Essentie (redactie)
Voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. In verzoekschrift twee extra voorwaarden die niet zijn opgenomen in hulpverleningsplan (art. 6.1.4 lid 4 en lid 5 Jw) . Jongere gaat ook niet akkoord. Deze voorwaarden voldoen dus niet aan de wettelijke vereisten. Toewijzing verzoek met uitzondering van die twee voorwaarden.
Datum publicatie | 20-06-2025 |
Zaaknummer | C/03/340656 / JE RK 25-582 |
Procedure | Beschikking |
Zittingsplaats | Maastricht |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Jeugdbescherming / Jeugdwet; Gesloten jeugdzorg |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. In verzoekschrift twee extra voorwaarden die niet zijn opgenomen in hulpverleningsplan (art. 6.1.4 lid 4 en lid 5 Jw) . Die voorwaarden voldoen niet aan de wettelijke vereisten. Toewijzing verzoek met uitzondering van die twee voorwaarden.Volledige uitspraak
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/340656 / JE RK 25-582
Datum uitspraak: 23 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd in Roermond,
over de minderjarige:
[het kind] , geboren op [datum] 2009 in [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: [het kind] ,
advocaat mr. A.J. Crombag, kantoorhoudend in Beek.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[pleegmoeder] ,
hierna te noemen: de pleegmoeder,
wonend in [plaatsnaam] , gemeente Sittard-Geleen.
1Het verloop van de procedure
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
-
het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 7 april 2025;
-
de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, ontvangen op 16 april 2025.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
-
[het kind] , bijgestaan door zijn advocaat;
-
een vertegenwoordiger van de GI.
De pleegmoeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de pleegmoeder wel juist is opgeroepen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met toepassing van artikel 29a lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan, waarbij aan de verschenen belanghebbenden de beslissing en de belangrijkste gronden van de beslissing zijn medegedeeld. Deze beschikking vormt de volledige schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak van de kinderrechter.
2De feiten
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 oktober 2013 is [het kind] onder voogdij gesteld van de GI.
[het kind] verblijft bij de pleegmoeder, zijnde de grootmoeder vaderszijde.
3Het verzoek en het verweer
De GI verzoekt een voorwaardelijke machtiging te verlenen om [het kind] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden.
Ter onderbouwing van het verzoek stelt de GI dat [het kind] op dit moment zodanig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd dat het nodig is om met een voorwaardelijke machtiging duidelijke voorwaarden aan [het kind] te stellen. Het ontbreekt [het kind] aan stabiliteit in zijn leven en door zijn gedrag stagneert hij in zijn ontwikkeling. Als mogelijke oorzaak voor het gedrag van [het kind] , wijst de GI op het feit dat de pleegmoeder terminaal is. Dit vormt voor [het kind] een grote emotionele belasting en brengt bij hem stress met zich mee. Daarnaast zijn de ouders van [het kind] recentelijk uit detentie gekomen, heeft dit geresulteerd in wegloopgedrag bij [het kind] en is [het kind] een tijd spoorloos geweest. [het kind] werkt momenteel niet actief mee aan de hulpverlening en heeft moeite om gemaakte afspraken na te komen. [het kind] is op eigen houtje gestopt met medicatie voor zijn ADHD. Ter vervanging gebruikt hij excessief cannabis. [het kind] heeft geen daginvulling en neemt nog maar een dagdeel in de week deel aan het Odigos traject. Binnen Odigos en op het speciaal onderwijs, was [het kind] vanwege zijn gedrag niet meer houdbaar. Het ontbreekt hem ook aan sportieve activiteiten en een hobby. In samenspraak met [het kind] heeft de GI besloten in te gaan zetten op arbeid binnen een beschermde werkplek.
[het kind] geeft aan het eens te zijn met het verzoek en in te stemmen met de vijf voorwaarden uit het plan van aanpak van Via Jeugd die hij eerder voor akkoord heeft ondertekend. De twee voorwaarden die door de GI in het verzoekschrift zijn toegevoegd en die niet in het hulpverleningsplan van Via Jeugd staan en dus niet door [het kind] voor akkoord zijn ondertekend, moeten volgens [het kind] niet in de beschikking worden opgenomen. Sporten is iets wat vrijwillig moet zijn en omdat [het kind] jarenlang bij de pleegmoeder heeft gewoond, kan niet van hem verwacht worden dat hij actief meewerkt aan de uithuisplaatsing op het moment dat hij niet meer bij de pleegmoeder kan wonen. [het kind] staat niet te springen om de voorwaarden opgelegd te krijgen, maar begrijpt de achterliggende gedachte. [het kind] vindt het goed dat er gezocht gaat worden naar zinvolle dagbesteding. Hij wil stoppen met het gebruik van wiet en hij is voornemens om naar afspraken met de hulpverlening te gaan.
De pleegmoeder voert geen verweer.
4De beoordeling
De formele vereisten
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.4, eerste lid, van de Jeugdwet (Jw) kan de kinderrechter op verzoek een voorwaardelijke machtiging verlenen om een jeugdige, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 3 Jw in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan op grond van artikel 6.1.2 lid 3 Jw slechts worden verleend indien (a) de jeugdige onder toezicht is gesteld, (b) de voogdij over de jeugdige bij een gecertificeerde instelling berust of (c) degene die, anders dan bedoeld onder (b), de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
In dit geval is een situatie als hiervoor bedoeld onder (b) aan de orde, nu [het kind] onder voogdij van de GI staat.
Gelet op artikel 6.1.2 lid 6 Jw moet bij het verzoek ook zijn overgelegd een instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. Hieraan is voldaan, gelet op de overgelegde verklaring van [gedragswetenchapper] van 16 april 2025. In deze verklaring geeft de gedragswetenschapper aan in te stemmen met het verzoek om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden met de door de GI voorgestelde voorwaarden.
Verder bepaalt artikel 6.1.4 lid 4 Jw dat de kinderrechter een voorwaardelijke machtiging slechts verleent indien een hulpverleningsplan wordt overgelegd dat voldoet aan de daaraan op grond van artikel 6.1.4 lid 5 Jw te stellen eisen.
De kinderrechter beschouwt het ingediende ‘Plan van aanpak t.b.v. voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdzorg’ van 1 april 2025, waarin voorwaarden staan genoemd, als het in artikel 6.1.4 lid 4 bedoelde hulpverleningsplan. Uit het hulpverleningsplan blijkt afdoende dat de jeugdhulpaanbieder Via Jeugd bereid is [het kind] op te nemen in een gesloten accommodatie indien hij de voorwaarden niet naleeft of als de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat hij zich aan de jeugdhulp die hij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Uit het hulpverleningsplan volgt verder dat [vertegenwoordiger 1] van Via Jeugd in overleg met de regiebehandelaar van Via Jeugd, [vertegenwoordiger 2] , of diens vervanger, bevoegd is tot het nemen van het besluit dat [het kind] wordt opgenomen in de gesloten accommodatie.
Ten slotte volgt uit artikel 6.1.4 lid 8 Jw dat de kinderrechter slechts toepassing geeft aan het eerste lid als de jeugdige zich bereid heeft verklaard tot naleving van de voorwaarden of redelijkerwijs is aan te nemen dat de voorwaarden zullen worden nageleefd.
De kinderrechter stelt vast dat [het kind] het hulpverleningsplan en de vijf daarin opgenomen voorwaarden voor akkoord heeft ondertekend. [het kind] heeft tijdens de mondelinge behandeling ook nadrukkelijk verklaard dat hij instemt met deze vijf voorwaarden en bereid is deze na te leven.
De voorwaarden waaraan [het kind] zich moet houden zijn:
1. Er vindt geen enkele vorm van huiselijk geweld plaats in de thuissituatie van pleegmoeder en [het kind] . Zowel verbaal als fysiek geweld. Er worden dus ook geen spullen vernield;
2. [het kind] werkt actief mee aan alle vormen van hulpverlening en alle afspraken die hierin gemaakt worden;
3. [het kind] werkt actief mee aan een zinvolle dag-invulling of is (samen met betrokkenen) actief op zoek naar een zinvolle dag-invulling(bv in de vorm van een bijbaantje);
4. [het kind] gebruikt geen harddrugs en/of alcohol en er wordt verwacht dat [het kind] actief meewerkt aan het verminderen van zijn blowgedrag;
5. [het kind] pleegt geen strafbare feiten en komt niet in aanraking met de politie.
Gebleken is dat er in het verzoekschrift nog twee extra voorwaarden staan opgenomen, anders dan de vijf voorwaarden die [het kind] in het hulpverleningsplan voor akkoord heeft ondertekend. Gelet op hetgeen onder de punten 4.4 t/m 4.6 is overwogen, voldoen deze twee extra voorwaarden niet aan de wettelijke vereisten, omdat deze niet in het hulpverleningsplan zijn opgenomen en niet door [het kind] voor akkoord zijn ondertekend. De kinderrechter zal deze twee extra voorwaarden dan ook buiten beschouwing laten.
De kinderrechter concludeert dat aan alle formele vereisten voor een voorwaardelijke machtiging gesloten plaatsing is voldaan. Gelet hierop staat de weg open voor een verdere inhoudelijke beoordeling.
De inhoudelijke beoordeling
Een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp kan alleen worden verleend als onmiddellijke verlening van jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van de jeugdige die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Ook moet een uithuisplaatsing noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de accommodatie kan worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden. Ten slotte moeten er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
Op grond van de ingediende stukken en de verklaringen tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [het kind] naar volwassenheid belemmeren. Gebleken is dat er sprake is van instabiliteit in de opvoedingssituatie van [het kind] , gelet op het feit dat de pleegmoeder terminaal ziek is en de ouders recentelijk uit detentie zijn gekomen. [het kind] ervaart hierdoor stress, heeft in het recente verleden agressief gedrag vertoond en heeft wegloopgedrag laten zien, waarbij hij lange tijd onvindbaar is gebleken. Ook heeft [het kind] op dit moment geen zinvolle daginvulling, is hij eigenstandig gestopt met zijn ADHD-medicatie en gebruikt hij buitensporig veel cannabis om rustig te worden. Door zijn houding is hij uitgevallen op school en in het groepstraject van Odigos. Naar het oordeel van de kinderrechter stagneert [het kind] door zijn houding en de instabiliteit in zijn opvoedingssituatie volledig in zijn ontwikkeling. [het kind] heeft dringend behoefte aan jeugdhulpverlening.
Een voorwaardelijke uithuisplaatsing is noodzakelijk en geschikt om te voorkomen dat [het kind] zich aan de noodzakelijke jeugdhulp onttrekt. Met de reeds ingezette hulpverlening is het niet gelukt om de nodige stabiliteit in de opvoedingsomgeving van [het kind] te bereiken en hem te begeleiden naar een zinvolle daginvulling. [het kind] werkt niet actief mee aan hulpverlening en komt gemaakte afspraken niet na. Hoewel tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [het kind] de bereidheid heeft om mee te werken aan de benodigde hulpverlening en het momenteel rustig is bij de pleegmoeder thuis, is dit naar het oordeel van de kinderrechter slechts een pril begin van de nog af te leggen weg.
Een voorwaardelijke machtiging is noodzakelijk als stok achter de deur, zodat [het kind] zich aan de voorwaarden blijft houden. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om de opgroei- en opvoedingsproblemen van [het kind] te behandelen. De maatregel is proportioneel en passend.
Omdat aan ook de inhoudelijke voorwaarden voor de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp is voldaan, zal de kinderrechter het verzoek van de GI toewijzen. Dat betekent dat de voorwaardelijke machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp wordt verleend voor de duur van zes maanden.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
Onder verwijzing naar artikel 6.1.12 lid 1 Jw wijst de kinderrechter ten slotte erop dat een voorwaardelijke machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp, van rechtswege bij voorraad uitvoerbaar is.
5De beslissing
De kinderrechter:
verleent een voorwaardelijke machtiging om [het kind] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 23 april 2025, voor de duur van zes maanden, dus tot 23 oktober 2025, onder de voorwaarden die hiervoor onder punt 4.8. aan [het kind] zijn gesteld.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.N. Geerman, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025, in aanwezigheid van mr. S. Maillé als griffier en op schrift gesteld op 2 mei 2025. |
||
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
-
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
-
door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733