Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15-05-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:3019

Essentie (redactie)

Hof: als ouders aan KGB hadden gedacht, hadden zij gezien hun bedoeling om alles bij helfte te delen, KGB ook gedeeld. Belang kind bij voortzetting huidige situatie waarin moeder alle verblijfsoverstijgende kosten betaalt, weegt echter zwaarder dan belang kind dat ouders evenredig daaraan bijdragen. Nu moeder heeft laten weten € 100 p/m te kunnen missen voor uitgaves man tbv kind zonder nader overleg, vult hof ouderschapsplan aan met afspraak ouders dat moeder vanaf juni elke maand € 100,- van KGB aan man zal afdragen.


Datum publicatie23-06-2025
Zaaknummer200.348.801
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen;
Familieprocesrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Uitleg overeenkomst, leemte in de overeenkomst aangevuld op grond van de redelijkheid en de billijkheid.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.348.801

(zaaknummer rechtbank Gelderland 440198)

beschikking van 15 mei 2025

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats1] ,

verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. E.C.A.E. Verschuren,

en

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats1] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. B.A.T. Brouwer.

1De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 29 oktober 2024, uitgesproken onder zaaknummer 440198, verder ook te noemen: de beschikking.

2De procedure in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 december 2024;

  • het verweerschrift.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 25 april 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:

  • de man, bijgestaan door mr. R. van Kerkhof, als waarnemer van mr. Verschuren;

  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

3De feiten

3.1

De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd [in] 2006 in [plaats1] (Syrië). De man heeft de Nederlandse en Syrische nationaliteit en de vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.2

De man en de vrouw zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2015. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige] .

3.3

Het huwelijk van partijen is op 26 maart 2019 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 26 februari 2019 in de registers van de burgerlijke stand. In de echtscheidingsbeschikking is het door de ouders op 11 december 2018 ondertekende ouderschapsplan opgenomen.

3.4

In het ouderschapsplan is een co-ouderschapsregeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen op basis waarvan [de minderjarige] ongeveer de helft van de tijd bij de vrouw is en de andere helft van de tijd bij de man. Daarnaast hebben de ouders het volgende bepaald:

2.1

Het kind heeft haar hoofdverblijf bij moeder en is op haar adres ingeschreven in de Basisregistratie Personen bij de gemeente. Moeder is op grond daarvan gerechtigd de kinderbijslag te innen. Moeder zal de helft hiervan afstaan aan de vader.

[…]

Artikel 3 - financiën

De ouders dragen ieder de eigen kosten van inwoning van het kind wanneer zij bij hen is. Andere kosten zoals schoolbenodigdheden, sportbenodigdheden, kleding e.d. zullen door beide ouders gelijk worden gedragen.

Aangezien beide ouders afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering en zij een zorgregeling in de vorm van een co-ouderschapsregeling uitvoeren, zullen ouders over een weer geen kinderalimentatie aan elkaar betalen."

3.5

De vrouw ontving de kinderbijslag voor [de minderjarige] . Vanaf het vierde kwartaal van 2020 keert de Sociale Verzekeringsbank aan ieder van de ouders de helft van de kinderbijslag uit.

3.6

Omdat de vrouw de aanvrager is van de kinderbijslag, ontvangt zij ook het kindgebonden budget voor [de minderjarige] .

4Het geschil

4.1

Bij de beschikking zijn de verzoeken van de man primair dat beide ouders eraan meewerken dat de man de hoofdaanvrager van de kinderbijslag wordt (zodat hij ook het kindgebonden budget ontvangt) en subsidiair de vrouw te veroordelen om de helft van het door haar ontvangen kindgebonden budget te delen met de man, afgewezen.

4.2

De man is het niet eens met die beslissing en is daarvan met vier grieven in hoger beroep gekomen.

De man verzoekt het hof de beschikking te vernietigen en alsnog te bepalen dat de vrouw de helft van het kindgebonden budget dat zij ontvangt, afstaat aan de man. Als het hof dit verzoekt niet toewijst dan verzoekt de man dat het hof een regeling over het kindgebonden budget bepaalt die het hof juist vindt.

4.3

De vrouw voert verweer en vraagt het hof de verzoeken van de man af te wijzen dan wel de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken in hoger beroep.

5De overwegingen voor de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht

5.1

De man heeft de Syrische nationaliteit, zodat de zaak in internationaal karakter heeft. Het hof zal daarom eerst beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.

5.2

De verzoeken van de man betreffen de ouderlijke verantwoordelijkheid. Het gaat er namelijk om hoe en door welke ouder de toelage die de overheid toekent wordt besteed voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . Bevoegd is het gerecht op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak voor het eerst bij de rechter wordt ingediend 1. Op dat moment had [de minderjarige] haar gewone verblijfplaats in Nederland, zodat de Nederlandse rechter op basis van artikel 7 van Brussel II-ter in deze zaak rechtsmacht toe komt.

5.3

De rechtbank heeft het Nederlandse recht van toepassing geacht. Nu tegen dit oordeel niet is gegriefd, staat de toepasselijkheid van Nederlands recht vast.

Het kindgebonden budget

5.4

Wanneer er een geschil bestaat over de betekenis van een overeenkomst en de betekenis van een overeenkomst op een punt niet op voorhand eenduidig is, dient deze te worden uitgelegd. Deze uitleg geschiedt aan de hand van de zogenoemde Haviltex-maatstaf. Hierbij zijn niet alleen de bewoordingen van de overeenkomst van belang, maar komt het ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijze aan de bepalingen in de overeenkomst mochten toekennen en aan hetgeen zij op dat punt redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Te denken valt daarbij aan de bewoordingen en context van de bepalingen in de overeenkomst, waarbij die bepalingen niet als op zichzelf staand, maar in onderling verband moeten worden bezien.

5.5

Het hof is net als de rechtbank, en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat als de ouders het kindgebonden budget niet vergeten waren of van het kindgebonden budget op de hoogte waren geweest, zij gezien hun bedoeling om alles bij helfte te delen, ook het kindgebonden budget hadden gedeeld. Er is dan ook sprake van een leemte in de overeenkomst. Het hof zal deze op grond van de redelijkheid en de billijkheid aanvullen. Het hof houdt daarbij rekening met het volgende.

5.6

Als het kindgebonden budget bij helfte wordt gedeeld zullen de ouders regelmatig contact met elkaar moeten hebben over welke kosten voor [de minderjarige] moeten worden gemaakt en wie welke kosten draagt. Voor het hof is echter voldoende duidelijk dat ouders hiertoe niet in staat zijn zonder dat dit tot spanningen tussen hen leidt en [de minderjarige] daarmee belast wordt. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de visies van de ouders over hun onderlinge communicatie sterk van elkaar verschillen. De vrouw heeft gemotiveerd uiteengezet dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en dat [de minderjarige] daar last van heeft. De ouders verschillen ook van mening over welke uitgaven er voor [de minderjarige] gedaan moeten worden. Het hof vindt het belangrijk dat de zorgregeling kan voortduren zoals deze nu loopt en dat er geen verdere irritatie tussen de ouders ontstaat doordat de ouders gedwongen worden af te stemmen over de uitgaven voor [de minderjarige] . Op dit moment neemt de vrouw de verblijfsoverstijgende kosten op zich en niet gebleken is dat [de minderjarige] in die situatie tekortkomt. Het hof acht het gelet op het voorgaande dan ook niet in het belang van [de minderjarige] om daar verandering in aan te brengen. Naar het oordeel van het hof weegt het belang van [de minderjarige] bij de voortzetting van de huidige situatie zwaarder dan het door de man gestelde belang van [de minderjarige] dat haar ouders evenredig bijdragen aan haar kosten, omdat de huidige situatie duidelijk en stabiel is.

5.7

De man heeft laten weten dat hij een beperkt inkomen heeft en dat hij graag extra armslag wil hebben om leuke dingen met zijn dochter te kunnen doen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw in dat kader laten weten dat zij € 100,- per maand van het kindgebonden budget kan missen, waarmee de man voor [de minderjarige] kan doen wat hij wil en dat de vrouw de verblijfsoverstijgende kosten in dat geval op zich kan en zal blijven nemen. Dit hoeft dan ook niet tot extra overleg tussen de ouders te leiden.

5.8

Gelet op het voorgaande zal het hof de overeenkomst aanvullen met de afspraak tussen de ouders dat de moeder vanaf juni 2025 iedere maand € 100,- van het door haar voor [de minderjarige] te ontvangen kindgebonden budget aan de man zal afdragen. Het hof zal de beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

6De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 29 oktober 2024 en opnieuw beschikkende:

bepaalt dat de vrouw vanaf juni 2025 € 100,- per maand van het door haar voor [de minderjarige] te ontvangen kindgebonden budget aan de man dient af te staan;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, S. Kuijpers en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 15 mei 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

1

artikel 7 lid 1 van de Verordening (EU) 2019/1111 van 25 juni 2019 (Brussel II-ter)



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733