Gerechtshof Amsterdam 22-04-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1083

Essentie (redactie)

Vader behoudt toestemming voor paasreis naar Israël. Wijze waarop ouders tegen en over elkaar spreken zorgelijk en belastend. Ook feit dat zij kinderen betrekken bij hun juridische geschillen door geluidsopnames en transcripties van gesprekken met hen over te leggen en zelfs kind mee te nemen naar zitting en aan te bieden dit kind (al dan niet als getuige) nog te laten horen, acht hof zorgelijk. Het lijkt er op dat kinderen over reis naar Israël tegen ouders zeggen wat zij denken dat desbetreffende ouder wil horen.


Datum publicatie19-06-2025
Zaaknummer200.353.174/01 SKG
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenKinderen; Zorgregeling / omgang / informatie
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

volgt

Volledige uitspraak


arrest

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer : 200.353.174/01 SKG

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/76561 1 / KG ZA 25-153 NB/MAH

arrest van de meervoudige familie kamer van 9 april 2025

in de zaak van

[de vrouw] ,

wonend te [plaats A] ,

appellante,

advocaat: mr. M. Ferwerda te Amsterdam,

tegen:

[de man] ,

wonend te [plaats B] ,

geïntimeerde,

advocaat: mr. J. du Bois te Amsterdam.

1Het geding in hoger beroep

1.1.

Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.2.

De vrouw is bij dagvaarding van 7 april 2025 in hoger beroep gekomen van een deel van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, (hierna: de voorzieningenrechter) van 3 april 2025 in kort geding gewezen tussen de man als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en de vrouw als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie.

1.3

De voorzieningenrechter heeft op 3 april 2025 vonnis gewezen door middel van een zogeheten kop-staartvonnis. De uitwerking/motivering is op 8 april 2025 door de voorzieningenrechter afgegeven.

1.4.

De appeldagvaarding bevat de grieven.

1.5.

Partijen hebben verder de volgende stukken ingediend:

- aan de zijde van de vrouw: producties 4 t/m 15, bij bericht van 8 april 2025;

- aan de zijde van de man: spreekaantekeningen mondelinge behandeling in kort geding van 26 maart 2025, bij bericht van 8 april 2025.

1.6.

De vrouw heeft in appel één grief voorgedragen en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de conventionele vordering van de man af te wijzen.

1.7.

De mondelinge behandeling in hoger beroep heeft op 9 april 2025 plaatsgevonden. Verschenen zijn partijen met hun advocaten.

1.8.

Ter zitting heeft de man geantwoord, producties overgelegd en geconcludeerd – zo begrijpt het hof - dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen.

Partijen hebben hun standpunt in hoger beroep verder toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. De vrouw heeft daarbij nog een tweede grief geformuleerd. De man heeft daarbij nog producties overgelegd en een kort geluidsfragment afgespeeld.

1.9.

In verband met de spoedeisendheid is op 9 april 2025 de beslissing gegeven in de vorm van een kop-staart arrest. Daarbij is medegedeeld dat de uitwerking van het arrest op korte termijn zal volgen. Dit is de uitwerking.

2Het geschil

2.1.

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis van 3 april 2025, voor zover thans van belang, aan de man - op diens vordering - vervangende toestemming (in de plaats komend van toestemming van de vrouw) verleend voor de vakantie van 10 april 2025 tot en met 21 april 2025 waarbij de man zal reizen naar de gemeente [gemeente] , Israël, met de kinderen:

- [minderjarige 1] , geboren [in] 2014 te [plaats A] ;

- [minderjarige 2] , geboren [in] 2016 te [plaats A] ;

- [minderjarige 3] , geboren [in] 2019 te [plaats A] .

2.2.

De vrouw is het daarmee niet eens en is van mening dat die vervangende toestemming niet moet worden verleend.

3Beoordeling

Feiten

3.1.

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2.1 t/m 2.6 de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat komen de feiten neer op het volgende.

3.1a. Partijen hebben een relatie gehad tot medio 2020. Zij zijn de ouders van:

- [minderjarige 1] , geboren [in] 2014 te [plaats A] ;

- [minderjarige 2] , geboren [in] 2016 te [plaats A] ;

- [minderjarige 3] , geboren [in] 2019 te [plaats A] .

Zij oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.

3.1b. De ouders en de kinderen zijn van Joodse afkomst en hebben familie in Israël. De kinderen gaan in [plaats B] naar een school voor Joods onderwijs.

3.1.c. De ouders hebben op 11 juni 2021 een ouderschapsplan ondertekend. Daarin staat over reizen in artikel 2:

De ouders realiseren zich dat het gezamenlijk gezag inhoudt dat voor alle reizen naar het buitenland over en weer toestemming van de beide ouders noodzakelijk is. De ouders zullen die toestemming verlenen tenzij er dringende bezwaren bestaan.

(...) Ook tijdens de reis zal sprake zijn van regulier contact tussen de thuisblijvende ouder en de kinderen. Gelet op de omstandigheid dat de ouders beide zijn belast met het gezag over de drie kinderen zullen voor aanvang van iedere reis naar het buitenland toestemmingsformulieren worden ingevuld.

3.1d. De man wil met de kinderen de Pesachvakantie in april 2025 in Israël vieren en heeft daarvoor in juni 2024 vliegtickets geboekt. Hij heeft de vrouw toestemming verzocht en haar het toestemmingsformulier gestuurd ter ondertekening. De vrouw weigert toestemming.

Standpunt vrouw

3.2.

De vrouw komt in hoger beroep op tegen de beslissing van de voorzieningenrechter waarbij de man vervangende toestemming is verleend om met de kinderen van 10 april 2025 tot en met 21 april 2025 naar [gemeente] Israël te reizen. In haar eerste grief voert zij aan dat voor Israël een negatief reisadvies (code oranje/rood) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken geldt en dat zij zich ernstige zorgen maakt over de veiligheid van de kinderen. De vrouw stelt dat uit vaste jurisprudentie volgt dat slechts vervangende toestemming wordt verleend indien er code oranje geldt als er sprake is van een dringende noodzaak om met de kinderen naar dat land af te reizen. Het vieren van feestdagen (Pesach) kan niet als een dringende noodzaak worden aangemerkt. Reeds hierom begrijpt de vrouw het oordeel van de voorzieningenrechter niet.

Bovendien is de vrouw op 3 april jl. door een derde benaderd met informatie dat de woning van de man in [plaats B] is ontruimd. De vrouw en de kinderen zijn door de man niet op de hoogte gesteld van een eventuele verhuizing. De vrouw maakt zich ernstig zorgen dat de man niet terug zal keren met de kinderen uit Israël. Dit geldt temeer omdat de politie bij de vrouw is langs geweest met vragen over de man. De politie zou onderzoek doen naar oplichtingspraktijken van de man. Daar komt bij dat de vrouw zich pas na afloop van de zitting in eerste aanleg heeft gerealiseerd dat de informatie die door de man is verstrekt over de verblijfplaats in Israël niet juist is. Zo heeft de man in de dagvaarding en op de toestemmingsformulieren vermeld dat hij een air bnb zou hebben geboekt in [gemeente] , terwijl blijkt dat het een accommodatie in [plaats C] betreft, gelegen op de Westbank. Dit zou volgens de vrouw zeer onveilig zijn. Ook vorig jaar heeft de man de vrouw in het ongewisse gelaten over de verblijfplaats van de kinderen in Israël.

Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw een aanvullende grief naar voren gebracht. Deze grief betreft de veiligheid in [gemeente] . Anders dan de man is de vrouw van mening dat ook de situatie in [gemeente] niet veilig is. Daarnaast komt de informatie van de man in de dagvaarding niet overeen met de bij de dagvaarding van de man gevoegde informatie over de accommodatie. Volgens de vrouw blijkt dat de accommodatie zich niet in [gemeente] bevindt maar in [plaats C] aan de [plaats D] waar code rood geldt. Samengevat stelt de vrouw dat zij het gelet op de actuele veiligheidssituatie op dit moment onverantwoord vindt om met de kinderen op vakantie te gaan naar Israël. Gelet op de onduidelijke dan wel onjuiste informatie van de man over de verblijfplaats van de kinderen in Israël en de omstandigheid dat de man geen woning meer heeft in Nederland komt daarbij de zorg over een mogelijke onttrekking aan het gezag van de vrouw bij. Daarnaast hebben de kinderen volgens de vrouw bij haar aangegeven dat zij niet naar Israël willen gaan, aldus de vrouw.

Standpunt man

3.3.

De man heeft verweer gevoerd. Hij wil graag met de kinderen naar Israël reizen om daar met de kinderen en zijn familie Pesach te vieren. De kinderen verheugen zich volgens hem op de reis en om hun familie te zien. De man is kort gezegd van mening dat de plaats waar hij met de kinderen naartoe gaat in Israël een veilige plaats is. Hij betwist nadrukkelijk dat de plaats op de Westbank zou liggen. De accommodatie ligt in de gemeente [gemeente] , dicht bij de luchthaven en op afstand van conflictgebieden. De Westbank is ook helemaal niet toegankelijk. Ter zitting in hoger beroep heeft de man desgevraagd op de kaart aangewezen waar de accommodatie ligt. De vrouw heeft kunnen zien waar de accommodatie ligt.

De man wijst er verder op dat de kinderen de afgelopen jaren meerdere malen met hem in Israël zijn geweest, ook vorig jaar juni met toestemming van de vrouw, terwijl toen code rood gold. De man is van mening dat de vrouw deze keer geen toestemming heeft gegeven omdat zij de man en de kinderen de reis misgunt. Viering van Pesach in Israël is niet een gewone vakantie, maar kan gelet op de geloofsovertuiging van het gezin, als noodzakelijk worden gezien. Klasgenootjes en vriendjes van de kinderen vieren Pesach ook in Israël en de man heeft afspraken gemaakt met andere ouders van school om hen te ontmoeten in Israël en heeft hen uitgenodigd in de gehuurde vakantiewoning in [gemeente] .

De man betwist daarnaast ten zeerste dat hij voornemens zou zijn met de kinderen in Israël te blijven. Hij is de afgelopen jaren meerdere malen met en zonder de kinderen op reis geweest en altijd teruggekomen. Er is geen enkele aanleiding om te denken dat hij niet zou terugkeren met de kinderen. Zijn leven is in Nederland. Hij erkent dat hij zijn woning in [plaats B] op enig moment in de nabije toekomst moet verlaten omdat de verhuurders deze woning zelf nodig hebben, maar hij heeft goed overleg met hen over de datum waarop de woning hij zal moeten verlaten. Hij zal op zoek gaan naar een nieuwe woning in de buurt van de school van de kinderen.

Beoordeling

3.4.

De onderhavige procedure betreft een geschil tussen de ouders omtrent de uitoefening van het gezamenlijk gezag. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dient het hof een zodanige beslissing te nemen als in het belang van de kinderen wenselijk is. Het hof dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle (verschillende) belangen tegen elkaar af te wegen.

3.5.

Het hof overweegt als volgt. De kinderen van partijen krijgen een traditionele Joodse opvoeding en het vieren van Joodse feestdagen vormt een belangrijk onderdeel daarvan. De kinderen en de ouders hebben een sterke band met Israël, waar ook familie woont. De kinderen zijn de afgelopen jaren meerdere keren naar Israël gereisd, ook vorig jaar toen als reisadvies nog code rood gold. Voor deze reis heeft de vrouw destijds toestemming verleend. De komende reis van de man en de kinderen naar Israël om Pesach te vieren (met familie) is vorig jaar al gepland. De vliegtickets zijn in juni 2024 gekocht. Door het Ministerie van Buitenlandse Zaken is voor Israël op dit moment een reisadvies met code oranje afgegeven. Het reisadvies betekent dat het ministerie adviseert om alleen naar dat land te reizen als dat echt noodzakelijk is. Het reisadvies is niet bindend.

Niet geheel duidelijk is wanneer het geschil tussen de ouders over deze reis is ontstaan, maar kennelijk zijn de zorgen van de vrouw over de veiligheid van reizen naar Israël sinds vorig jaar toegenomen en heeft dit geleid tot de onderhavige procedure zeer kort voor de geplande reis. Het hof stelt voorop dat de zorgen van de vrouw invoelbaar zijn. De stelling van de man dat de vrouw alleen toestemming zou weigeren omdat zij de man en de kinderen deze reis zou misgunnen volgt het hof dan ook niet. Het hof overweegt verder dat de zorgen van de vrouw grotendeels veroorzaakt lijken te worden door de moeizame communicatie tussen de ouders en de onduidelijkheid die daar het gevolg van is, in het bijzonder de onduidelijkheid over de precieze verblijfplaats van de man en de kinderen in Israël, de mogelijkheden van de vrouw om tijdens de reis contact te hebben met de kinderen en de actuele woonsituatie van de man in [plaats B] . Naar het oordeel van het hof heeft de man ter zitting in hoger beroep voldoende toegelicht waar de accommodatie in Israël is gelegen ( [adres] ) en dat dit niet de Westbank betreft - waar code rood geldt - maar een gebied waar de veiligheidsrisico’s beperkt zijn. Het hof gaat er verder van uit dat de man zijn toezegging dat de vrouw en de kinderen tijdens de vakantie (dagelijks) contact kunnen hebben gestand zal doen.

De vrouw heeft daarnaast nog de zorg dat de man met de kinderen in Israël zal blijven en hen aan het gezag zal onttrekken. De man heeft benadrukt dat die zorg zonder grond is: zijn leven is in Nederland, hij is in Nederland geboren, heeft uitsluitend de Nederlandse nationaliteit, is in Nederland verzekerd voor medische zorg, heeft een in Nederland ingeschreven onderneming en werkt ook vanuit zijn kantoor in [plaats B] . Daarbij komt dat de man al vele malen met de kinderen op reis is geweest en dat hij altijd met hen is teruggekeerd naar Nederland.

Het hof ziet geen aanwijzingen om te veronderstellen dat de man voornemens is met de kinderen in Israël te blijven. Dat de man op korte termijn een nieuwe huurwoning in [plaats B] zal moeten zoeken vormt, in aanmerking genomen de door de man gegeven (onderbouwde) toelichting daarop, een dergelijke concrete aanwijzing niet. Het hof merkt in dit verband wel op dat de man de zorgen bij de vrouw waarschijnlijk grotendeels had kunnen voorkomen als hij de (precieze) informatie over de verblijfplaats in Israël en de situatie met betrekking tot zijn woning in [plaats B] eerder met de vrouw had gedeeld.

Het hof komt alles tegen elkaar afwegende tot het oordeel dat de argumenten van de vrouw in dit geval onvoldoende opwegen tegen het belang van de man en de kinderen om een reeds lang geplande reis naar Israël te maken om daar de Joodse feestdagen met familie te vieren. Dat betekent dat het hof, in navolging van de voorzieningenrechter, de man vervangende toestemming zal verlenen voor de reis in april 2025 met de kinderen naar [gemeente] in Israël.

3.6.

Het hof voegt hier nog het volgende aan toe. Partijen hebben al meerdere malen het dringende advies gekregen zich te wenden tot een hulpverleningsinstantie teneinde hun communicatie en samenwerking te verbeteren. Tot op heden is dit niet gebeurd. Ook ter zitting in hoger beroep heeft het hof geconstateerd dat sprake is van een slechte communicatie en wantrouwen over en weer. De wijze waarop partijen tegen en over elkaar spreken is zorgelijk en ongetwijfeld belastend voor de kinderen. Ook het feit dat partijen de kinderen betrekken bij hun juridische geschillen door geluidsopnames en transcripties van gesprekken met de kinderen over te leggen en zelfs een kind mee te nemen naar het hof op de dag van de zitting en aan te bieden dit kind (al dan niet als getuige) nog te laten horen, acht het hof zorgelijk. De kinderen bevinden zich in een moeilijke positie tussen hun ouders en het lijkt er op dat zij, ten aanzien van de reis naar Israël, tegen de ouders zeggen wat zij denken dat de betreffende ouder wil horen. Het hof geeft partijen (opnieuw) met klem het advies om, bij voorkeur met professionele begeleiding, in het belang van de kinderen hun communicatie te verbeteren en de kinderen zo min mogelijk te belasten met hun onderlinge fricties.

3.7.

De slotsom van het voorgaande is dat de grieven niet tot een ander oordeel leiden. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Het hof ziet, gelet op de aard van de zaak, aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4Beslissing

Het hof:

4.1.

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

4.2.

compenseert de kosten van het hoger beroep tussen partijen, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. van de Beek, J.M. van Baardewijk en A.R. van Wieren in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.E. Kraan, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.

Het bovenstaande bevat de schriftelijke uitwerking van het reeds op 9 april 2025 uitgesproken arrest en is op 22 april 2025 aldus vastgesteld en door de voorzitter ondertekend.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733