Datum publicatie | 02-06-2025 |
Zaaknummer | C/16/571425 / FA RK 24-478 |
Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
Zittingsplaats | Utrecht |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Alimentatie; Terugbetaling alimentatie bij wijziging |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Wijziging kinderalimentatie. Schulden. Beschermingsbewind. Geen wettelijke schuldsanering. Draagkracht moeder bedraagt minder dan de helft van de behoefte van de kinderen. Kosten van verzorging en opvoeding lopen altijd door. Redelijk om de draagkracht van de vader voor tweederde deel aan kinderalimentatie te besteden en voor eenderde deel aan aflossing van de schulden.Volledige uitspraak
Familierecht
Locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/571425 / FA RK 24-478
Kinderalimentatie
Beschikking van 29 april 2025
in de zaak van:
de besloten vennootschap [bewindvoerder] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
in de hoedanigheid van bewindvoerder van
[de man]
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. N.J. Hos,
tegen
[de vrouw] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M. Huisman.
1De procedure
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
-
het verzoekschrift van de bewindvoerder (met bijlagen), binnengekomen op 28 februari 2024;
-
het bericht van de bewindvoerder (met bijlage) van 15 april 2024;
-
het verweerschrift van de vrouw (met bijlagen);
-
het bericht van de bewindvoerder (met producties 9 t/m 14) van 15 oktober 2024;
-
het bericht van de vrouw (met producties 7 t/m 11) van 18 oktober 2024;
-
het bericht van de bewindvoerder (met producties 15 en 16) van 21/22 oktober 2024.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 29 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig: de vrouw met haar advocaat, en de man met de advocaat van de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft wel een uitnodiging van de rechtbank gekregen, maar is niet gekomen.
Tijdens de zitting heeft de advocaat van de bewindvoerder een draagkrachtberekening overgelegd.
Na de zitting heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
-
het bericht van de bewindvoerder van 13 november 2024 (met bijlagen);
-
het bericht van de bewindvoerder van 18 november 2024 (met bijlagen);
-
de brief van de vrouw van 26 november 2024.
2Waar de procedure over gaat
De man en de vrouw zijn met elkaar getrouwd geweest.
Zij hebben samen twee kinderen:
-
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] .
De kinderen staan ingeschreven op het adres van de vrouw.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dat betekent dat zij de belangrijke beslissingen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] samen moeten nemen.
De rechtbank Limburg heeft in de echtscheidingsbeschikking van [echtscheidingsdatum] 2019 het ouderschapsplan van 11 oktober 2019 opgenomen. In het ouderschapsplan staat dat de man een bedrag van € 533.- per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw moet betalen.
De rechtbank Midden-Nederland heeft in de beschikking van 6 december 2021 de kinderalimentatie gewijzigd en bepaald dat de man vanaf 6 december 2021 een bedrag van € 213,- per kind per maand aan de vrouw moet betalen. Geïndexeerd is de man in 2024 afgerond € 238,- per kind per maand verschuldigd, en in 2025 afgerond € 254,- per kind per maand.
De kantonrechter in deze rechtbank heeft op 14 juni 2023 op verzoek van de man de goederen die aan hem toebehoren of zullen toebehoren onder bewind gesteld met benoeming van [bewindvoerder] B.V. tot bewindvoerder. De grond voor het bewind is volgens de beschikking: de lichamelijke of geestelijke toestand van de man.
De bewindvoerder wil dat de kinderalimentatie vanaf 14 juni 2023 op nihil wordt gesteld. Volgens de bewindvoerder zijn de financiële omstandigheden van de man gewijzigd en kan de man daardoor de bijdrage niet meer betalen.
De vrouw is het niet eens met het verzoek. Zij wil dat de bewindvoerder niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek of dat het verzoek wordt afgewezen.
3De beoordeling
De rechtbank beslist dat de man vanaf 1 april 2024 een bedrag van € 122,- per kind per maand aan de vrouw moet betalen en vanaf 1 januari 2025 € 130,- per kind per maand. Dit betekent dat zij een deel van het verzoek van de bewindvoerder afwijst.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. Daarbij gaat zij in op de standpunten van partijen, voor zover die voor de beoordeling van belang zijn.
De reden voor de wijziging
De rechtbank kan de kinderalimentatie opnieuw berekenen als de omstandigheden zijn gewijzigd. 1 De bewindvoerder stelt dat daarvan sprake is en de vrouw weerspreekt dat. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden van de man na de laatste vaststelling van de kinderalimentatie in de beschikking van 6 december 2021 gewijzigd zijn. De man heeft namelijk van juni 2023 tot 5 februari 2024 een WW-uitkering ontvangen waardoor zijn inkomen lager was dan voorheen. Verder heeft hij in de periode van zijn werkloosheid aanmerkelijke schulden gemaakt. Volgens een door de bewindvoerder opgesteld bijgewerkt schuldenoverzicht was er per 30 september 2024 sprake van een totale schuldenlast van € 27.795,34. De man heeft hierover op de zitting gezegd dat hij als gevolg van de echtscheiding zijn financiële situatie niet meer kon overzien. Naar eigen zeggen heeft hij er een rommeltje van gemaakt. De fluctuatie in het inkomen van de man en de schuldenlast maken dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Dit betekent dat de rechtbank opnieuw een berekening van de kinderalimentatie zal maken.
De ingangsdatum
Voordat de rechtbank opnieuw kan gaan rekenen, moet zij weten welke gegevens en belastingtarieven zij moet gebruiken bij die berekening. Daarom moet de rechtbank eerst beslissen vanaf welk moment de nieuwe kinderalimentatie gaat gelden.
De wet geeft de rechtbank grote vrijheid bij het vaststellen van de ingangsdatum van de alimentatieverplichting. 2Drie data liggen als ingangsdatum het meest voor de hand: de datum waarop de omstandigheden zijn gewijzigd, de datum van het verzoekschrift en de datum waarop de rechtbank beslist. De rechtbank kan dus een bijdrage vaststellen of wijzigen over een periode in het verleden, maar moet daar terughoudend mee omgaan omdat dit grote gevolgen voor de ouders kan hebben.
De rechtbank hanteert als ingangsdatum 1 april 2024. Het verzoekschrift van de bewindvoerder is op 28 februari 2024 ingediend. De vrouw kon er vanaf dat moment rekening mee houden dat de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op korte termijn zou wijzigen. Deze korte termijn stelt de rechtbank op een maand.
De behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind zijn. Dat wordt de ‘behoefte’ van het kind genoemd. De rechtbank stelt de behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vast op een bedrag van € 465,- per kind per maand. Dit komt overeen met de geïndexeerde behoefte van de kinderen die in het ouderschapsplan van partijen van 11 oktober 2019 staat. De behoefte van de kinderen is daarin namelijk vastgesteld op een bedrag van € 787,- per maand voor de twee kinderen samen, dat is € 393,50 per kind per maand. Gecorrigeerd in verband met de inflatie (geïndexeerd) is dat in 2024 € 465,- per kind per maand. Partijen zijn het hierover eens.
De draagkracht van de ouders
Bij de berekening van de kinderalimentatie moet vervolgens worden vastgesteld wat ieder van de ouders kan betalen. Dat wordt de ‘draagkracht’ van de ouders genoemd. Volgens de wet moeten de ouders namelijk naar draagkracht in de behoefte van de kinderen voorzien. 3
Voor het bepalen van de draagkracht van de ouders past de rechtbank de methode die de Expertgroep Alimentatie van de Rechtspraak heeft ontwikkeld toe. Het netto besteedbaar inkomen van een ouder is daarbij het uitgangspunt. Vervolgens bekijkt de rechtbank welk deel van dat inkomen kan worden gebruikt om bij te dragen in de kosten van de kinderen.
Bij een netto besteedbaar inkomen dat hoger is dan € 2.065,- per maand in 2024 maakt de rechtbank daarvoor gebruik van de zogenoemde ‘draagkrachtformule’. In die formule wordt uitgegaan van een woonbudget van 30% van het netto besteedbaar inkomen per maand. De ouders worden geacht uit het woonbudget alle redelijke lasten voor een woning passend bij hun inkomen te kunnen voldoen. Daarnaast wordt rekening gehouden met een forfaitair (vaststaand) bedrag voor redelijke kosten van levensonderhoud, dat ieder jaar wordt bijgesteld. In 2024 is dat een bedrag van € 1.270,- per maand. Deze twee posten vormen samen het ‘draagkrachtloos inkomen’. Na aftrek van die posten van het netto besteedbaar inkomen blijft dan de ‘draagkrachtruimte’ over. Daarvan is 70% beschikbaar voor kinderalimentatie. De berekening van de draagkracht ziet er dan als volgt uit: 70% [NBI – (0,3 x NBI + 1.270)].
De draagkracht van de man
De draagkracht van de man in 2024 berekent de rechtbank op € 365,- per maand. De rechtbank legt hierna uit hoe zij aan dat bedrag is gekomen.
Het inkomen van de man is per 1 juli 2024 gestegen. Uit praktische overwegingen gaat de rechtbank voor het berekenen van de draagkracht van de man vanaf 1 april 2024 uit van dit (iets) hogere inkomen. Volgens de salarisspecificaties over juli, augustus en september 2024 was zijn inkomen toen € 3.365,- bruto per maand 4. Zijn netto besteedbaar inkomen bedroeg toen, inclusief vakantietoeslag, en rekening houdend met de arbeidskorting en de algemene heffingskorting, € 2.805,- per maand.
Bij het berekenen van de draagkracht van de man houdt de rechtbank rekening met een last van € 172,- per maand voor de kosten van het bewind van de man. Deze last staat in het door de bewindvoerder opgestelde budgetplan en is voor de man niet vermijdbaar en valt hem niet te verwijten. De vrouw heeft deze last ook niet bestreden. De man heeft dan een draagkracht van (70% [2.805 – (0,3 x 2.805 + 1.270 + 172)] =) € 365,- per maand.
Bij het berekenen van de draagkracht van de man houdt de rechtbank verder wel rekening met de schulden van de man, maar is de rechtbank ook van oordeel dat dit niet tot gevolg mag hebben dat de kinderalimentatie op nihil wordt gesteld. De rechtbank houdt om die reden rekening met een maandelijkse aflossing op de schulden van € 121,- per maand. Dit is eenderde deel van de draagkracht van de man. De rechtbank zal dit uitleggen.
De vaste jurisprudentie van de Hoge Raad houdt in dat er bij het berekenen van de draagkracht in beginsel met alle schulden rekening moet worden gehouden, ook als die niet tijdens het huwelijk van partijen zijn ontstaan en/of hierop niet wordt afgelost. Uit het overzicht van de bewindvoerder blijkt dat er sprake is van een aanzienlijke schuldenlast. Deze bedraagt per 16 september 2024 € 27.795,34.
De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie van de Hoge Raad verder volgt dat de achtergrond van de schulden en de wijze waarop zij zijn ontstaan in het algemeen geen rol spelen bij de beoordeling van de draagkracht. De rechtbank kan dan ook niet de schulden buiten beschouwing laten bij het bepalen van de draagkracht van de man, zoals de vrouw wil. Dat de man mogelijk had kunnen voorkomen dat hij werkloos werd en dat hij wellicht eerder een baan had kunnen vinden als hij in dezelfde branche was blijven werken, doet er niet aan af dat de man nu eenmaal te maken heeft met de schulden die hij gemaakt heeft. Hetzelfde geldt voor de manier waarop de man de schulden gemaakt heeft. Hij heeft tijdens de zitting erkend dat hij er na de echtscheiding een rommeltje van heeft gemaakt en het ene financiële gat met het andere gevuld heeft. Ook dit is niet voldoende om de schulden buiten beschouwing te laten. De man moet deze schulden nu eenmaal afbetalen.
De rechtbank is het verder niet eens met de stelling van de vrouw dat de schulden onvoldoende zijn onderbouwd. De bewindvoerder heeft brieven en berichten van de schuldeisers overgelegd waaruit de schulden en de omvang ervan blijken. De rechtbank leest dat de vrouw niet begrijpt dat en waarom de man deze schulden heeft laten ontstaan. Dat is invoelbaar maar doet niet af aan het bestaan van de schulden.
De rechtbank is het ook niet met de vrouw eens dat van de man kan worden verlangd om zijn woning te verkopen, en met de overwaarde zijn schulden af te betalen. Hiervoor bestaat geen rechtsgrond. Daarnaast gaat de rechtbank er niet van uit dat de bewindvoerder de hypothecaire geldlening kan verhogen en uit de beschikbaar komende gelden de schulden kan afbetalen, zoals de vrouw heeft geopperd. De bewindvoerder heeft hierover namelijk gesteld dat dit niet mogelijk is als gevolg van de BKR-registratie van de man. De rechtbank vindt dat aannemelijk.
De rechtbank is het niet eens met de bewindvoerder dat de man vanwege zijn schuldenlast geen financiële ruimte heeft om de kinderalimentatie te betalen. Zij licht dit toe als volgt.
De behoefte van de kinderen aan een bijdrage in hun kosten is niet betwist en staat daarmee vast. Deze behoefte is voortdurend. De verzorging en de opvoeding van de kinderen is immers een doorlopend proces en in de kosten die daarmee samenhangen moet dan ook doorlopend worden voorzien. De vrouw had in 2024 volgens de tijdens de zitting overgelegde berekening van de bewindvoerder een draagkracht van € 419,- per maand. Dit is minder dan de helft van de behoefte van de kinderen in 2024 die immers € 930,- per maand bedroeg. Hieruit volgt dat het hoe dan ook noodzakelijk is dat ook de man een deel van de kosten van de kinderen betaalt. Verder is er geen sprake van een wettelijk of minnelijk schuldsaneringstraject. De bewindvoerder heeft bovendien niets gesteld over het tempo waarop of de periode waarbinnen de schulden moeten worden afbetaald. De rechtbank vindt het alles overziende redelijk om van de man en zijn schuldeisers te verlangen dat zijn draagkracht voor tweederde deel wordt besteed aan de kinderen en voor eenderde deel aan afbetaling van zijn schulden. Dat betekent dat de rechtbank de kinderalimentatie bepaalt op tweederde deel van € 365,-, dus afgerond op € 243,- per maand. De rechtbank realiseert zich dat het gevolg van deze beslissing is dat het langer duurt totdat de man zijn schulden heeft afgelost, maar de schuldenlast is een gevolg van deze keuzes van de man en de rechtbank vindt dat dit gevolg niet volledig bij de vrouw en de kinderen kan worden neergelegd.
Overigens blijkt uit de door de bewindvoerder overgelegde salarisspecificaties van de man over de periode van juni 2024 tot en met september 2024 dat er maandelijks een bedrag van gemiddeld ongeveer € 670,- per maand werd ingehouden ten behoeve van het LBIO, dat beslag heeft gelegd op het salaris van de man. De rechtbank gaat er daarom van uit dat er na betaling van de kinderalimentatie (gerekend naar de maatstaven van 2024) nog ongeveer € 427,- per maand overblijft voor de schuldeisers. Dat is dus inclusief het eenderde deel van de draagkracht van de man dat hiervoor genoemd is.
Gelet op het vorenstaande blijft de beoordeling van de draagkracht van de vrouw, de verdeling van de kosten van de kinderen en de zorgkorting achterwege en komt de rechtbank niet aan een verdere beoordeling toe.
Alimentatie terugbetalen
De rechtbank komt nu op een lager bedrag aan kinderalimentatie uit dan eerder was vastgesteld.
Volgens vaste rechtspraak geldt dat de rechter die een onderhoudsverplichting verlaagt met ingang van een vóór zijn uitspraak gelegen datum, aan de hand van wat in die procedure is gebleken, moet beoordelen in hoeverre een daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichting in redelijkheid kan worden aanvaard.
De vrouw heeft op de zitting verklaard dat zij de bedragen die zij van het LBIO heeft ontvangen nog niet aan de kinderen heeft uitgegeven en heeft opgespaard om eventuele teveel ontvangen kinderalimentatie aan de man te kunnen terugbetalen. De rechtbank vindt het om die reden redelijk dat de vrouw de teveel ontvangen kinderalimentatie aan de man terugbetaalt. De lagere kinderalimentatie zal overigens ook betekenen dat de schuldenlast van de man daalt, doordat de schuld van de man bij het LBIO daalt.
De rechtbank benadrukt dat nieuwe schulden niet acceptabel zullen zijn en niet kunnen leiden tot een nog lagere kinderalimentatie. De man moet ervoor zorgen dat hij nieuwe schulden voorkomt door zijn leefwijze aan te passen aan het inkomen dat voor hem beschikbaar is.
Uitvoerbaar bij voorraad
De rechtbank verklaart de beslissing ‘uitvoerbaar bij voorraad’, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.
4De beslissing
De rechtbank:
wijzigt de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie, zoals die was vastgelegd in de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 6 december 2021 en bepaalt dat deze kinderalimentatie vanaf 1 april 2024 € 122,- per kind per maand bedraagt en vanaf 1 januari 2025 € 130,- per kind per maand;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. G.L.M. Urbanus, rechter, in samenwerking met de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS! |
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER! |
|
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden. |
||
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS! |
JJB
Bijlage 1: draagkracht van de man.
Productie 15 van de man.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733