Essentie (gemaakt door AI)
Turkse man en Nederlandse vrouw zijn op het Turkse consulaat naar Turks recht gehuwd. De ABS weigert inschrijving van het huwelijk. Partijen trouwen daarom “voor een tweede keer” ten overstaan van de ABS. Art. 1:33 BW vormt een beletsel voor twee huwelijken tussen dezelfde personen als het eerste huwelijk rechtsgeldig is, wat het geval is (art. 10:30, 31 en 34 BW, art. 3 en 6 WCH). De rechtbank spreekt de echtscheiding uit en stelt vast dat door de tweede huwelijkssluiting geen huwelijk tot stand is gekomen.
Datum publicatie | 19-05-2025 |
Zaaknummer | C/09/664611 / FA RK 24-2680 |
Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
Zittingsplaats | Den Haag |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | IPR familierecht; IPR huwelijk; Overig; Nietigverklaring huwelijk/GP |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Echtscheiding. Dubbel huwelijk, 1:33 BW. Geldigheid huwelijk van Nederlandse vrouw op Turks consulaat (artikel 10:30 en 10:34 BW) . Leeftijd vrouw staat niet aan geldigheid in de weg (artikelen 3 en 6 WCH, 10:31 en 10:34 BW) . Niet tot stand gekomen later huwelijk ten overstaan van de Nederlandse ambtenaar.Volledige uitspraak
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-2680
Zaaknummer: C/09/664611
Datum beschikking: 15 mei 2025
Scheiding
Beschikking op het op 8 april 2024 ingekomen verzoek van:
[de vrouw] ,
de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.S. Polat te Rijswijk.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man] ,
de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: -.
Als informant wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,
zetelend te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de ambtenaar.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
-
het verzoekschrift;
-
de instemmingsverklaring van 20 april 2024 van de man;
-
het bericht van 14 mei 2024, met bijlagen, van de vrouw;
-
het bericht van 30 mei 2024 van de vrouw;
-
de brief van 28 juni 2024 van de ambtenaar;
-
de brief van 4 juli 2024 van de ambtenaar;
-
de brief van 11 september 2024 van de vrouw;
-
het bericht van 6 januari 2025 van de vrouw;
-
de brief van 4 juli 2024 van de ambtenaar.
Op 15 april 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat, de man en namens de ambtenaar: [naam 1] en [naam 2] .
Na de zitting heeft de rechtbank op 16 april 2025 nog een e-mailbericht ontvangen van de ambtenaar.
Feiten
-
Partijen zijn gehuwd op [datum 1] 1992 op het Turkse Consulaat in Rotterdam. Op dat moment had de man de Turkse nationaliteit en de vrouw de Nederlandse nationaliteit.
-
Partijen zijn nogmaals gehuwd op [datum 2] 1995 in ’s-Gravenhage.
-
De vrouw en de man hebben thans beiden de Nederlandse nationaliteit.
Verzoek en verweer
Het verzoek strekt ertoe dat:
-
het huwelijk dat tussen partijen is gesloten op [datum 2] 1995 te ’s-Gravenhage nietig wordt verklaard;
-
de echtscheiding wordt uitgesproken van het huwelijk dat tussen partijen op [datum 3] 1992 is gesloten bij het Turkse consulaat in Rotterdam;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft een instemmingsverklaring ondertekend.
De ambtenaar heeft zich (als informant) over de voorliggende verzoeken uitgelaten.
Beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
De rechtbank zal op grond van artikel 10:56, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Partijen zijn op het Turkse consulaat naar Turks recht gehuwd en hebben de (Turkse) huwelijksakte vervolgens aangeboden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage die de inschrijving van dat huwelijk heeft geweigerd. Partijen zijn daarom op [datum 2] 1995 “voor een tweede keer” gehuwd ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage.
Op grond van artikel 1:33 BW kan een persoon tegelijkertijd slechts met één persoon door het huwelijk verbonden zijn. Hoewel daaraan is voldaan – partijen zijn immers tweemaal met elkaar gehuwd – vormt deze bepaling ook een beletsel voor twee huwelijken tussen dezelfde personen als het eerste huwelijk rechtsgeldig is, of blijkt te zijn, zoals ook blijkt uit de memorie van toelichting bij de invoering van artikel 1:33 BW en uit de jurisprudentie (ECLI:NL:GHAMS:1972:AC0002).
Gelet op artikel 1:33 BW dient de rechtbank eerst te beoordelen of het tussen partijen gesloten huwelijk op het Turkse Consulaat, dat gezien moet worden als een huwelijk dat gesloten is in Turkije, als rechtsgeldig in Nederland kan worden erkend. Het uitgangspunt is dat een buiten Nederland gesloten huwelijk dat op grond van het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig wordt erkend op grond van artikel 10:31 eerste lid BW. Op grond van het vierde lid van voornoemd artikel wordt een huwelijk vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
Partijen zijn op [datum 3] 1992 op het consulaat in Rotterdam gehuwd. Op dat moment had de man de Turkse nationaliteit en de vrouw de Nederlandse nationaliteit. Destijds werd artikel 4 van de toen geldende Wet Conflictenrecht Huwelijk in de rechtspraktijk zo uitgelegd dat iemand die (mede) de Nederlandse nationaliteit bezat alleen kon trouwen ten overstaan van de Nederlandse ambtenaar van de burgerlijke stand en dus niet op het consulaat. In 1996 heeft de HR geoordeeld dat die uitleg niet juist is (zie Hoge Raad 13 december 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2230). Dat betekent dat de omstandigheid dat de vrouw mede de Nederlandse nationaliteit had ten tijde van het huwelijk in 1992 niet in de weg stond en staat aan de erkenning van het huwelijk. Artikel 10:30 is, gelet op het bepaalde in artikel 10:34 lid 2 BW, immers niet van toepassing op huwelijken die zijn gesloten vóór 15 januari 1999.
Wel blijkt uit artikel 10:34 lid 2 BW dat de openbare orde in de weg kan staan aan erkenning van het huwelijk uit 1992. De vraag die moet worden beantwoord is de vraag of het huwelijk in 1992 in strijd is met de openbare orde, gelet op de 15-jarige leeftijd van de vrouw ten tijde van het sluiten van het huwelijk. In dat verband is van belang om vast te stellen dat het huwelijk gesloten is overeenkomstig de Turkse wet. Op grond van de op dat moment geldende Turkse wet was een huwelijk van een vijftienjarige met toestemming van de ouders toegestaan. Nu niet is gesteld of anderszins is gebleken gaat de rechtbank ervan uit dat die toestemming is gegeven.
In artikel 3 WCH, zoals dat luidde ten tijde van het Turkse huwelijk in 1992, was opgenomen dat de voltrekking van een huwelijk in elk geval onverenigbaar was met de openbare orde indien de aanstaande echtgenoten de leeftijd van vijftien jaren niet hadden bereikt. De openbare ordetoets die op in het buitenland afgesloten huwelijken diende te worden toegepast, was niet nader gespecificeerd. Ook in het met ingang van 2012 geldende boek 10 BW was geen specificering van de minimumleeftijd opgenomen.
Pas in 2015 werd in artikel 10:31 BW een catalogus van weigeringsgronden geïntroduceerd, waarbij aan de erkenning de eis gesteld werd dat de huwelijkspartners de achttienjarige leeftijd hadden bereikt, tenzij de echtgenoten op het moment dat erkenning van het huwelijk gevraagd wordt beiden de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt. Daarmee is onduidelijk hoever de openbare orde toets waarnaar wordt verwezen in artikel 10:34, lid 2 BW, dat dateert van vóór de invoering van de specifieke leeftijdsgrens in artikel 10:31 BW, strekt en welke leeftijdsgrens daarbij dus moet worden gehanteerd.
Vast staat evenwel dat de vrouw in 1995, ten tijde van het “tweede huwelijk”, 18 jaar was. Ook naar de huidige uit artikel 10:31 BW voortvloeiende maatstaven voor erkenning van het huwelijk stond de leeftijd van de vrouw, op het moment van de sluiting van het huwelijk in 1995, dus niet (meer) aan erkenning van het huwelijk uit 1992 in de weg. Dat betekent dat het huwelijk uit 1992, op het moment dat het huwelijk in 1995 werd gesloten, voor erkenning vatbaar was.
Nederlands huwelijk
Aan het huwelijk in 1995 stond dus een huwelijksbeletsel in de weg, namelijk het feit dat tussen partijen reeds een voor erkenning vatbaar huwelijk bestond. In 1995 heeft wel een formele huwelijkssluiting plaatsgevonden, maar hierdoor is niet een huwelijk tot stand gekomen, omdat partijen toen reeds met elkaar waren gehuwd.
De ambtenaar heeft er terecht op gewezen dat het ‘huwelijk’ uit 1995 niet nietig verklaard kan worden in de zin van afdeling 5 van titel 5 van het eerste boek van het BW (zie onder meer Hof Amsterdam 7 november 1972, NJ 1973, 66 (https://www.inview.nl/document/id157519721107nj197366dosred)). Wel kan worden vastgesteld dat het huwelijk niet tot stand gekomen is en ten onrechte is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw tot nietig verklaring daarom afwijzen en het mindere (de vaststelling dat door de huwelijkssluiting op [datum 2] 1995 geen huwelijk tot stand is gekomen) toewijzen.
Echtscheiding
De rechtbank zal gelet op het bovenstaande, de vrouw ontvangen in haar verzoek tot ontbinding van het op [datum 3] 1992 gesloten huwelijk.
Aan de wettelijke formaliteiten van het verzoek tot echtscheiding is voldaan. De vrouw heeft onbetwist gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Het verzoek tot echtscheiding wordt daarom als op de wet gegrond toegewezen.
De aard van de beslissing tot echtscheiding verzet zich tegen de verzochte uitvoerbaar-verklaring bij voorraad, zodat dit zal worden afgewezen.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum 3] 1992 bij het Turkse consulaat in Rotterdam;
stelt vast dat door de huwelijkssluiting op [datum 2] 1995 ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, geen huwelijk tot stand is gekomen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, rechter, bijgestaan door mr. P.W.M. Jans als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 15 mei 2025. |
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733