Datum publicatie | 17-06-2025 |
Zaaknummer | C/05/440696 / HZ ZA 24-298 |
Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
Zittingsplaats | Zutphen |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Verbintenissenrecht |
Trefwoorden | Erfrecht; Verklaring van erfrecht |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Vaststellen vordering uit hoofde van ouderlijke boedelverdeling. Opeisbaarheid wegens schending vrijwaringsplicht? Valt de bankrekening in de nalatenschap van erflater als een derde als enige de beschikking heeft over betaalpas? Foutieve verklaring voor recht intrekken op grond van analoge toepassing van artikel 3:75 BW.Volledige uitspraak
Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/440696 / HZ ZA 24-298
Vonnis van 4 juni 2025
in de zaak van
[eiseres in conv] ,
te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres in conv] ,
advocaat: mr. M.G. Hees,
tegen
[gedaagde in conv] ,
te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conv] ,
advocaat: mr. G.H.J. Spee.
1De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 januari 2025,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 maart 2025,
- de akte van [gedaagde in conv] ,
- de antwoordakte, tevens akte wijziging eis van [eiseres in conv] .
Ten slotte is vonnis bepaald.
2De feiten
Op [datum 2022] is te [plaats] overleden de heer [erflater] (hierna: erflater). Erflater was ten tijde van het overlijden in tweede echt gehuwd met [gedaagde in conv] in een algemene gemeenschap van goederen. [eiseres in conv] is de dochter van erflater uit een eerder huwelijk. Erflater heeft geen andere kinderen achtergelaten.
Bij testament van 14 september 2000 heeft erflater over zijn nalatenschap beschikt, waarbij hij [gedaagde in conv] en [eiseres in conv] heeft benoemd tot erfgenamen voor gelijke delen. Voorts heeft hij hierin de ouderlijke boedelverdeling van toepassing verklaard, op grond waarvan – voor zover relevant – alle goederen zijn toebedeeld aan [gedaagde in conv] en [eiseres in conv] vanwege deze overbedeling een vordering op [gedaagde in conv] heeft verkregen gelijk aan de waarde van haar erfdeel.
Over de opeisbaarheid van de vordering van [eiseres in conv] op [gedaagde in conv] is in het testament – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
“De sub B.2. bedoelde vorderingen met de daarover verschuldigde rente ten laste van mijn echtgenote zullen eerst opeisbaar zijn bij haar overlijden.
De vorderingen zullen echter onmiddellijk en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zijn in geval van:
a. haar faillissement
b. verlening aan haar van surseance van betaling;
c. het niet nakomen door haar van de sub B.1.c. omschreven vrijwaringsplicht.”
“B. Verdeling
1. (…) Ik deel toe aan mijn echtgenote: alle goederen die tot mijn nalatenschap zullen blijken te behoren, zulks onder de verplichting voor haar om:
(…)
c. mijn overige erfgenamen voor alle aanspraken van derden deswege te vrijwaren.”
Op 24 maart 2023 is een verklaring van erfrecht opgesteld waarin – voor zover relevant – staat vermeld dat [gedaagde in conv] als enige bevoegd is om over alle goederen van de nalatenschap te beschikken. Deze verklaring van erfrecht is door de notaris gerectificeerd bij verklaring van erfrecht d.d. 20 mei 2024, waarin – voor zover relevant – staat vermeld dat partijen gezamenlijk bevoegd zijn om over de goederen van de nalatenschap te beschikken.
[gedaagde in conv] heeft niet de aangifte erfbelasting van [eiseres in conv] gedaan binnen de daarvoor geldende termijn van acht maanden.
3Het geschil
[eiseres in conv] vordert – na vermindering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde in conv] te veroordelen de door haar verkregen en in bezit zijnde afschriften van de gerectificeerde verklaring van erfrecht d.d. 24 maart 2023 binnen 5 dagen, althans een in goede justitie te bepalen termijn, na een te wijzen tussenvonnis, althans eindvonnis, (a) in te leveren bij [notaris] , (b) voor zover de verklaring naar derden is verzonden: in te trekken en terug te vragen, en [gedaagde in conv] te verbieden deze verklaring van erfrecht te gebruiken of zich daarop te beroepen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, per dag of dagdeel dat gedaagde daartoe in gebreke blijft;
II. vaststelling van het erfdeel van [eiseres in conv] uit hoofde van de nalatenschap van erflater c.q. de vordering van [eiseres in conv] uit dien hoofde op gedaagde;
III. voor zover de Belastingdienst over/op de nog op te leggen aanslag erfbelasting van [eiseres in conv] aanspraak maakt op boeterente, voor recht te verklaren c.q. te bepalen dat die boeterente door [gedaagde in conv] dient te worden betaald en voor rekening komt en blijft van [gedaagde in conv] , en voor zover [eiseres in conv] de eventueel op te leggen boeterente aan de Belastingdienst voldoet, [gedaagde in conv] te veroordelen tot betaling aan [eiseres in conv] van het door [eiseres in conv] ter zake betaalde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van betaling door [eiseres in conv] aan de Belastingdienst
IV. [gedaagde in conv] te veroordelen tot betaling aan [eiseres in conv] het in rechte vast te stellen bedrag aan erfdeel van [eiseres in conv] in de nalatenschap van erflater, te verminderen met de nog op te leggen aanslag erfbelasting, te vermeerderen met 6% enkelvoudige rente vanaf [datum 2022] tot aan de datum van algehele voldoening, én te vermeerderen met de verzuimrente ex artikel 6:119 BW vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding, althans een in goede justitie te bepalen ingangsmoment, tot aan de dag der algehele voldoening;
V. [gedaagde in conv] te veroordelen in de proceskosten inclusief de nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag, althans een in goede justitie te bepalen ingangsmoment, na betekening van het in deze te wijzen vonnis, tot aan de dag der algehele voldoening.
[gedaagde in conv] voert verweer. [gedaagde in conv] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres in conv] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres in conv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres in conv] in de kosten van deze procedure.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.
4Het geschil in reconventie
[gedaagde in conv] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. De boedelbeschrijving vast te stellen als beschreven in productie 7 en het niet-opeisbare aandeel van dochter in de nalatenschap vast te stellen op een bedrag van € 59.674,15;
II. Voor recht te verklaren dat de vereffening als beëindigd kan worden beschouwd onder de voorwaarde dat [gedaagde in conv] de nog te verwachten erfbelasting zal voldoen.
[eiseres in conv] voert verweer. [eiseres in conv] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde in conv] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde in conv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde in conv] in de kosten van deze procedure.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.
5De beoordeling
De kern van het geschil betreft de omvang en de opeisbaarheid van de vordering van [eiseres in conv] op [gedaagde in conv] uit hoofde van de nalatenschap van erflater. Op grond van het testament en de daarin van toepassing verklaarde ouderlijke boedelverdeling, verkrijgt [eiseres in conv] een vordering op [gedaagde in conv] gelijk aan de waarde van haar erfdeel in de nalatenschap van erflater (zie r.o. 2.2.). Zowel [eiseres in conv] (in conventie) als [gedaagde in conv] (in reconventie), in verband met de vaststelling van de boedelbeschrijving, vorderen de vaststelling van het erfdeel van [eiseres in conv] , zodat de rechtbank aanleiding ziet om de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk te bespreken.
Omvang en waarde ontbonden huwelijksgemeenschap
De rechtbank stelt voorop dat alvorens de waarde van de nalatenschap, en in het verlengde daarvan het erfdeel van [eiseres in conv] , kan worden bepaald, eerst de omvang van de (per [datum 2022] ) ontbonden huwelijksgemeenschap van erflater en [gedaagde in conv] dient te worden bepaald. De waarde van de nalatenschap omvat namelijk de helft van de waarde van de ontbonden huwelijksgemeenschap. De rechtbank zal hierna aan de hand van het gevoerde partijdebat de samenstelling en waarde van de ontbonden huwelijksgemeenschap vaststellen.
a) De woning
Onderdeel van de ontbonden huwelijksgemeenschap is de woning aan de [adres woning] (hierna: de woning). Partijen hebben na de mondelinge behandeling (gezamenlijk) [bedrijf 1] de opdracht gegeven de woning te taxeren met als peildatum [datum 2022] . Blijkens het overgelegde taxatierapport is de woning getaxeerd op een waarde van € 330.000,00. Noch [eiseres in conv] noch [gedaagde in conv] heeft bezwaren aangevoerd tegen de getaxeerde waarde, zodat de rechtbank van deze waarde uit zal gaan.
b) Bankrekeningen
Tussen partijen is niet in geschil dat de saldi van de bankrekeningen op naam van erflater met de bankrekeningnummers eindigend op 3912 en 9825 op zijn overlijdensdatum € 5.381,73, respectievelijk € 15.750,72 bedroegen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat tussen partijen evenmin (meer) in geschil is dat het saldo van de bankrekening met het rekeningnummer eindigend op 5370, dat ten name staat van [gedaagde in conv] en haar zoon, niet tot de huwelijksgemeenschap en – in het verlengde daarvan – de nalatenschap van erflater behoort.
Partijen verschillen wel van mening over de vraag of de Hongaarse rekening ten name van erflater in de huwelijksgemeenschap valt, alsook over de vraag wat (de waarde van) het saldo was op de overlijdensdatum van erflater. [gedaagde in conv] stelt dat erflater deze rekening heeft geopend voor het Hongaarse weeskind [naam 1] . De daarop door erflater gestorte bedragen waren ten behoeve van [naam 1] en [naam 1] beschikte als enige over de bankpas. Zodoende valt het saldo van de bankrekening niet in de huwelijksgemeenschap en de nalatenschap, aldus [gedaagde in conv] . Zij wordt hierin niet gevolgd. Immers, het staat vast dat de bankrekening uitsluitend werd gevoed door erflater. Bovendien stond de rekening uitsluitend op naam van erflater, uit hoofde waarvan hij een vorderingsrecht had op de bank gelijk aan het saldo van de rekening. Daarmee valt het saldo van de rekening in de huwelijksgemeenschap en dus (voor de helft) in de nalatenschap van erflater.
Ten aanzien van de waarde van het saldo overweegt de rechtbank als volgt. Niet in geschil is dat het saldo van de rekening rond de overlijdensdatum van erflater 575.429,00 Hongaarse Florint bedroeg. Volgens [gedaagde in conv] vertegenwoordigt dit een waarde van € 1.462,00. Zij heeft echter nagelaten deze berekening te onderbouwen en zij heeft evenmin aangegeven welke datum zij als uitgangspunt heeft genomen voor het bepalen van de wisselkoers. [eiseres in conv] heeft daarentegen een schermafbeelding in het geding gebracht waaruit de wisselkoers op [datum 2022] blijkt en waaruit volgt dat het saldo per die datum omgerekend € 1.543,74 bedroeg. De rechtbank zal daarom uitgaan van een bedrag van € 1.543,74.
c) Inboedel en teruggave aanslagen IB
De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat de waarde van de inboedel nihil is en de teruggaven van de aanslagen IB over de jaren 2020, 2021 en 2022 ten hoogte van respectievelijk € 250,00, € 16,00 en € 905,00 betrokken dienen te worden bij het bepalen van de waarde van de huwelijksgemeenschap, zodat van deze bedragen uitgegaan zal worden.
d) Hypotheekschuld
Niet in geschil is dat de hypotheekschuld voor de woning ten tijde van het overlijden van erflater € 95.600,00 bedroeg, zodat dit bedrag betrokken zal worden bij het bepalen van de waarde van de ontbonden huwelijksgemeenschap.
De waarde van de nalatenschap en de vordering van [eiseres in conv] op [gedaagde in conv]
Met inachtneming van hetgeen tot nu toe is overwogen, stelt de rechtbank vast dat de ontbonden huwelijksgemeenschap bestaat uit het navolgende:
Bezittingen |
|
- Woning |
€ 330.000,00 |
- Inboedel |
Nihil |
- Saldo bankrekening 3912 - Saldo bankrekening 9825 - Saldo Hongaarse bankrekening |
€ 5.381,73 € 15.750,72 € 1.543,74 |
- Teruggave IB 2020-2022 |
€ 1.171,00 |
Totaal |
€ 353.847,19 |
Schulden |
|
- Hypotheekschuld |
€ 95.600,00 |
Totaal |
€ 95.600,00 |
Saldo per [datum 2022] |
€ 258.247,19 |
De nalatenschap van erflater bestaat uit de helft hiervan, dus € 129.123,60. Voor de vaststelling van het erfdeel van [eiseres in conv] dienen de schulden die ten laste komen van de nalatenschap van het voornoemde bedrag afgetrokken te worden.
a) Uitvaartkosten
[gedaagde in conv] voert aan dat de uitvaartkosten na aftrek van de vergoeding van de uitvaartverzekering € 4.758,80 bedragen. [eiseres in conv] voert daarentegen aan dat de uitvaartkosten – wederom na aftrek van de vergoeding van de uitvaartverzekering – € 7.790,75 bedragen. [eiseres in conv] heeft haar bedrag onderbouwd met een drietal facturen (productie 19 bij dagvaarding), waaruit naast de kosten van de uitvaart eveneens de hoogte van de vergoeding van de uitvaartverzekering volgt. De inhoud van deze facturen is niet betwist door [gedaagde in conv] , zodat voor de uitvaartkosten wordt uitgegaan van het bedrag van € 7.790,75.
b) Notariskosten
Volgens [gedaagde in conv] dienen twee facturen van de notaris als schulden van de nalatenschap betrokken te worden bij het bepalen van de omvang van de vordering van [eiseres in conv] . De eerste factuur van € 580,83 ziet op het opstellen van de eerste verklaring van erfrecht. [eiseres in conv] voert aan dat deze factuur niet meegenomen moet worden, omdat de verklaring van erfrecht onjuist was. De rechtbank gaat hieraan voorbij, nu de notaris nadien de verklaring van erfrecht op verzoek van [eiseres in conv] kosteloos heeft gerectificeerd en het bovendien [gedaagde in conv] niet toegerekend kan worden dat de notaris een fout heeft gemaakt bij het opstellen van de eerste verklaring van erfrecht. De tweede factuur van € 187,55 zal wel buiten beschouwing worden gelaten voor het vaststellen van het erfdeel van [eiseres in conv] . [eiseres in conv] heeft aangevoerd dat deze factuur ziet op rechtsbijstand die de notaris aan [gedaagde in conv] heeft verleend in gesprekken met (de advocaat van) [eiseres in conv] . Dit blijkt ook uit de omschrijving van de werkzaamheden op de factuur (productie 7 bij conclusie van antwoord). Derhalve valt zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet in te zien op grond waarvan deze kosten ten laste van de nalatenschap dienen te komen.
c) Taxatiekosten woning en inboedel
Partijen zijn het erover eens dat de kosten voor de (gezamenlijk) taxatie van de € 850,00 bedragen. Voorts heeft [gedaagde in conv] in haar berekening van het erfdeel van [eiseres in conv] een bedrag van € 281,25 betrokken voor de taxatie van de inboedel. Dit bedrag is door [eiseres in conv] niet betwist, zodat ook dit bedrag meegenomen zal worden bij de berekening van haar erfdeel.
Al het voorgaande leidt tot de navolgende berekening van het erfdeel van [eiseres in conv] .
Saldo nalatenschap voor aftrek schulden |
€ 129.123,60 |
- Uitvaartkosten |
€ 7.790,75 |
- Notariskosten |
€ 580,83 |
- Taxatiekosten woning en inboedel |
€ 1.131,25 |
Saldo nalatenschap na aftrek schulden |
€ 119.620,77 |
Erfdeel [eiseres in conv] (1/2e deel nalatenschap erflater) |
€ 59.810,39 |
Het erfdeel van [eiseres in conv] zal gelet op het voorgaande worden bepaald op een bedrag van € 59.810,39. De vordering van [eiseres in conv] op [gedaagde in conv] uit hoofde van de nalatenschap van erflater bedraagt aldus € 59.810,39, hetgeen op grond van het testament moet worden verminderd met de nog op te leggen aanslag erfbelasting van [eiseres in conv] en moet worden vermeerderd met 6% enkelvoudige rente per jaar vanaf [datum 2022] .
Verklaring voor recht boeterente
[eiseres in conv] vordert verder een verklaring voor recht dat [gedaagde in conv] gehouden is tot betaling van de boeterente wegens de overschrijding van de termijn waarbinnen de aangifte erfbelasting moet worden gedaan door [gedaagde in conv] , mocht de Belastingdienst overgaan tot het opleggen hiervan. Bovendien vordert [eiseres in conv] dat [gedaagde in conv] wordt veroordeeld tot betaling van deze boeterente aan [eiseres in conv] , ingeval de Belastingdienst niet [gedaagde in conv] maar [eiseres in conv] aanspreekt tot betaling van de boeterente, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van betaling door [eiseres in conv] aan de Belastingdienst. Zij grondt deze vorderingen op de stelling dat [gedaagde in conv] op grond van het testament gehouden is tot betaling van de door [eiseres in conv] verschuldigde erfbelasting, maar dat zij heeft verzuimd de aangifte erfbelasting te doen binnen de daarvoor geldende termijn van acht maanden na de overlijdensdatum, waardoor de Belastingdienst kan overgaan tot het opleggen van een boeterente. [gedaagde in conv] heeft geen verweer gevoerd tegen deze vorderingen en heeft in haar conclusie van antwoord aangegeven de boeterente te zullen voldoen, ingeval de Belastingdienst deze oplegt. De rechtbank zal deze vorderingen daarom toewijzen.
Opeisbaarheid vordering van [eiseres in conv] op [gedaagde in conv]
[eiseres in conv] vordert voorts dat [gedaagde in conv] wordt veroordeeld tot betaling van haar vordering uit hoofde van de nalatenschap van erflater. Zij legt aan deze vordering – kort gezegd – ten grondslag dat [gedaagde in conv] haar niet heeft gevrijwaard voor alle aanspraken van derden. Zij voert aan dat [gedaagde in conv] wist, althans behoorde te weten dat [eiseres in conv] erfbelasting verschuldigd is en dat de aangifte daarvoor binnen acht maanden na het overlijden van erflater gedaan moet worden. Nu zij heeft verzuimd de aangifte erfbelasting (tijdig) te doen, heeft zij [eiseres in conv] blootgesteld aan een oplopende belastingplicht, terwijl [gedaagde in conv] op grond van het testament gehouden is de betaling van de erfbelasting van [eiseres in conv] voor haar rekening te nemen. Met deze schending van de vrijwaringsplicht, is de vordering op grond van het testament direct opeisbaar geworden (zie r.o. 2.3.), alles aldus [eiseres in conv] .
[eiseres in conv] wordt hierin niet gevolgd. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres in conv] door een derde is aangesproken tot betaling van een schuld van de nalatenschap of dat [gedaagde in conv] een schuld van de nalatenschap niet heeft voldaan. Hoewel [gedaagde in conv] niet binnen acht maanden na de overlijdensdatum van erflater de aangifte erfbelasting namens [eiseres in conv] heeft gedaan, heeft zij in haar conclusie van antwoord expliciet bevestigd zowel de verschuldigde erfbelasting van [eiseres in conv] als de eventueel verschuldigde boeterente voor haar rekening te zullen nemen. Van enige betalingsonwil aan de zijde van [gedaagde in conv] is dus niet gebleken. Bovendien zal de rechtbank [gedaagde in conv] veroordelen de boeterente aan [eiseres in conv] te betalen ingeval de Belastingdienst deze niet op [gedaagde in conv] maar op [eiseres in conv] verhaalt (zie r.o. 5.16.). Dat, zoals [eiseres in conv] aanvoert, [gedaagde in conv] onvoldoende liquide middelen zou hebben om de aanslag erfbelasting en de eventueel verschuldigde boeterente te voldoen, heeft zij onvoldoende onderbouwd. Ter onderbouwing heeft [eiseres in conv] aangevoerd dat [gedaagde in conv] daags na het overlijden van erflater van het totale banksaldo van afgerond € 21.000,00 ten name van erflater en [gedaagde in conv] € 14.000 euro heeft overgeboekt naar een bankrekening die volgens [gedaagde in conv] zelf niet tot de (ontbonden) huwelijksgemeenschap behoort. [gedaagde in conv] heeft evenwel toegelicht dat zij deze overboeking heeft gedaan, omdat zij de vrees had dat zij niet meer bij de bankrekeningen zou kunnen komen die (mede) op naam van erflater stonden. Zij bleef na de overboeking dus wel de beschikking over dat bedrag houden. Derhalve is van een schending van de vrijwaringsplicht door [gedaagde in conv] geen sprake is, zodat de vordering van [eiseres in conv] nog niet opeisbaar is. Deze vordering zal daarom afgewezen worden.
Intrekken foutieve verklaring van erfrecht
[eiseres in conv] vordert dat [gedaagde in conv] de verklaring van erfrecht d.d. 24 maart 2023, die vermeldt dat zij als enige bevoegd is de nalatenschap te vertegenwoordigen, inlevert bij de notaris en voor zover deze aan derden is verstrekt, deze terugvraagt en intrekt. Voorts vordert zij dat het [gedaagde in conv] verboden wordt deze verklaring van erfrecht te gebruiken of zich erop te beroepen. [eiseres in conv] beroept zich hierbij op een analoge toepassing van artikel 3:75 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [gedaagde in conv] voert daarentegen aan dat het haar niet verweten kan worden dat de notaris een fout heeft gemaakt bij het opstellen van de eerste verklaring van erfrecht en dat de toewijzing van deze vordering slechts schrijnzekerheid oplevert, nu zij kopieën kan maken van de verklaring van erfrecht. Voorts betwist [gedaagde in conv] dat zij de verklaring van erfrecht aan derden heeft verstrekt.
Artikel 3:75 BW bepaalt dat een gevolmachtigde na het einde van de volmacht de geschriften waaruit de volmacht blijkt, desgevorderd moet teruggeven. De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige situatie zich leent voor een analoge toepassing van artikel 3:75 BW. Immers, partijen zijn het erover eens dat de eerste verklaring van erfrecht ten onrechte vermeldt dat [gedaagde in conv] als enige bevoegd is namens de nalatenschap te handelen. Dit blijkt ook uit de verklaring van erfrecht d.d. 30 mei 2024, waarin vermeld staat dat partijen slechts gezamenlijk bevoegd zijn namens de nalatenschap te handelen. Zodoende kan van [gedaagde in conv] verlangd worden dat zij geen beroep meer doet op de foutieve verklaring van erfrecht en dat zij deze verklaring van erfrecht inlevert bij de notaris. Dit deel van vordering zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn waarbinnen [gedaagde in conv] de verklaring van erfrecht moet inleveren bij de notaris wordt bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis. Bovendien zal de door [eiseres in conv] gevorderde dwangsom worden gematigd en gemaximeerd zoals vermeld in de beslissing.
Voor wat betreft de door [eiseres in conv] gevorderde verplichting voor [gedaagde in conv] om de foutieve verklaring van erfrecht terug te vragen bij derden en deze in te trekken, geldt dat [gedaagde in conv] heeft betwist dat zij deze aan derden heeft verstrekt. Door [eiseres in conv] zijn geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen waaruit afgeleid kan worden dat [gedaagde in conv] de foutieve verklaring van erfrecht wel heeft verstrekt aan derden. Zodoende zal dit deel van de vordering worden afgewezen wegens gebrek aan belang (artikel 3:303 BW) .
Vaststellen boedelbeschrijving en voltooiing vereffening
[gedaagde in conv] vordert dat de rechtbank de boedelbeschrijving vaststelt. Deze vordering zal als ongegrond worden afgewezen, nu de vaststelling van een boedelbeschrijving niet aan de rechtbank is. [gedaagde in conv] heeft ook niet gesteld wat de grondslag is voor deze vordering. Ook de door [gedaagde in conv] gevorderde verklaring voor recht dat de vereffening van de nalatenschap van erflater als voltooid moet worden beschouwd, zal worden afgewezen. Onderdeel van de vereffening is immers het opstellen van een boedelbeschrijving en het vervolgens neerleggen van deze boedelbeschrijving ten kantore van de boedelnotaris of, indien deze ontbreekt, ter griffie van het kantongerecht (artikel 4:211 lid 3 BW) . Omdat de boedelbeschrijving nog niet is vastgesteld door partijen, kan reeds om deze reden de vereffening niet als voltooid beschouwd worden.
Proceskosten in conventie en reconventie
Nu het geschil van partijen betrekking heeft op de afwikkeling van de nalatenschap van hun vader ( [eiseres in conv] ) respectievelijk echtgenoot ( [gedaagde in conv] ), zullen de proceskosten worden gecompenseerd, aldus dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. [eiseres in conv] heeft aangevoerd dat [gedaagde in conv] de afwikkeling van de nalatenschap heeft gefrustreerd, zodat zij in de proceskosten veroordeeld dient te worden. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de eventuele fouten die [gedaagde in conv] zou hebben gemaakt – [gedaagde in conv] betwist dit – niet van zodanige aard zijn dat [gedaagde in conv] daarom in de proceskosten moet worden veroordeeld.
6De beslissing
De rechtbank
stelt de vordering van [eiseres in conv] op [gedaagde in conv] uit hoofde van de nalatenschap van erflater vast op een bedrag van € 59.810,39, te verminderen met de nog op te leggen aanslag erfbelasting van [eiseres in conv] en te vermeerderen met 6% enkelvoudige rente per jaar vanaf [datum 2022] ,
veroordeelt [gedaagde in conv] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de door haar verkregen en in bezit zijnde afschriften van de gerectificeerde verklaring van erfrecht d.d. 24 maart 2023 in te leveren bij [notaris] ,
verbiedt [gedaagde in conv] de onder 6.2. genoemde verklaring van erfrecht te gebruiken of zich daarop te beroepen,
veroordeelt [gedaagde in conv] om aan [eiseres in conv] een dwangsom te betalen van € 500,00 per dag of dagdeel dat zij na betekening van dit vonnis niet aan de in 6.2. uitgesproken veroordeling voldoet of voor iedere keer dat zij na betekening van dit vonnis niet aan de in 6.3. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
verklaart voor recht dat voor zover de Belastingdienst over de nog op te leggen aanslag erfbelasting van [eiseres in conv] aanspraak maakt op boeterente, die boeterente door [gedaagde in conv] dient te worden betaald en voor haar rekening komt en blijft,
veroordeelt [gedaagde in conv] tot betaling van de onder 6.5. bedoelde boeterente aan [eiseres in conv] , voor zover [eiseres in conv] deze boetrente voldoet aan de Belastingdienst, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de datum van betaling door [eiseres in conv] aan de Belastingdienst,
verklaart dit vonnis wat betreft de beslissingen onder 6.2., 6.3., 6.4. en 6.6. uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.
JH/ON
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733