Essentie (redactie)
Man probeert ontruiming te voorkomen. Hij heeft zich op enig moment uitgeschreven uit woning zodat ex-partner fiscale voordelen kon krijgen. Hij stelt dat hij ondanks de uitschrijving wel altijd in de woning is blijven wonen. Ex-partner heeft huurovk opgezegd. Verweren man dat sprake was van gemeenschappelijke huishouding, dan wel huurovk, dan wel onderhuur slagen niet. Man moet woning ontruimen. De belangen van de kinderen maken dit niet anders, aangezien zij hoofdverblijf hebben bij moeder.
Datum publicatie | 09-05-2025 |
Zaaknummer | 11311143 CV EXPL 24-3202 |
Procedure | Bodemzaak |
Zittingsplaats | Middelburg |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Verbintenissenrecht |
Trefwoorden | Familievermogensrecht; Huurwoning |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Gedaagde verblijft zonder recht of titel in de woning en moet deze daarom verlaten. Hij heeft zich op enig moment uitgeschreven uit de woning om de financiele positie van zij inmiddels ex-partner te verbeteren (fiscale voordelen). Zij is een schuldsaneringstraject ingegaan. Gedaagde heeft zich elders ingeschreven, maar stelt altijd in de woning te hebben verbleven. De woning is beeindigd en de ex-partner heeft de huurovereenkomst opgezegd. Volgens gedaagde is er, ondanks dat er niet aan de wettelijke vereisten is voldaan, sprake van een gemeenschappelijke huishouding. Dan wel is er sprake van een huurovereenkomst, of onderhuur. De kantonrechter gaat hier niet in mee. Gedaagde moet de woning ontruimen. De belangen van de kinderen maken dit niet anders, aangezien zij hoofdverblijf hebben bij moeder.Volledige uitspraak
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11311143 \ CV EXPL 24-3202
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
[de man] ,
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [de man] ,
gemachtigde: mr. F.C.M. Maat-Oldenhof,
tegen
STICHTING BEVELAND WONEN,
te Goes,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Beveland Wonen,
gemachtigde: mr. M. Heeren, AGIN Timmermans.
1De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 december 2024 en de daarin genoemde stukken,
- conclusie van antwoord in reconventie met productie 1 tot en met 3,
- de mondelinge behandeling van 27 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2De feiten
[de man] en [de vrouw] (hierna: [de vrouw] ) huurden met ingang van 8 juli 2014 de woning aan de [adres] (hierna: de woning). Tussen [de man] en [de vrouw] bestaat geen huwelijk of geregistreerd partnerschap.
Op 11 juli 2014 is de zoon van [de man] en [de vrouw] geboren.
[de man] heeft op 7 februari 2016 de huur voor hemzelf opgezegd.
Op 24 juni 2019 hebben [de man] en [de vrouw] een dochter gekregen.
[de man] heeft zich op 18 december 2023 ingeschreven op het adres van de woning.
[de vrouw] heeft op 9 juli 2024 de woning verlaten, waarna zij de huurovereenkomst heeft opgezegd per 30 september 2024. [de man] is in de woning blijven wonen en betaalt maandelijks een bedrag aan Beveland Wonen dat gelijk is aan de huurprijs.
Beveland Wonen heeft op 21 augustus 2024 [de man] gesommeerd de woning uiterlijk 30 september 2024 te verlaten.
Op 27 september 2024 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat [de man] de woning onder de geldende condities mag blijven gebruiken en niet hoeft te ontruimen tot dat in de bodemprocedure vonnis is gewezen.
3Het geschil
in conventie en in reconventie
[de man] vordert in conventie - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair: te verklaren voor recht dat [de man] medehuurder is van de woning,
II. subsidiair: [de man] als medehuurder aan te merken,
III. meer subsidiair: te verklaren voor recht dat tussen hem en [de vrouw] een overeenkomst van onderhuur bestaat met het gevolg dat [de man] na beëindiging van de huurovereenkomst tussen Beveland Wonen en [de vrouw] de huurder wordt met betrekking tot de woning,
IV. meest subsidiair: Beveland Wonen te veroordelen [de man] als haar (nieuwe) huurder te aanvaarden en de woning aan [de man] te verhuren,
V. Beveland Wonen te veroordelen in de proceskosten.
[de man] legt primair aan zijn vordering ten grondslag dat hij als medehuurder dient te worden aangemerkt op grond van artikel 7:201 BW en subsidiair op grond van artikel 7:267 BW. Ondanks de opzegging van de huurovereenkomst is [de man] namelijk steeds in de woning blijven wonen, samen met mevrouw [de vrouw] . Sinds 2014 vormen zij daar een gezamenlijk huishouden. [de man] heeft een vast inkomen en is in staat de huurpenningen te voldoen. Het feit dat het verzoek niet gezamenlijk met [de vrouw] is gedaan, doet volgens [de man] niet af aan de toepasselijkheid van artikel 7:267 BW, nu zijn situatie binnen de beschermingsomvang van deze bepaling valt.
Als de kantonrechter hierin niet meegaat, vordert [de man] dat voor recht wordt verklaard dat hij huurder van de woning is geworden op grond van artikel 7:269 lid 1 BW. Hij stelt daartoe dat hij na opzegging van de huur op 7 februari 2016 een onderhuurovereenkomst is aangegaan met [de vrouw] , aangezien zij hem het gebruik van de woning heeft verschaft en hij het grootste deel van de vaste lasten heeft gedragen. Daarmee is volgens [de man] voldaan aan de vereisten van artikel 7:269 lid 1 BW, dat bepaalt dat bij het eindigen van de huurovereenkomst tussen verhuurder en huurder, de huurovereenkomst wordt voortgezet met de gewezen onderhuurder. Beveland Wonen dient de huurovereenkomst met [de man] dan ook voort te zetten. Meest subsidiair meent [de man] dat Beveland Wonen hem op grond van zijn persoonlijke omstandigheden een huurovereenkomst moet aanbieden. Een belangenafweging moet in zijn voordeel uitpakken.
Beveland Wonen voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [de man] in de proceskosten.
Beveland Wonen vordert in reconventie - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [de man] te veroordelen om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten met al degenen en hetgeen dat zich van hem in de woning bevindt en met achterlating van de eigendommen van [de vrouw] , met machtiging van Beveland Wonen om die verlating zelf te bewerkstelligen door middel van een gerechtsdeurwaarder en met de sterke arm, met veroordeling van [de man] in de kosten van de procedure.
Zij stelt dat [de man] zonder recht of titel in de woning verblijft, zodat hij de woning moet verlaten. Het belang van [de man] moet wijken voor het grotere belang van Beveland Wonen. Zij staat voor een rechtvaardige verdeling van haar schaarse sociale huurwoningen.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4De beoordeling
in conventie en in reconventie
De vorderingen in conventie en in reconventie worden, gelet op hun onderlinge samenhang, gezamenlijk behandeld.
is [de man] (mede)huurder?
De kantonrechter overweegt dat er geen huurovereenkomst tussen Beveland Wonen en [de man] bestaat in de zin van artikel 7:201 BW. [de man] heeft de huurovereenkomst in 2016 opgezegd en daarna is tussen hem en Beveland Wonen geen nieuwe huurovereenkomst gesloten. Die is ook niet stilzwijgend tot stand gekomen, zoals [de man] op de zitting heeft gesteld. Er is geen sprake van wilsovereenstemming.
[de man] heeft ter zitting gesteld dat er stilzwijgende wilsovereenstemming bestaat, omdat Beveland Wonen wist of had moeten weten dat hij altijd in de woning is blijven wonen. Hij voert aan dat hij voortdurend contact met Beveland Wonen heeft onderhouden en de huur (via [de vrouw] ) is blijven betalen. Beveland Wonen betwist dit echter. De inschrijving op een ander adres in het BRP levert een bewijsvermoeden op voor het vertrek van [de man] . Bovendien was het doel van [de man] juist om de indruk te wekken dat hij niet op het adres verbleef, wat het vreemd maakt dat Beveland Wonen tegelijkertijd zou moeten aannemen dat hij daar nog wel verbleef.
Stilzwijgende wilsovereenstemming houdt in dat uit de gedragingen van de partijen blijkt dat zij de huurovereenkomst wilden aangaan dan wel voortzetten, ondanks het ontbreken van expliciete overeenstemming. In dit geval is daarvan echter geen sprake. Beveland Wonen stelt terecht dat [de man] zelf de huur heeft opgezegd en zich op een ander adres heeft ingeschreven, wat de indruk wekt dat hij de woning heeft verlaten. Dat was ook de bedoeling van [de man] met de opzegging. Alleen [de vrouw] moest huurder van de woning zijn. Die situatie was op dat moment in haar voordeel. Zij en [de man] wilden toen niet dat Beveland Wonen ondanks de opzegging en inschrijving op een ander adres, [de man] toch feitelijk als medehuurder zou blijven zien. [de man] kan dan niet, achteraf alsnog ervan uitgaan dat Beveland Wonen met hem feitelijk, stilzwijgend de huurovereenkomst heeft voortgezet, dan wel een nieuwe (aansluitende) huurovereenkomst is aangegaan, omdat zij eigenlijk wel wist of had moeten begrijpen dat [de man] bij [de vrouw] was blijven wonen. Als het al zo was dat [de man] , zoals hij zegt, na de opzegging van de huur contact heeft onderhouden met Beveland Wonen en ervoor zorgde dat de huur kon worden betaald, mocht hij daaruit niet afleiden dat Beveland Wonen wel zou begrijpen dat er eigenlijk tussen haar en [de man] een huurovereenkomst was blijven bestaan.
[de man] komt evenmin het medehuurderschap toe op grond van artikel 7:267 BW. Beveland Wonen heeft aangevoerd dat daarvan geen sprake kan zijn, in de eerste plaats omdat het verzoek tot medehuurderschap niet mede door of namens [de vrouw] is gedaan, in de tweede plaats omdat zij betwist dat sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. De kantonrechter volgt haar hierin.
Partijen zijn het erover eens dat van een gezamenlijk verzoek aan Beveland Wonen tot het toekennen van medehuurderschap aan [de man] geen sprake is. De vordering bij de kantonrechter om aan [de man] het medehuurderschap toe te kennen is alleen door [de man] ingesteld. Volgens [de man] vormt dit geen belemmering. Volgens hem is zijn situatie vergelijkbaar met de situatie waarvoor artikel 7:267 BW is bedoeld.
De kantonrechter volgt hem hierin niet. [de man] heeft zichzelf in de positie gebracht, waarvoor hij nu de bescherming van artikel 7:267 BW vraagt. Hij heeft bewust de huurovereenkomst opgezegd en daarmee zijn positie van medehuurder opgegeven. De bedoeling hiervan was [de vrouw] financiële situatie te verbeteren. Daarvoor is de bescherming die artikel 7:267 BW aan samenwoners biedt, niet bedoeld. Dat artikel heeft juist als doel misbruik te voorkomen. Het zou in dit geval in strijd zijn met de eisen van de goede trouw om [de man] alsnog als medehuurder aan te merken. Een dergelijke erkenning zou afbreuk doen aan de strekking van de bepaling, die juist beoogt bescherming te bieden tegen oneigenlijk gebruik van het medehuurderschap.
[de man] komt gegeven alle omstandigheden geen recht op medehuurderschap toe. Zijn primaire en subsidiaire vorderingen worden afgewezen.
is [de man] onderhuurder?
Op grond van artikel 7:269 lid 1 BW wordt een huurovereenkomst onder bepaalde voorwaarden voortgezet wanneer de hoofdhuurovereenkomst tussen de verhuurder en de huurder eindigt en er sprake is van onderhuur. In dit geval is echter geen sprake van onderhuur, aangezien [de man] stelt dat hij met [de vrouw] een gezin vormde. Volgens vaste rechtspraak wordt samenwoning in gezinsverband niet als onderhuur beschouwd, omdat er geen zelfstandige huurovereenkomst bestaat tussen de bewoner en de oorspronkelijke huurder. [de vrouw] deelde het huurgenot met [de man] namelijk op basis van hun familie- of affectieve band. De vordering te verklaren voor recht dat tussen [de man] en [de vrouw] een overeenkomst van onderhuur bestaat wordt afgewezen.
contractsovername?
Ook de vordering van [de man] om Beveland Wonen te veroordelen tot het aangaan van een huurovereenkomst en tot het aanvaarden van hem als nieuwe huurder wordt afgewezen. Het uitgangspunt is contractsvrijheid. De kantonrechter kan Beveland Wonen daarom niet zomaar verplichten een huurovereenkomst met [de man] te sluiten. De bijzondere feiten en omstandigheden waarop [de man] zich beroept, leiden in dit geval niet tot een andere beslissing. Zoals hiervoor is overwogen heeft [de man] zichzelf in deze voor hem lastige positie gebracht. Het belang van Beveland Wonen te voorzien in een rechtvaardige verdeling van haar sociale huurwoningen, weegt dan ook zwaarder, dan het belang van [de man] bij het mogen huren van de woning.
staan de belangen van de kinderen de ontruiming in de weg?
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen overweegt de kantonrechter dat [de man] zonder recht of titel in de woning verblijft. Hij moet de woning daarom ontruimen, tenzij de belangen van de kinderen hieraan in de weg staan.
Artikel 3 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) bepaalt dat de belangen van minderjarige kinderen een eerste overweging moeten zijn. Dit betekent echter niet dat een woning waarin een ouder met minderjarige kinderen verblijft, nooit mag worden ontruimd. Alleen wanneer ontruiming zou leiden tot een noodsituatie, zoals dakloosheid van de kinderen, kan dit – afhankelijk van de omstandigheden – een belemmering vormen.
[de man] en [de vrouw] hebben samen twee minderjarige kinderen over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de kinderen hun hoofdverblijf bij [de vrouw] in [plaats 2] hebben en daar ook naar school gaan. De omgang tussen [de man] en de kinderen is momenteel beperkt, maar wordt indien mogelijk uitgebreid. Omdat hun leven zich grotendeels in [plaats 2] afspeelt, overweegt de kantonrechter dat zij niet afhankelijk zijn van de woning van [de man] , waardoor zij niet worden getroffen door de ontruiming. Het verlies van deze woning leidt voor hen dan ook niet tot een noodsituatie.
De kantonrechter onderkent dat het verlies van de woning gevolgen kan hebben voor de omgang tussen [de man] en zijn kinderen. Dit leidt echter niet tot het oordeel dat ontruiming achterwege moet blijven. De belangen van de kinderen vormen derhalve geen belemmering voor de ontruiming, in de zin van artikel 3 IVRK.
De kantonrechter oordeelt dat [de man] gehouden is de woning te ontruimen, zodat de vordering in reconventie wordt toegewezen. De ontruimingstermijn wordt bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis, nu geen sprake is van omstandigheden die een langere termijn rechtvaardigen. De gevorderde machtiging om de ontruiming met hulp van een gerechtsdeurwaarder of de sterke arm uit te voeren wordt afgewezen. Beveland Wonen heeft voldoende aan het ontruimingsvonnis, omdat het uitvoeren van een gedwongen ontruiming exclusief bij de deurwaarder ligt. Die kan op grond van de wet, indien nodig, de sterke arm inschakelen.
proceskostenveroordeling
[de man] is in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Beveland Wonen worden begroot op:
- salaris gemachtigde |
€ |
80,00 |
(2 punten × € 40,00) |
- nakosten |
€ |
20,00 |
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing) |
Totaal |
€ |
100,00 |
[de man] is in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten aan de zijde van Beveland Wonen worden, gelet op de samenhang tussen conventie en reconventie, vastgesteld op nihil.
uitvoerbaar bij voorraad
Beveland Wonen heeft verzocht om het vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [de man] heeft zich daartegen verzet, onder meer omdat hij voornemens is hoger beroep in te stellen indien hij de woning moet verlaten. Bij de beoordeling van een verzoek tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen aan de hand van de omstandigheden van het geval. [de man] heeft belang bij behoud van het gebruik van de woning. Daartegenover staat het belang van Beveland Wonen om snel een einde te maken aan het gebruik van de woning zonder recht of titel, mede gelet op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid als sociale verhuurder. Alles afwegende komt de kantonrechter tot het oordeel dat het belang van Beveland Wonen zwaarder weegt. Het vonnis zal daarom uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
5De beslissing
De kantonrechter
in conventie
wijst de vorderingen van [de man] af,
veroordeelt [de man] in de proceskosten, aan de zijde van Beveland Wonen vastgesteld op € 100,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [de man] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
verklaart de beslissing in conventie voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
veroordeelt [de man] om de woning aan de [adres] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten met al degenen en hetgeen dat zich van hem in de woning bevindt en met achterlating van de eigendommen van [de vrouw] ,
veroordeelt [de man] in de proceskosten aan de zijde van Beveland Wonen vastgesteld op nihil,
verklaart de beslissing in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733