Essentie (redactie)
Naast OM kan niet ook ABS de rechter verzoeken aanvulling of verbetering van de registers te gelasten. ABS behoort niet tot de belanghebbenden abi art. 1:24 lid 1 BW.
Dat ABS ontvangen werd in haar verzoek, geeft dan ook blijk van onjuiste rechtsopvatting. Een en ander neemt niet weg dat ABS wel belanghebbende kan zijn bij verzoeken tot gelasting aanvulling of verbetering registers. Maar dan op grond van art. 1:16a BW.
| Datum publicatie | 16-05-2025 |
| Zaaknummer | 24/04137 |
| Procedure | Cassatie |
| Formele relaties | Conclusie: ECLI:NL:PHR:2025:247 |
| Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
| Trefwoorden | Overig; Burgerlijke Stand (art. 1:16 t/m 1:29f BW); Belanghebbende |
| Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Cassatie in het belang der wet. Personen- en familierecht. Verzoek tot aanvulling registers burgerlijke stand met ontbrekende geboorte- en overlijdensakte van vroeggeboren kind. Is ambtenaar van de burgerlijke stand belanghebbende in de zin van het begrip ‘belanghebbenden’ als bedoeld in art. 1:24 lid 1 BW?Volledige uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 24/04137
Datum 16 mei 2025
BESCHIKKING
op een vordering tot cassatie in het belang der wet, ingesteld door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden en gericht tegen de beschikking in de zaak C/01/347230 FA RK 19-2717 van de rechtbank Oost-Brabant van 13 september 2019.
1Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar
de beschikking in de zaak C/01/347230 FA RK 19-2717 van de rechtbank Oost-Brabant van 13 september 2019.
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad beroep in cassatie ingesteld in het belang der wet.
De vordering van de Procureur-Generaal strekt ertoe dat de Hoge Raad de voorgedragen beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 september 2019 in het belang der wet zal vernietigen en zal verstaan dat de vernietiging geen nadeel toebrengt aan de door partijen verkregen rechten.
2Uitgangspunten en feiten
In deze cassatieprocedure in het belang der wet is de vraag aan de orde of de ambtenaar van de burgerlijke stand behoort tot de belanghebbenden die de rechter kunnen verzoeken aanvulling of verbetering van de registers van de burgerlijke stand te gelasten.
Het gaat in deze zaak om een kind dat in 1981 te vroeg is geboren en binnen enkele uren na de geboorte is overleden. Dit gebeurde kort voor de huwelijksdatum van de ouders. Er is geen geboorte- en overlijdensakte opgemaakt. De ouders hebben de wens dat de biologische vader alsnog in een geboorteakte wordt vermeld en dat het kind zijn geslachtsnaam krijgt, net als de twee andere kinderen van de ouders.
De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft op de voet van art. 1:24 lid 1 BW de rechtbank verzocht aanvulling te gelasten van het register van geboorten met een geboorteakte van het kind en aanvulling van het register van overlijden met een overlijdensakte van het kind.
De rechtbank
1 heeft het verzoek toegewezen. De rechtbank heeft onder meer overwogen:
“3.4. (…) Op grond van artikel 24, eerste lid, BW kan de rechtbank op verzoek van belanghebbenden of het openbaar ministerie de aanvulling van een register van de burgerlijke stand gelasten met een daarin ontbrekende akte. Ingevolge artikel 1:24b, eerste lid, BW geschiedt de aanvulling van een register van de burgerlijke stand door het opmaken van een nieuwe akte in dat register.
De rechtbank is van oordeel dat de ambtenaar van de burgerlijke stand, gelet op diens taakomschrijving in artikel 1:16a juncto artikel 1:20 BW, als belanghebbende in de zin van artikel 1:24 BW moet worden beschouwd. De ambtenaar van de burgerlijke stand is dan ook ontvankelijk in haar verzoek.”
Tegen de beschikking van de rechtbank is geen gewoon rechtsmiddel aangewend.
3Beoordeling van het middel
Volgens het middel heeft de rechtbank blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de ambtenaar van de burgerlijke stand aan te merken als belanghebbende in de zin van art. 1:24 lid 1 BW.
De eerste volzin van art. 1:24 lid 1 BW luidt als volgt:
Aanvulling van een register van de burgerlijke stand met een daarin ontbrekende akte of latere vermelding, doorhaling van een daarin ten onrechte voorkomende akte of latere vermelding, of verbetering van een daarin voorkomende akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat, kan op verzoek van belanghebbenden of van het openbaar ministerie worden gelast door de rechtbank.
De ambtenaar van de burgerlijke stand kan ambtshalve, zonder toestemming van het openbaar ministerie of rechterlijke tussenkomst, kennelijke schrijf- of spelfouten en kennelijke misslagen verbeteren in akten die zijn opgenomen in de registers van de burgerlijke stand (art. 1:24a BW) .
In de wet is het begrip ‘belanghebbenden’ in de zin van art. 1:24 lid 1 BW niet gedefinieerd. Tot de belanghebbenden in de zin van art. 1:24 lid 1 BW behoren degenen die in de akte worden genoemd of stellen dat zij in de ontbrekende akte zouden moeten voorkomen.
2 In dit geval zijn de ouders dus belanghebbenden.
Daarnaast kan een verzoek in de zin van art. 1:24 lid 1 BW worden gedaan door het openbaar ministerie. Uit de wetsgeschiedenis van art. 1:24 BW en zijn voorgangers, weergegeven in de vordering van de Procureur-Generaal onder 4.14-4.20, volgt dat de wetgever steeds voor ogen heeft gehad dat naast het openbaar ministerie niet ook de ambtenaar van de burgerlijke stand de rechter kan verzoeken aanvulling of verbetering van de registers te gelasten. De ambtenaar van de burgerlijke stand behoort daarom niet tot de belanghebbenden in de zin van art. 1:24 lid 1 BW.
Aan de andersluidende uitlatingen van de zijde van de regering die geen onderdeel zijn van de totstandkomingsgeschiedenis van art. 1:24 lid 1 BW (zie de vordering van de Procureur-Generaal onder 4.21) komt geen bijzondere betekenis toe.
3
Het middel klaagt dus terecht dat het oordeel van de rechtbank dat de ambtenaar van de burgerlijke stand ontvankelijk is in haar verzoek, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.
Hetgeen hiervoor in 3.2.3 is overwogen neemt niet weg dat indien een belanghebbende in de zin van art. 1:24 lid 1 BW of het openbaar ministerie de rechter verzoekt aanvulling of verbetering van de registers te gelasten, de ambtenaar van de burgerlijke stand bij dat verzoek belanghebbende is, omdat hij krachtens art. 1:16a BW belast is met het opnemen van akten in de onder hem berustende registers van de burgerlijke stand en de daaraan toe te voegen latere vermeldingen.
4Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt, in het belang der wet, de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 september 2019;
- verstaat dat deze vernietiging geen nadeel toebrengt aan de door partijen verkregen rechten.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.M. Wattendorff, als voorzitter, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 16 mei 2025.
Rechtbank Oost-Brabant 13 september 2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:6143.
Vgl. HR 28 juni 1878, W 4267 en HR 10 mei 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2075, rov. 3.4.
Vgl. HR 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:335, rov. 3.9.2.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733
