Rechtbank Limburg 24-04-2025, ECLI:NL:RBLIM:2025:5421

Essentie (redactie)

Kind (2009) van gescheiden ouders verblijft met instemming ouders bij grootouders vz. Vader vraagt in kort geding toestemming voor verhuizing van Limburg naar Zeeland. Kort geding echter niet geschikt vanwege ingewikkeldheid zaak, ingrijpende gevolgen verhuizing en ontbreken onderzoeks- en adviesmogelijkheden RvdK. Afspraak: Vader trekt vordering in en zal spoedig bodemprocedure starten, en aan RvdK zal op voorhand worden gevraagd onderzoek te doen en advies uit te brengen.


Datum publicatie05-06-2025
ZaaknummerC/03/339635 / KG ZA 25-89
ProcedureKort geding
ZittingsplaatsMaastricht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Verhuizing met kind;
Familieprocesrecht; Kort geding art. 254 Rv
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Kort geding over vervangende toestemming verhuizing van Limburg naar Zeeland, (on)geschiktheid kort geding, bodemprocedure en advies raad nodig, intrekking vorderingen door de vader.

Volledige uitspraak


proces-verbaal

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: C/03/339635 / KG ZA 25-89

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

16 april 2025 op grond van artikel 29a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv),

in de zaak van:

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,

wonend in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. V.C.C. Luijten, kantoorhoudend in Heerlen,

en:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,

wonend in [woonplaats 2] ,

advocaat: mr. P.J.A. van de Laar, kantoorhoudend in Eindhoven,

Tegenwoordig zijn:

  • mr. P.H.J. Frénay, voorzieningenrechter,

  • mr. C.J. Marx, griffier.

Na uitroeping van de zaak verschijnen:

  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

Partijen lichten hun standpunten toe en reageren vervolgens op elkaars stellingen. Vervolgens doet de voorzieningenrechter op grond van artikel 29a lid 1 Rv in het bijzijn van alle partijen mondeling uitspraak, waarvan dit proces-verbaal een weergave is voor wat betreft de beslissing en de gronden van de beslissing.

1De gronden

1.1.

De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest. Gedurende het inmiddels ontbonden huwelijk van de ouders is de nog minderjarige [minderjarige] geboren, op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] .

1.2.

De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .

1.3.

[minderjarige] verblijft - met instemming van de ouders - bij de grootouders vaderszijde in [woonplaats 2] .

1.4.

Bij beschikking van de rechtbank Zeeland West-Brabant van 26 april 2022 (zaaknummer: C/02/382011 /FA RK 21-541) heeft de rechtbank het volgende bepaald:

[..] “wijzigt de beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 april 2017 voor wat betreft de zorg- en contactregeling als volgt:

bepaalt dat de vrouw en de minderjarige [minderjarige] , geboren te [woonplaats 2] op [geboortedatum] 2009, in het kader van de verdeling en de zorg- en

opvoedingstaken gerechtigd zijn tot contact met elkaar eens in de 14 dagen van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur en gedurende helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg te verdelen;” [..]

1.5.

De vader heeft aanvankelijk -kort gezegd- gevorderd om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing van [minderjarige] naar de woning van de grootouders: [adres 1] in [plaats] , althans naar de woning van de vader: [adres 2] in [woonplaats 1] . De moeder heeft daartegen verweer gevoerd.

1.6.

Tijdens de mondelinge behandeling is met de ouders gesproken over de geschiktheid van de zaak voor een beoordeling in kort geding vanwege de ingewikkeldheid van de zaak, de ingrijpende gevolgen van een verhuizing voor [minderjarige] en beide ouders en het ontbreken van onderzoeks- en adviesmogelijkheden door de Raad voor de Kinderbescherming.

1.7.

De voorzieningenrechter heeft partijen gewezen op de wenselijkheid van het behandelen van het geschil over het al dan niet verhuizen van [minderjarige] in een bodemprocedure. Daarbij is besproken dat het in deze raadzaam is om op voorhand de raad te vragen om onderzoek te doen naar en advies te geven over de vraag of een verhuizing van [minderjarige] in zijn belang is gelet op de grote gevolgen die een verhuizing voor [minderjarige] en met name ook voor zijn moeder met zich mee brengen. De ouders hebben de voorzieningenrechter verzocht om van die gelegenheid gebruik te maken met dien verstande dat de bodemprocedure voorspoedig door de vader zal worden opgepakt en waarbij de moeder op voorhand instemt met een onderzoek door de raad.

1.8.

Tegen deze achtergrond heeft de vader zijn vorderingen, met instemming van de moeder, ingetrokken. De voorzieningenrechter overweegt in dat verband dat zolang de voorzieningenrechter geen vonnis heeft gewezen, partijen hun vorderingen kunnen intrekken. De voorzieningenrechter kwalificeert die intrekking als een mindering van de vorderingen tot nihil. Dit brengt mee dat de gronden waarop het verzoek berust niet meer kunnen worden beoordeeld. Gelet daarop zal de voorzieningenrechter de vorderingen afwijzen.

2De beslissing

2.1.

wijst het gevorderde af.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de rechter is vastgesteld en op 24 april 2024 is ondertekend.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733