de nalatenschap van erflaatster ook voor de minderjarige verworpen dient te worden.

Oordeel hof

3.6.

Om te beginnen stelt het hof vast dat de onderhavige zaak een internationaal karakter heeft, omdat de nalatenschap van erflaatster in Bulgarije is opengevallen en de minderjarige als wettelijke erfgenaam zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Daarmee rijst de vraag of de Nederlandse rechter internationale bevoegdheid toekomt – oftewel rechtsmacht heeft – om van het onderhavige machtigingsverzoek kennis te nemen.

Rechtsmacht van de Nederlandse rechter

3.7.

Het verzoek tot machtiging voor het verwerpen van een nalatenschap namens een minderjarige moet niet worden aangemerkt als een maatregel inzake erfopvolging, maar als een maatregel betreffende de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid (zie HvJ EU 6 oktober 2015, zaak C-404/14, ECLI:EU:C:2015:653 en HvJ EU 19 april 2018, zaak C-565/16, ECLI:EU:C:2018:265).

Omdat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van de EU-verordening Brussel II-ter bevoegd om van het machtigingsverzoek van de ouders kennis te nemen en daarop te beslissen.

Toepasselijk recht

3.8.

Uit de bestreden beschikking volgt niet volgens welk rechtsstelsel de kantonrechter het machtigingsverzoek heeft beoordeeld. Om die reden zal het hof in hoger beroep alsnog het toepasselijke recht vaststellen. Het hof overweegt daarover als volgt. Op grond van artikel 15 lid 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 geldt dat het onderhavige verzoek van de ouders beoordeeld dient te worden volgens de regels van ouderlijke verantwoordelijkheid van het Nederlandse recht, als het recht van de staat van de aangezochte rechter die bevoegd is om van de zaak kennis te nemen (lex fori). Naar Nederlands recht geldt dat de wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam voor de verwerping van een nalatenschap een machtiging van de kantonrechter behoeft; zie artikel 4:193 BW. De hier bedoelde bescherming van de minderjarige is weliswaar opgenomen in Boek 4 BW, handelend over de erfopvolging, maar dient in internationaal privaatrechtelijke zin gekwalificeerd te worden als een kwestie van ouderlijke verantwoordelijkheid. Dit betekent dat de door artikel 4:193 BW beoogde bescherming van de minderjarige niet is beperkt tot de gevallen waarin Nederlands erfrecht de erfopvolging beheerst.

3.9.

Omdat erflaatster woonachtig was in Bulgarije, is op grond van de Europese Erfrechtverordening Bulgaars recht van toepassing op de nalatenschap van erflaatster. De vraag is of de minderjarige op grond van de Bulgaarse Erfwet door de verwerping van [appellante] door plaatsvervulling erfgenaam is geworden. Artikel 53 van de Erfwet bepaalt dat geen plaatsvervulling optreedt als de wettelijke erfgenaam uit een bepaalde groep de nalatenschap verwerpt en dat in dat geval diens aandeel aanwast bij de overige wettelijke erfgenamen uit die groep. Dat zou betekenen dat de minderjarige geen erfgenaam is geworden in de nalatenschap van erflaatster, aldus ook het door verzoekers na de mondelinge behandeling overgelegde advies (productie 8).

Voor het geval de minderjarige wel erfgenaam in de nalatenschap van erflaatster zou zijn, kan hij op grond van artikel 61 lid 2 van de Erfwet alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving aanvaarden.

3.10.

Op grond van het voorgaande zal het hof het machtigingsverzoek van de ouders om de nalatenschap van erflaatster te verwerpen afwijzen. De reden hiervoor is dat de minderjarige geen belang heeft bij toewijzing nu hij hoogstwaarschijnlijk geen erfgenaam is in de nalatenschap van erflaatster.
Blijkens de informatie als opgenomen in het Europees Justitieportaal aangaande Bulgaars Erfrecht, onder verantwoordelijkheid van de Bulgaarse autoriteiten (https://ejustice.europa.eu/topics/family-matters-inheritance/inheritance/succession/bg_nl, alsook in print gedeeld met verzoekers tijdens de mondelinge behandeling) moet men daarnaast om erfgenaam te worden onder Bulgaars erfrecht de nalatenschap aanvaarden dan wel handelingen verrichten waaruit het voornemen van aanvaarding blijkt. Door stilzitten wordt men derhalve geen erfgenaam.
Indien hij wel erfgenaam zou zijn althans op enig moment door de Bulgaarse rechter zou worden benaderd om zich daarover uit te spreken, kan – gedurende zijn minderjarigheid – de nalatenschap alleen aanvaard worden onder het voorrecht van een boedelbeschrijving.
In die zin wordt de minderjarige beschermd tegen mogelijke aansprakelijkheid voor schulden in de nalatenschap van erflaatster.
Na het bereiken van zijn meerderjarigheid kan de thans minderjarige op een verzoek van de Bulgaarse rechter als hiervoor bedoeld alsnog reageren met een verwerping.

Ten slotte heeft het hof ook geen overzicht ontvangen van de bezittingen en schulden van erflaatster per datum overlijden zodat niet beoordeeld kan worden of verwerping van die nalatenschap financieel überhaupt in het belang is van de minderjarige. Dat verzoekers dat vermoeden is, hoe begrijpelijk dat vermoeden mogelijk ook is, op zichzelf onvoldoende.

3.11.

Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen omdat de beoordeling van het hof leidt tot afwijzing van het verzoek van de ouders.
De beoordeling door de kantonrechter in een vergelijkbare zaak van een neef van de minderjarige en de daarin vervolgens gegeven beslissing leidt gezien het voorgaande niet tot een ander oordeel. Het hof is aan die uitspraak ook niet gebonden.

4De beslissing

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking;

wijst af het machtigingsverzoek van de ouders om de nalatenschap van erflaatster namens de minderjarige te verwerpen.

Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, J.B. Smits en T. van Malssen en is in het openbaar uitgesproken op 24 april 2025.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733