Gerechtshof 's-Hertogenbosch 15-05-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1368

Essentie (gemaakt door AI)

De betrokkene is in hoger beroep gegaan tegen het instellen van een mentorschap en het benoemen van een externe mentor. Ze wil dat haar echtgenoot als mentor wordt benoemd. Het hof oordeelt dat de betrokkene niet in staat is haar belangen zelf te behartigen en dat een onafhankelijke mentor noodzakelijk is. De zoon dient zelfgemaakte medicinale wiet aan de betrokkene toe en zij is niet in staat zich hiertegen te verweren. Het hof acht dit niet in haar belang. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd.


Datum publicatie05-06-2025
Zaaknummer200.348.137_01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenMeerderjarigenbescherming; Mentorschap
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Bekrachtiging instelling mentorschap. De echtgenoot en zoon trekken medische wetenschap in twijfel.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak : 15 mei 2025

Zaaknummer : 200.348.137/01

Zaaknummer eerste aanleg : 11154540 OV VERZ 24-2772

in de zaak in hoger beroep van:

[betrokkene] ,

verblijvende in [instantie] te [plaats] ,

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de betrokkene,

advocaat: mr. Y.I.B. Grosfeld,

tegen

de Advocaat-Generaal in het Ressortsparket ’s-Hertogenbosch,

verweerster hoger beroep,

hierna te noemen: de advocaat-generaal,

Als belanghebbenden merkt het hof aan:

[de echtgenoot] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de echtgenoot.

[de zoon] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de zoon.

[mentor] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen: de mentor.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda van 7 augustus 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover in hoger beroep van belang, op verzoek van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) een mentorschap ingesteld over de betrokkene en de mentor benoemd.

2.2.

De betrokkene kan zich met die beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 november 2024, heeft de betrokkene verzocht voormelde beschikking te vernietigen en subsidiair, indien het hof van oordeel is dat een mentor ingesteld moet worden, het mentorschap van de mentor op te heffen en te bepalen dat de echtgenoot van de betrokkene tot mentor wordt benoemd.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 april 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

  • de betrokkene, bijgestaan door mr. Grosfeld;

  • mr. [advocaat-generaal] , advocaat-generaal;

  • de echtgenoot;

  • de zoon.

2.3.1.

De mentor is, met bericht van afmelding, niet naar de mondelinge behandeling gekomen.

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

  • de brief van 4 december 2024 namens de mentor, ingekomen op 6 december 2024;

  • de brief met bijlagen van 25 februari 2025 namens het OM, ingekomen op 7 maart 2025;

  • de brief met bijlage van 12 maart 2025 namens de mentor, ingekomen op 13 maart 2025;

  • de brief d.d. 27 maart 2025 namens het OM.

3De beoordeling

3.1.

De betrokkene voert – samengevat – het volgende aan. De kantonrechter heeft ten onrechte beslist en onvoldoende gemotiveerd dat aannemelijk is geworden dat de betrokkene als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is zelf volledig haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen. Daarbij heeft de kantonrechter te snel geoordeeld dat tegen de voorgestelde mentor geen bezwaren zijn gerezen, althans heeft de kantonrechter de alternatieven niet of onvoldoende onderzocht. De betrokkene wenst niet dat een externe professionele mentor beslissingen neemt over haar niet-vermogensrechtelijke belangen, zoals over waar zij wel of niet kan wonen. De betrokkene heeft progressieve MS en zit in een rolstoel. Ze heeft iedere dag hulp nodig voor haar persoonlijke verzorging en behandeling. De betrokkene beseft dat ze niet zonder hulp kan maar acht zich in staat om over haar eigen verzorging, verpleging, verblijf en behandeling te oordelen. De betrokkene vermoedt dat er onheuse signalen van enkele medewerkers van [instantie] zijn gekomen over dat ze thuis niet goed verzorgd zou worden. Medewerkers van [instantie] hebben kennelijk melding gedaan aan Veilig Thuis over zorgen dat de betrokkene zou zijn afgevallen omdat ze niet genoeg te eten zou krijgen, dat er tegen haar geschreeuwd zou worden en dat de woning vuil zou zijn, waartegen de betrokkene zich niet kon verweren. Het klopt dat de betrokkene in een tijdsbestek van zeven jaren flink is afgevallen. Ze is echter niet te mager. Zeven jaar geleden was de betrokkene veel te zwaar. De betrokkene betwist dat er sprake zou zijn van onvoldoende voeding. Het klopt dat er af en toe wat stemverheffingen zijn, maar ze kan zich daar tegen verweren. Het probleem ligt bij [instantie] , er zijn geen goede verzorgers meer. De fysiotherapeuten bestrijden geklaagd te hebben over de situatie bij de betrokkene thuis. De kantonrechter heeft zich ten onrechte volledig laten leiden door de bijgevoegde rapportages, zonder zich inhoudelijk te verdiepen in wat er nu precies aan de hand was. Mentorschap doet afbreuk aan het zelfbeschikkingsrecht van de betrokkene. Alle hulp die de betrokkene nodig heeft is goede thuiszorg en de zorg van de echtgenoot en zoon. De betrokkene wordt goed verzorgd door hen. Ze is volledig in staat aan te geven wat ze wil en ze wil graag naar huis, ze mist de echtgenoot en zoon. Feit is dat als ze drie keer vier pillen Baclofen per dag neemt, ze erg suf wordt en niet meer helder lijkt. Er lijkt dan sprake te zijn van overdosering, omdat de betrokkene door het slikken van dit medicijn een verminderd bewustzijn krijgt. Hierdoor lijkt het alsof zij niet in staat is voor zichzelf op te komen. In samenspraak met de echtgenoot en de zoon is het gebruik van dit medicijn afgebouwd, waarmee ze veel helderder is geworden. Ten tijde van de beslissing tot instelling van het mentorschap was het voor de betrokkene absoluut niet duidelijk dat het de bedoeling was dat zou verhuizen naar het verzorgingshuis. Na het instellen van het mentorschap is de mentor bij de betrokkene op bezoek geweest en is aan haar verteld dat er op dat moment een plek vrij was in het [instantie] in [plaats] , en dat ze als ze dat niet zou accepteren in een instelling in het noorden van het land geplaatst zou worden. Hierdoor had de betrokkene het gevoel geen enkele keuze te hebben en heeft ze ingestemd met de plaatsing terwijl ze dit niet wilde. Er zijn door de mentor geen alternatieven naar voren gebracht en er is niet gevraagd wat de betrokkene zelf wilde. Ook zijn de mogelijkheden niet onderzocht om thuis te blijven wonen. Hiermee is niet voldaan aan artikel 1:454 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dat bepaalt dat de betrokkene zoveel mogelijk zelf bij de vervulling van de taak als mentor dient te worden betrokken. De betrokkene verblijft sinds 15 oktober 2024 in het woonzorgcentrum waar ze ongelukkig is. Het is bovendien onduidelijk waarom, indien mentorschap in de rede zou liggen, niet eerst aan de echtgenoot van de betrokkene dan wel de zoon is gevraagd of zij bereid en in staat zijn hiertoe. Dat er verschillen van mening zijn met de thuiszorg over de wijze van verzorging en opvoeding en medicijnen mag geen grond zijn om te veronderstellen dat de betrokkene niet in staat zou zijn voor zichzelf op te komen als ze het er niet mee eens zou zijn en aldus te beoordelen dat de echtgenoot en de zoon ongeschikt zijn voor het mentorschap. Ook is aan de betrokkene niet gevraagd wie haar voorkeur heeft als mentor.

3.2.

De advocaat-generaal voert – samengevat – het volgende aan. Veilig Thuis heeft laten weten het van zeer groot belang te achten dat het mentorschap uitgevoerd blijft worden door de huidige mentor. De mentor behartigt de betrokkene haar zorgbelangen op positieve wijze en houdt nauwlettend in de gaten dat de betrokkene haar eigen wensen en rechten worden gerespecteerd zodat ze de zorg krijgt die ze nodig heeft. De echtgenoot en de zoon zetten de medische wetenschap opzij en varen voornamelijk een eigen (medische) koers. Er blijft verschil ontstaan in zorgvisie, hetgeen de situatie complex maakt. De betrokkene vindt het moeilijk om eigen keuzes te maken en wordt hierin erg beïnvloed door de echtgenoot en de zoon. De mentor is essentieel voor het effectief behartigen van de betrokkene haar zorgbelangen, omdat dit haar helpt om haar rechten te beschermen, zelf mee te beslissen en haar autonomie te behouden. Op 14 oktober 2024 is de betrokkene akkoord gegaan met een plaatsing in het verzorgingstehuis. In het gesprek hieromtrent geeft de echtgenoot aan niet achter de keuze van de betrokkene te staan. De echtgenoot gelooft dat de betrokkene kan herstellen van de ziekte MS, maar niet in een verzorgingstehuis. Op 24 oktober 2024 is een waarschuwingsbrief gestuurd vanuit de instelling naar de echtgenoot nadat hij wiet-chocolade heeft proberen uit te delen aan de medebewoners in het verzorgingstehuis, waarbij één andere bewoner ook daadwerkelijk dit heeft genuttigd. Er is op 28 oktober 2024 met Veilig Thuis een kennismaking geweest bij het verzorgingstehuis om afspraken te maken over signalen en onveiligheid. In dit gesprek is door [instantie] aangegeven dat de betrokkene sinds haar plaatsing in het verzorgingshuis aankomt in gewicht. Er is een diëtiste betrokken en er wordt onderzocht of de betrokkene behoefte heeft aan een (ouderen)psycholoog, omdat ze voorheen een ouderenpsycholoog heeft gehad. Het verzorgingstehuis betrekt ook een verslavingsarts bij de situatie omdat duidelijk is geworden dat er sprake is van afhankelijkheid van middelen. De betrokkene gaat twee keer per week (lange dagen) terug naar huis en komt onder invloed terug in het verzorgingstehuis. Het verzorgingstehuis, Veilig Thuis en de mentor hebben geen enkel zicht op wat de betrokkene thuis eet, drinkt en/of toegediend krijgt aan middelen. Het verzorgingstehuis zorgt er in ieder geval voor dat de betrokkene voor vertrek en terug bij aankomst eiwitrijke voeding krijgt. Ook heeft Veilig Thuis de wijkagent geïnformeerd. De veiligheidsafspraken en de waarschuwingsbrief vanuit het verzorgingstehuis zijn met de wijkagent gedeeld. Er is door de politie een Attentie Op Locatie (AOL) aangemaakt, zodat de politie direct ter plaatse komt als het personeel dit noodzakelijk acht.

3.3.

De echtgenoot voert – samengevat – het volgende aan. Een uitdaging toen de betrokkene thuis woonde was dat de thuiszorg ging afschalen. Bepaalde zorgtaken werden niet meer uitgevoerd. Die taken kwamen dan voor rekening van de echtgenoot of de zoon. De echtgenoot mist de betrokkene nu zij niet langer thuis woont. Het is fijn dat ze af en toe een dag naar huis komt. Het is niet nodig dat de betrokkene bij [instantie] verblijft. Als er een gesprek met [instantie] plaatsvindt kunnen er afspraken worden gemaakt voor als de betrokkene weer thuis zou komen wonen. De echtgenoot wil namelijk minder doen in de verzorging van de betrokkene; de betrokkene vindt dat goed. In overleg met de zoon is de hoeveelheid Baclofen die de betrokkene gebruikte afgebouwd, waardoor de betrokkene fitter is geworden. De zoon maakt medicinale wiet in de vorm van bonbons. Er zijn nooit discussies geweest met de medewerkers van het wooncentrum.

3.4.

De zoon voert – samengevat – het volgende aan. De zoon is thuis gaan wonen omdat hij mogelijkheden zag in de behandeling van de betrokkene. De zoon werkt niet. Hij is geïnteresseerd in celbiologie en zet zich graag in om mogelijkheden te zoeken om de situatie van de betrokkene te verbeteren. Thuis kan de betrokkene wietolie, wiet-chocolade of een joint krijgen wanneer zij dit wil. Dit helpt met haar spasmes. In het wooncentrum is dit niet toegestaan waardoor de betrokkene meer last heeft van spasmes en dus meer Baclofen gebruikt. Hierdoor werd de betrokkene weer minder helder. Het gebruik van medicinale wiet is een taboe binnen [instantie] .

3.5.

Het hof overweegt als volgt.

Het wettelijk kader

3.5.1.

Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.

3.5.2.

Ingevolge artikel 1:452 lid 1 BW benoemt de rechter bij het uitspreken van het mentorschap of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon. Ingevolge lid 3 van dit artikel volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Lid 4 van dit artikel bepaalt dat, indien de betrokkene gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot mentor wordt benoemd, tenzij lid 3 van toepassing is.

Inhoudelijke beoordeling

3.5.3.

Naar het oordeel van het hof is er bij de betrokkene sprake van een lichamelijke toestand als gevolg waarvan zij niet in staat is of bemoeilijkt wordt haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. De betrokkene heeft vergevorderde MS en is rolstoelafhankelijk. Zij is geestelijk in staat beslissingen te nemen aangaande haar medische behandelingen, verpleging, verzorging en begeleiding, maar ze is niet in staat zich hier lichamelijk voor in te zetten of zich te verweren tegen beslissingen van anderen. Naar voren is gekomen dat de echtgenoot en de zoon de medische wetenschap in twijfel trekken. Zij willen een andere koers varen wat betreft de verzorging en het medicijngebruik van de betrokkene dan de medisch betrokkenen adviseren. De zoon heeft een alternatief gedachtegoed en de vader weerspreekt hem hier niet in. De zoon maakt naar eigen zeggen medicinale wiet die hij in verschillende vormen (bonbons, olie, joints) aan de betrokkene toedient. De betrokkene is wegens haar fysieke toestand zeer kwetsbaar en is niet in staat zich hiertegen te verweren. Het hof acht dit niet in het belang van de betrokkene en ziet hierin reden voor een mentorschap. Daar komt bij dat als de betrokkene naar huis zou komen, er wederom thuiszorg moet zijn. Thuiszorg heeft eerder, toen de betrokkene nog thuis woonde, aangegeven de thuiszorg af te schalen. De echtgenoot heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep aangegeven niet meer in staat te zijn veel zorgtaken op zich te nemen. Op geen enkele manier is aangegeven hoe de praktische verzorging van de betrokkene thuis geregeld kan worden indien zij nu naar huis zou komen.

Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter terecht een mentorschap ingesteld en is de grond voor de instelling van een mentorschap op dit moment nog onverkort aanwezig.

3.5.4.

Ten aanzien van de persoon van de mentor merkt het hof op in het voornoemde gegronde redenen te zien om af te wijken van de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene en de wettelijke voorkeur om de echtgenoot als mentor te benoemen. Het is in het kader van bescherming van de betrokkene belangrijk dat er een onafhankelijk persoon de niet-vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene behartigt.

3.6.

Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda van 7 augustus 2024;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J.C. van Leeuwen, A.M. Bossink en G.M. Goes en is in het openbaar uitgesproken door mr. G.M. Goes op 15 mei 2025 in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Smolders, griffier.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733