Rechtbank Noord-Nederland 28-05-2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:2136

Essentie (redactie)

Verzoek Raad om Bulgaarse minderjarige moeder meerderjarig te verklaren. Moeder woont samen met vader bij opa in NL. Zij en meerderjarige vader willen terugkeren naar Bulgarije. De rechtbank acht zich wel bevoegd, maar acht Raad niet-ontv. in verzoek. Bulgaars recht van toepassing en deze wet voorziet niet in meerderjarigverklaring als hier verzocht. Hierdoor gezagsvacuüm, omdat geen voogdijverzoek voorligt van vader en deze niet ambtshalve tot voogd kan worden benoemd. Volgt ambtshalve benoeming van opa.


Datum publicatie05-06-2025
ZaaknummerC/18/243958 / FA RK 25-1458
ProcedureBeschikking
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenIPR familierecht; IPR ouderlijke verantwoordelijkheid;
Kinderen; Voogdij
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Verzoek van de Raad tot meerderjarig verklaring. Bulgaars recht van toepassing. De Bulgaarse wet kent geen meerderjarigverklaring. De Raad is niet ontvankelijk in zijn verzoek. Ambtshalve benoeming van een voogd in verband met gezagsvacuum.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Groningen

zaak-/rekestnummer: C/18/243958 / FA RK 25-1458

beschikking van 28 mei 2025 over het verzoek tot meerderjarigverklaring

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

regio Noord-Nederland, locatie Groningen.

gevestigd in Groningen,

hierna te noemen: de Raad,

met betrekking tot de meerderjarigverklaring van:

[naam moeder] ,

geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , Bulgarije,

wonende in [woonplaats] ,

hierna te noemen: de moeder.

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam oma (mz)] ,

wonende in [woonplaats] ,

hierna te noemen: oma (mz),

[naam opa (mz)] ,

wonende in [woonplaats] ,

hierna te noemen: opa (mz).

[naam vader] ,

wonende in [woonplaats] ,

hierna te noemen: de vader.

1Het procesverloop

1.1.

De procedure is ingeleid met een verzoekschrift van de Raad tot meerderjarigverklaring van de moeder, dat de rechtbank heeft ontvangen op 24 april 2025. Bij dit verzoek is een toestemmingsverklaring van de moeder gevoegd.

1.2.

De rechtbank heeft de zaak mondeling behandeld op 13 mei 2025. De rechter heeft toen gesproken met de moeder, de vader, opa (mz) en [naam vertegenwoordiger] die de Raad vertegenwoordigt. Oma (mz) is op juiste wijze opgeroepen, maar niet bij de zitting aanwezig geweest.

1.3.

Ten slotte is bepaald dat deze beschikking wordt gegeven.

2De feiten

2.1.

De rechtbank gaat bij de beoordeling van het verzoek uit van de volgende feiten, die volgen uit de processtukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.

2.2.

De moeder is zeventien jaar. Zij wordt op [datum] 2026 achttien jaar.

2.3.

De moeder is op [datum] 2025 in Groningen bevallen van [naam kind].

2.4.

De vader is meerderjarig. Hij heeft [naam kind] op [datum] 2025 erkend.

2.5.

De vader en de moeder hebben een affectieve relatie. Zij wonen samen bij opa (mz).

3Het verzoek

3.1.

De Raad verzoekt de minderjarige [naam moeder] meerderjarig te verklaren. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4De standpunten

Wat vindt de Raad?

4.1.

De Raad vindt het in het belang van de moeder en [naam kind] dat de moeder meerderjarig wordt verklaard. Tijdens het raadsonderzoek zijn geen zaken naar voren gekomen die aan een meerderjarigverklaring van de moeder in de weg staan. Ondanks haar jonge leeftijd lijkt de moeder zich bewust van haar rol en verantwoordelijkheden ten aanzien van de zorg voor [naam kind] . De moeder komt adequaat over en geeft zelfstandig vorm aan de zorg voor [naam kind] . Dit gaat haar goed af. Er waren aanvankelijk zorgen, maar deze zijn onder de aandacht en inmiddels grotendeels weggenomen. De moeder en de vader staan open voor begeleiding vanuit het consultatiebureau. Zij lijken tips en adviezen op te volgen. De moeder beschikt over een steunend netwerk waar zij op kan rekenen. Er is sprake van een brede en stabiele basis, waarbij het gezin samenwerkt en er sprake is van sociale controle. Op basis van de onderzoeksbevindingen heeft de Raad de verwachting dat de moeder haar moederrol, met ondersteuning van de vader, haar netwerk en de betrokken hulp, op adequate wijze kan invullen.

Wat vindt de moeder?

4.2.

De moeder stemt in met het verzoek van de Raad. Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het goed gaat met [naam kind] . De moeder wil graag zelf voor [naam kind] kunnen zorgen. De moeder wil graag terug naar Bulgarije, samen met de vader en [naam kind] .

Wat vindt de vader?

4.3.

De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de moeder en hij graag terug willen naar Bulgarije. In Bulgarije kan [naam kind] bij hen blijven wonen. Er zal iemand van een instantie komen om te controleren hoe het met [naam kind] gaat en als alles goed gaat, kunnen de ouders zelf voor haar blijven zorgen. Als de moeder achttien jaar wordt, is zij in Bulgarije meerderjarig.

Wat vindt de opa?

4.4.

De opa hoopt dat er zo snel mogelijk een beslissing komt, zodat de ouders een paspoort kunnen aanvragen voor [naam kind] . De ouders gaan op 19 juli 2025 trouwen in Bulgarije en daarvoor moet de familie, inclusief [naam kind] , naar Bulgarije kunnen reizen.

5De beoordeling

Internationaal karakter

5.1.

De moeder en [naam kind] hebben de Bulgaarse nationaliteit. Daarom draagt de zaak een internationaal karakter. Dit betekent dat de kinderrechter eerst moet beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is van het verzoek kennis te nemen en, indien dit het geval is, welk recht van toepassing is.

5.2.

De Raad heeft ter zitting gesteld dat, nu [naam kind] op het moment van indiening van het verzoekschrift haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 2019/1111 (hierna: Brussel II-ter) bevoegd is van het verzoek kennis te nemen. Volgens de Raad is op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (hierna: HKBV '96) Nederlands recht van toepassing.

5.3.

De rechtbank volgt de Raad niet in het voorgaande. De rechtbank legt dit hierna uit.

5.4.

Om de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te toetsen en het toepasselijk recht te bepalen, dient eerst het verzoek tot meerderjarigverklaring te worden gekwalificeerd. Hoewel de meerderjarigverklaring is opgenomen in boek 1, titel 14, afdeling 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), welke afdeling ziet op het ouderlijk gezag, wordt een verzoek tot meerderjarigverklaring niet gekwalificeerd als gezagsvoorziening of kinderbeschermingsmaatregel. Daarmee is Brussel II-ter niet bepalend voor de rechtsmacht ten aanzien van een verzoek tot meerderjarigverklaring. Dit betekent dat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet worden bepaald aan de hand van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel bepaalt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in geval de verzoeker of één van de belanghebbenden de woon- of verblijfplaats in Nederland heeft of de zaak anderszins voldoende met de Nederlandse rechtssfeer is verbonden. Nu de Raad is gevestigd in Nederland en de ouders op dit moment hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is de Nederlandse rechter bevoegd van het verzoek van de Raad kennis te nemen.

5.5.

Vervolgens moet worden bezien welk recht van toepassing is op het verzoek. Dit wordt bepaald aan de hand van artikel 10:11, lid 1 BW, dat bepaalt:

1. of een natuurlijke persoon minderjarig is en in hoeverre hij bekwaam is rechtshandelingen te verrichten, wordt bepaald door zijn nationale recht. Indien de betrokken persoon de nationaliteit van meer dan één staat bezit en hij in een van deze staten zijn gewone verblijfplaats heeft, geldt het recht van die staat als zijn nationale recht. Heeft hij zijn gewone verblijfplaats niet in een van deze staten, dan geldt als zijn nationale recht het recht van de staat van zijn nationaliteit, waarmee hij, alle omstandigheden in aanmerking genomen, het nauwst verbonden is.

5.6.

Dit betekent dat de vraag of de moeder meerderjarig is, wordt bepaald door haar nationale recht. Dit is het Bulgaarse recht. Het Bulgaarse recht bepaalt dat iemand meerderjarig wordt bij het bereiken van de achttienjarige leeftijd. De moeder is dus ook volgens de Bulgaarse wet minderjarig. De vraag is vervolgens of de Bulgaarse wet de rechtsfiguur van meerderjarigverklaring kent. Dit is niet het geval. In Bulgarije kan een minderjarige meerderjarigheid verkrijgen hetzij door emancipatie op basis van arbeid of ondernemerschap, hetzij door het aangaan van een huwelijk met gerechtelijke toestemming. Van beide is hier (op dit moment) geen sprake.

5.7.

Nu het Bulgaarse recht de rechtsfiguur van meerderjarigverklaring niet kent, dient te worden beoordeeld of via de weg van artikel 10:8 BW alsnog het Nederlandse recht kan worden toegepast. Dit artikel bepaalt dat het recht dat is aangewezen door een wettelijke regel die berust op een veronderstelde nauwe band met dat recht, bij uitzondering buiten toepassing blijft indien kennelijk de in die regel veronderstelde nauwe band slechts in zeer geringe mate bestaat en met een ander recht een veel nauwere band bestaat. In dat geval wordt dat andere recht toegepast. Dit betekent dat als de moeder slechts een beperkte band heeft met Bulgarije en zij een veel nauwere band heeft met Nederland, alsnog het Nederlands recht toegepast kan worden.

5.8.

De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij sinds 2020 in Nederland verblijft. Daarvoor is zij incidenteel in Nederland geweest, met name voor vakantie. De moeder heeft de Bulgaarse nationaliteit. Zij heeft niet de Nederlandse nationaliteit. De moeder heeft enige tijd een opleiding gevolgd in Nederland, maar is daarmee gestopt. De moeder werkt niet. De moeder spreekt redelijk Nederlands, maar spreekt met haar familie overwegend Bulgaars. De moeder wil graag terug naar Bulgarije. De ouders willen [naam kind] in Bulgarije laten opgroeien. De moeder ziet haar toekomst en de toekomst van [naam kind] niet in Nederland.

5.9.

Uit het voorgaande blijkt dat de moeder de meeste binding heeft met Bulgarije. Er is geen sprake van dat de moeder een nauwere band heeft met Nederland dan met Bulgarije. Dit brengt met zich dat de exceptie van artikel 10:8 BW niet kan worden toegepast en dat niet alsnog het Nederlands recht kan worden toegepast op het verzoek van de Raad.

5.10.

Het voorgaande brengt met zich dat het Bulgaarse recht moet worden toegepast op het verzoek van de Raad. Nu de Bulgaarse wet de rechtsfiguur van meerderjarigverklaring niet kent, kan de Raad niet worden ontvangen in zijn verzoek. Daarom zal de rechtbank de Raad niet-ontvankelijk verklaren.

Gezagsvacuüm

5.11.

Omdat de moeder zelf minderjarig is, is zij niet bevoegd om het gezag over [naam kind] uit te oefenen. De vader is meerderjarig en heeft [naam kind] erkend. De vader is in beginsel bevoegd het gezag over [naam kind] uit te oefenen, maar hiertoe is geen verzoek ingediend. De rechtbank kan niet ambtshalve de vader belasten met het ouderlijk gezag over [naam kind] . Nu ook niet op andere wijze in het gezag is voorzien, is sprake van een gezagsvacuüm.

5.12.

Artikel 1:295 BW bepaalt dat de rechtbank een voogd benoemt over alle minderjarigen die niet onder ouderlijk gezag staan en in wier voogdij niet op wettige wijze is voorzien. Dit betekent dat de rechter (ambtshalve) een voogd over [naam kind] dient te benoemen.

5.13.

De mogelijkheid van voogdij is tijdens de mondelinge behandeling besproken. Op grond van de wet kan een (juridisch) ouder niet met de voogdij over een kind worden belast, zodat de vader niet tot voogd over [naam kind] kan worden benoemd. De vader en de moeder wonen momenteel bij opa (mz). Opa (mz) is nauw betrokken bij de ouders en [naam kind] en ondersteunt de ouders in de verzorging en opvoeding van [naam kind] . Opa (mz) heeft zich ter zitting bereid verklaard om, indien noodzakelijk, de voogdij over [naam kind] op zich te nemen. De moeder en de vader stemmen in met een benoeming van opa (mz) tot voogd over [naam kind] . De rechter vindt het in het belang van [naam kind] dat opa (mz) tot voogd wordt benoemd en zal overeenkomstig beslissen. De rechtbank wijst de moeder erop dat in Nederland, nu opa (mz) door de rechtbank met de voogdij wordt belast, het ouderlijk gezag op grond van artikel 1:253b BW niet automatisch bij de moeder komt te liggen bij het bereiken van de achttienjarige leeftijd.

5.14.

Een en ander brengt met zich dat de volgende beslissing wordt genomen.

6De beslissing

De rechtbank:

6.1.

verklaart de Raad voor de Kinderbescherming niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot meerderjarigverklaring van [naam moeder] ;

6.2.

belast [naam opa (mz)], geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] , Bulgarije, met de voogdij over de minderjarige [naam kind], geboren op [geboortedatum] 2025 in [geboorteplaats] ;

6.3.

verzoekt de griffier van deze rechtbank om een aantekening van deze beslissing te maken in het gezagsregister;

6.4.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. H.L. Stuiver, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken en door de rolrechter ondertekend op 28 mei 2025.

Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, kan tegen deze beschikking hoger beroep worden ingesteld door een advocaat bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:

- door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

fn: BV



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733