Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 05-06-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:3452

Essentie (redactie)

Geen relevante wijziging van omstandigheden die andere zorgregeling rechtvaardigt. Dat er een evaluatieclausule in het ouderschapsplan staat, vermag hieraan niet af te doen. Zo’n clausule schept niet per definitie een recht op wijziging.


Datum publicatie12-06-2025
Zaaknummer200.347.780
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsApeldoorn
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Zorgregeling / omgang / informatie
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Geen inhoudelijke beoordeling verzoek wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling. Geen relevante wijziging van omstandigheden.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.347.780

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 555008)

beschikking van 5 juni 2025

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. J. van Vonderen-Jagersma,

en

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. J.X.C. Peters.

1
1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 5 juli 2023 en 6 augustus 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 6 augustus 2024 wordt hierna de bestreden beschikking genoemd.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 5 november 2024;

  • het verweerschrift met producties;

  • een journaalbericht namens de vader van 13 mei 2025 met producties.

2.2

De hierna te noemen minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben in afzonderlijke brieven, gedateerd 5 februari 2025 aan het hof hun mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek in hoger beroep.

2.3

De mondelinge behandeling heeft op 20 mei 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:

  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,

  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,

  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3De feiten

3.1

De vader en de moeder zijn de ouders van:

  • [de minderjarige1] . geboren [in] 2010, en

  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2013.

3.2

De ouders hebben op 28 december 2021 een ouderschapsplan ondertekend waarin zij afspraken over hun kinderen hebben vastgelegd. De ouders hebben in dit ouderschapsplan onder meer het volgende afgesproken:

- de ouders blijven gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uitoefenen;

  • de kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder;

  • de kinderen zullen om de week bij de vader verblijven, van donderdag uit school tot maandag naar school. Deze omgangsregeling geldt ook tijdens de vakanties.

In artikel 8 van het ouderschapsplan is verder het volgende te lezen:

De ouders zullen dit ouderschapsplan jaarlijks met elkaar evalueren en daar waar nodig aanpassen.

Ouders zullen voor januari 2023 een afspraak inplannen ten kantore van mr. J.X.C. Peters om het ouderschapsplan te evalueren en met elkaar eventuele aanpassingen te bespreken.

Indien partijen er niet in slagen om in onderling overleg een passende regeling te treffen, is de meest gerede partij bevoegd de gerezen geschilpunten voor te leggen aan de bevoegde rechter.

3.3

De moeder heeft de rechtbank in eerste aanleg (onder meer) verzocht te bepalen dat de zorgregeling wordt gewijzigd, in die zin dat de kinderen voortaan eens per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag voor school bij de vader zijn, alsmede gedurende twee weken in de zomervakantie en een week in de kerst- en meivakantie.V

3.4

De vader heeft in eerste aanleg verweer gevoerd en daarnaast (onder meer) verzocht:

  • te bepalen dat [de minderjarige2] haar hoofdverblijfplaats bij de vader heeft;

  • te bepalen dat de kinderen in de oneven weken van vrijdag 19.00 uur tot vrijdag 19.00 uur bij de vader verblijven en in de even weken bij de moeder; en

  • te bepalen dat de vakanties en feestdagen worden verdeeld, volgens een door hem

voorgestelde gedetailleerde regeling.

3.5

Bij beschikking van 5 juli 2023 heeft de rechtbank de hulpverleners gevraagd om de rechtbank te informeren over het verloop en de uitkomst van het traject [naam1] of [naam2] . Daarnaast heeft de rechtbank de raad gevraagd, bij een niet helemaal positief resultaat, te beoordelen of een schriftelijk advies nodig is. De rechtbank heeft tot slot iedere beslissing aangehouden.

4De omvang van het geschil

4.1

Tussen partijen zijn in geschil de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de kinderen gedurende de diverse vakanties als volgt bij ieder van de ouders verblijven:

  • de herfstvakantie; één week; de even jaren bij de moeder en de oneven jaren bij de vader;

  • de kerstvakantie; twee weken; in even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader; in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder;

  • de voorjaarsvakantie; één week; de even jaren bij de vader en de oneven jaren bij de ; moeder;

  • de meivakantie: één week; de even jaren bij de moeder en de oneven jaren bij de vader;

  • de zomervakantie; zes weken; in even jaren de eerste drie weken bij de moeder en de tweede drie weken bij de vader en in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader en de tweede drie weken bij de moeder.

Daarnaast heeft de rechtbank het meer of anders verzochte, waaronder het verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] , afgewezen.

4.2

De vader is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  • de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] bij hem vast te stellen;

  • te bepalen dat de kinderen van vrijdag 19.00 uur tot vrijdag 19.00 uur in de oneven weken bij de vader verblijven en van vrijdag 19.00 uur tot vrijdag 19.00 uur bij de moeder in de even weken verblijven; of

  • subsidiair: te bepalen dat de kinderen op een vaste dag (donderdag) bij de vader verblijven uit school tot 21.00 uur, in de week dat de kinderen niet bij hem verblijven,

  • kosten rechtens.

4.3

De moeder voert verweer. De moeder vraagt het hof om de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. V

4.4

Op 13 mei 2025 heeft de vader zijn verzoek in hoger beroep als volgt aangevuld:

meivakantie

  • indien de meivakantie één week duurt: de vakantie wordt hij helfte verdeeld, waarbij de kinderen van vrijdag na school tot woensdag 12.00 uur bij de vader verblijven en de kinderen van woensdag 12.00 uur tot maandag naar school bij de moeder verblijven. Daarna hervat de reguliere regeling;

  • indien de meivakantie twee weken duurt: de kinderen verblijven de even jaren de eerste week bij de vader van vrijdag na school tot vrijdag 19.00 uur. Daarna verblijven de kinderen de tweede week bij de moeder van vrijdag 19.00 uur tot vrijdag 19.00 uur. Van vrijdag 19.00 uur tot maandag naar school verblijven de kinderen bij de vader. Daarna hervat de reguliere regeling;

  • indien de meivakantie twee weken duurt: de kinderen verblijven de oneven jaren de eerste week bij de moeder van vrijdag na school tot vrijdag 19.00 uur. De tweede week verblijven de kinderen bij de vader van vrijdag 19.00 uur tot vrijdag 19.00 uur. Van vrijdag 19.00 uur tot maandag naar school verblijven de kinderen bij de moeder. Daarna hervat de reguliere regeling.

  • indien de meivakantie samenvalt met Hemelvaart en/of Pinksteren prevaleert de vakantieregeling.

zomervakantie

- de vader heeft in ieder geval gedurende twee weken aaneengesloten in de bouwvakantie vakantie met de kinderen.

5De motivering van de beslissing

5.1

Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan onder meer omvatten:

  1. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben; en

  2. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.

5.2

De vader verzoekt in hoger beroep nogmaals de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] bij hem vast te stellen, alsmede de vaststelling van een meer uitgebreide zorgregeling. Volgens de vader is zijn verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] niet enkel ingegeven vanuit een financieel belang. Als de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] (of [de minderjarige1] ) bij de vader wordt vastgesteld, betekent dit dat hij meer betrokken is doordat hij (dan) door formele instanties wordt geïnformeerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader desgevraagd aanvullend verklaard dat hij een meer volwaardige rol in het leven van de kinderen wil. De vader ervaart in de huidige situatie namelijk dat hij in zijn ouderrol is achtergesteld ten opzichte van de moeder.

Ten aanzien van de zorgregeling voert de vader aan dat de ouders in hun ouderschapsplan zijn overeengekomen dat de zorgregeling jaarlijks geëvalueerd zou worden, zodat er geen wijziging van omstandigheden nodig is voor aanpassing van de zorgregeling. Voor zover er wel een wijziging van omstandigheden moet zijn, betoogt de vader dat de kinderen met de huidige zorgregeling in een loyaliteitsconflict zitten. Daar zijn beide ouders het over eens. Daarmee is de huidige zorgregeling niet in het belang van de kinderen en moet die worden gewijzigd. Wijziging van de zorgregeling in de door hem verzochte regeling leidt volgens de vader tot slot tot een gelijkwaardig ouderschap, waarvan op dit moment geen sprake is.

5.3

De moeder voert verweer. De moeder voert aan dat de vader zijn verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] onvoldoende heeft onderbouwd. Het is voor de moeder onduidelijk welke informatie de vader mist bij zijn stelling dat hij door formele instanties geïnformeerd wil worden. Daarnaast heeft de vader zijn financiële argumenten bij een wijziging van de hoofdverblijfplaats niet inzichtelijk gemaakt. Ten aanzien van de zorgregeling meent de moeder dat er geen sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden. De zorgregeling zou in algemene zin worden geëvalueerd en dat is ook gebeurd. De kinderen gaan zelfs meer naar de vader dan de moeder in hun belang vindt, dus uitbreiding is juist niet in hun belang. De moeder vindt een uitbreiding van de omgang niet in het belang van de kinderen omdat zij bij de vader niet de rust ervaren die nodig is en de kinderen zich minder vrij voelen bij de vader.

5.4

De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling een inhoudelijk advies uitgebracht dat overeenkomt met het advies in eerste aanleg. In dat advies heeft de raad aangegeven de verzoeken van de vader niet toe te wijzen. De raad heeft zich niet uitgelaten over de juridische grondslag van het verzoek van de vader.

5.5

Het hof zal de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] en de zorgregeling bekrachtigen. Door de vader zijn in hoger beroep geen feiten of omstandigheden aangevoerd die maken dat sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:253a BW.

Desgevraagd heeft de vader tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de kinderen inmiddels in een loyaliteitsconflict zitten, maar deze stelling is onvoldoende onderbouwd en weersproken door de moeder zodat ook dit kan niet leiden tot een nieuwe beoordeling van de verzoeken van de vader. Wijziging van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling lost - anders dan de vader meent - de problemen tussen partijen ook niet op, maar zal juist zorgen voor meer onenigheid. Daar komt bij dat niet is gebleken dat wijziging van haar hoofdverblijfplaats in het belang van [de minderjarige2] is. Dat de vader een andere invulling van zijn ouderschap wenst is voorstelbaar, maar leidt niet tot een ander oordeel en wordt ook niet bereikt door een wijziging van de hoofdverblijfplaats van één van de kinderen. Voor zover de vader aanvoert dat partijen in het ouderschapsplan zijn overeengekomen dat partijen de zorgregeling jaarlijks evalueren, overweegt het hof dat deze evaluatie niet per definitie betekent dat de zorgregeling ook moet worden gewijzigd. Bovendien heeft de moeder onweersproken gesteld dat partijen het ouderschapsplan hebben geëvalueerd in aanwezigheid van de raadsman van de moeder en een adviseur van de vader, maar dat dit niet heeft geleid tot overeenstemming.

6De slotsom

6.1

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

6.2

Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 6 augustus 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, K.A.M. van Os-ten Have en K. Hermsen, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 5 juni 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733