Essentie (redactie)
Toewijzing verzoek Raad om een jaar OTS en zes maanden UHP van meisje wier leeftijd onzeker is. Zij maakt deel uit van gezin dat hier te lande asiel heeft gezocht en heeft een (tijdelijke) verblijfsstatus. Kinderrechter gaat gezien het EHRM uit van minderjarigheid en constateert ernstige ontwikkelingsbedreigingen. Geen benoeming bijzondere curator. Beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Datum publicatie | 28-04-2025 |
Zaaknummer | C/18/242376 JE RK 25-74 |
Procedure | Beschikking |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Jeugdbescherming / Jeugdwet; Uithuisplaatsing 1:265a e.v. BW; Kinderen |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Kunnen kinderbeschermingsmaatregelen worden genomen ten aanzien van een persoon waarvan de leeftijd onduidelijk is? De kinderrechter baseert oordeel op rechtspraak van het EHRM waaruit volgens hem volgt dat als een minderjarige die deel uitmaakt van een gezin dat hier te lande asiel heeft gezocht, een (tijdelijke) verblijfsstatus heeft, moet worden uitgegaan van haar minderjarigheid, zelfs ook als later blijkt dat zij wellicht ouder is dan oorspronkelijk aangenomen. De bescherming van minderjarigen, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, is naar vaste jurisprudentie van het EHRM een fundamenteel recht, zodanig dat overheden bij twijfel over de leeftijd van een persoon moeten zorgen voor de hoogste mate van bescherming. Dit brengt volgens de kinderrechter met zich dat in gevallen van twijfel over de leeftijd van een persoon, de autoriteiten de beslissing om de persoon als minderjarig te behandelen zorgvuldig moeten nemen, maar ook dat zodra de minderjarigheid is vastgesteld, dit niet lichtvaardig mag worden herzien, vooral als er geen overtuigende bewijsstukken zijn die aantonen dat de persoon daadwerkelijk ouder is dan aangenomen. Die overtuigende bewijsstukken van de meerderjarigheid ontbreken in deze zaak naar het oordeel van de kinderrechter.Volledige uitspraak
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Groningen
Zaaknummer: C/18/242376 / JE RK 25-74
Datum uitspraak: 24 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Noord-Nederland, locatie Groningen,
die hierna "de Raad" wordt genoemd,
over
[naam kind] ,
die is geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
en die hierna " [naam kind] " wordt genoemd.
De kinderrechter wijst als belanghebbenden aan:
[naam moeder] ,
die woont in [woonplaats] ,
en die hierna "de moeder" wordt genoemd,
advocaat: mr. M.J. Flach, die kantoor houdt in Groningen,
[naam vader] ,
die woont in [woonplaats] ( [land] ),
en die hierna "de vader" wordt genoemd,
advocaat: mr. M.J. Flach, die kantoor houdt in Groningen,
de gecertificeerde instelling
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
die is gevestigd in Groningen,
en die hierna "de GI" wordt genoemd.
1Het (verdere) verloop van de procedure
Op 18 maart 2025 heeft de kinderrechter [naam kind] onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing voor haar verleend in een accommodatie voor jeugdzorg, beide tot 29 april 2025 of zoveel langer of korter als hij nader bepaalt. De kinderrechter heeft de beslissing op het resterende deel van het verzoek van de Raad aangehouden. De kinderrechter heeft Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis, die was belast met de uitvoering van de voorlopige ondertoezichtstelling, ontslagen en de GI in haar plaats benoemd.
Op 31 maart 2025 heeft de rechtbank de rapportage van het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld (hierna "LEC EGG") van de GI ontvangen.
Op 1 april 2025 heeft de rechtbank een e-mailbericht ontvangen van mr. M. Helmantel, die als advocaat kantoor houdt in Sappemeer. Zij stelt zich met die e-mail als advocaat voor [naam kind] .
Op 1 april 2025 heeft de rechtbank mr. Helmantel per e-mail geïnformeerd dat de kinderrechter vooralsnog uitgaat van de minderjarigheid van [naam kind] , hetgeen op grond van de wet met zich brengt dat zij processueel onbekwaam is en in rechte door haar wettelijk vertegenwoordigers moet worden vertegenwoordigd. De rechtbank heeft mr. Helmantel erop gewezen dat zij [naam kind] daarom niet kan bijstaan. Ten overvloede is mr. Helmantel erop gewezen dat de kinderrechter wel rekening houdt met een belangenconflict tussen [naam kind] en haar ouders, wat reden kan geven om een bijzonder curator te benoemen. Dat kan de kinderrechter ambtshalve doen en hij zal die mogelijkheid tijdens de volgende mondelinge behandeling met de belanghebbenden bespreken.
Op 4 april 2025 heeft de kinderrechter samen met de advocaat van de ouders in het gerechtsgebouw de rapportage van het LEC EGG gelezen.
Op 18 april 2024 heeft de rechtbank van de ouders een akte met producties (foto's) ontvangen.
Op 23 april 2025 heeft de rechtbank opnieuw een e-mailbericht ontvangen van mr. Helmantel. Daarin bericht zij de rechtbank, voor zover hier van belang, dat [naam kind] zich bij haar heeft gemeld als een meerderjarige cliënt en dat zij van de meerderjarigheid uitgaat en dat zij het zou betreuren als haar de toegang tot de stukken wordt ontzegd, maar dat dat haar niet tegenhoudt om [naam kind] bij te staan. Mr. Helmantel bericht de rechtbank verder dat [naam kind] door de kinderrechter als minderjarige wordt gezien en dat zij daardoor het gevoel heeft dat zij daarom niet serieus wordt genomen en niet meer met de kinderrechter in gesprek wil. Mr. Helmantel refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter over de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing.
Op 24 april 2025 heeft de rechtbank van de GI een zogeheten ‘verklarende analyse’ over [naam kind] ontvangen, opgesteld door Accare.
De man die [naam kind] aanwijst als haar echtgenoot, is uitgenodigd om op 18 april 2025 via Teams met de kinderrechter te spreken, in het bijzijn van de advocaat van de ouders, de Raad en de GI. De man heeft op 17 april 2025 per e-mail aan de rechtbank laten weten dat hij niet op deze uitnodiging kan en/of wil ingaan.
Op 24 april 2024 heeft de kinderrechter de zaak opnieuw mondeling behandeld. Hij heeft toen gesproken met de ouders, hun advocaat, [naam vertegenwoordiger] en [naam vertegenwoordiger] , die de Raad vertegenwoordigen en [naam vertegenwoordiger] en [naam vertegenwoordiger] , die de GI vertegenwoordigen. Ten behoeve van de ouders was een tolk aanwezig.
De kinderrechter heeft [naam kind] in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de mondelinge behandeling met hem te spreken over het verzoek. Zij heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
De kinderrechter heeft direct na de mondelinge behandeling uitspraak gedaan en aangekondigd dat hij de gronden waarop zijn uitspraak rust, zal uitwerken in deze vandaag te geven beschikking.
2De (verdere) beoordeling
Waar gaat het nog om in deze zaak?
De Raad heeft verzocht om [naam kind] definitief onder toezicht van de GI te stellen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een 24-uurs voorziening voor haar te verlenen voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft de maatregelen vooralsnog verleend met ingang van 18 maart 2025 tot 29 april 2025. Hij moet nu nog beslissen of de ondertoezichtstelling van [naam kind] moet worden verleend tot 18 maart 2026 en of de machtiging tot uithuisplaatsing moet worden verleend tot 18 september 2025.
Wat beslist de kinderrechter?
De vraag of de verzochte kinderbeschermingsmaatregelen bij wet zijn voorzien is in de eerste plaats afhankelijk van de vraag hoe oud [naam kind] is. Onderzoek naar haar leeftijd heeft daarover tot zover geen duidelijkheid gegeven. Ook de foto’s die de ouders van [naam kind] in het geding hebben gebracht, geven niet toereikend duidelijkheid.
De kinderrechter heeft de gelegenheid geboden aan de man waarvan [naam kind] stelt dat dat haar echtgenoot is, om te worden gehoord, zodat mogelijk duidelijkheid over de leeftijd en het door haar gestelde huwelijk kon worden verkregen. Die gelegenheid is niet benut.
Dit brengt met zich dat de mogelijkheden van de kinderrechter om tot een vaststelling van de leeftijd van [naam kind] te komen, zijn uitgeput. In de tussenbeschikking van 28 januari 2025 heeft de kinderrechter voor die situatie overwogen dat dan wordt uitgegaan van de minderjarigheid van [naam kind] .
Dat oordeel is gebaseerd op rechtspraak die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens 1 heeft ontwikkeld met betrekking tot de vaststelling van de leeftijd van alleenstaande minderjarige asielzoekers en meer in het algemeen, kinderen die migreren.
[naam kind] heeft als minderjarige die deel uitmaakt van een gezin dat hier te lande asiel heeft gezocht, een (tijdelijke) verblijfsstatus. In lijn met vorenbedoelde jurisprudentie moet worden uitgegaan van haar minderjarigheid, zelfs ook als later blijkt dat zij wellicht ouder is dan oorspronkelijk aangenomen. De bescherming van minderjarigen, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, is naar vaste jurisprudentie van het EHRM een fundamenteel recht, zodanig dat overheden bij twijfel over de leeftijd van een persoon moeten zorgen voor de hoogste mate van bescherming. Dit brengt met zich dat in gevallen van twijfel over de leeftijd van een persoon, de autoriteiten de beslissing om de persoon als minderjarig te behandelen zorgvuldig moeten nemen, maar ook dat zodra de minderjarigheid is vastgesteld, dit niet lichtvaardig mag worden herzien, vooral als er geen overtuigende bewijsstukken zijn die aantonen dat de persoon daadwerkelijk ouder is dan aangenomen. Die overtuigende bewijsstukken van de meerderjarigheid van [naam kind] , ontbreken naar het oordeel van de kinderrechter.
De kinderrechterrechter gaat daarom uit van de minderjarigheid van [naam kind] en hij zal daarom beoordelen of de ten aanzien van haar verzochte kinderbeschermingsmaatregelen bij wet zijn voorzien.
De kinderrechter vindt dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Dat komt door de ontwrichte gezinssituatie en de belemmeringen die [naam kind] zelf ervaart en opwerpt om tot hereniging te komen met het gezin waar zij deel van uitmaakt. [naam kind] komt bovendien steeds in voor haar gevaarlijke en gelet op haar leeftijd niet passende situaties, waarbij er zorgen zijn over (seksuele) contacten die zij lijkt te willen aangaan met meerderjarige mannen in samenhang met haar voortdurende zoektocht naar geld. De jeugdbeschermers ervaren dat [naam kind] onvoldoende de risico’s overziet van keuzes die zij maakt, waardoor ze in voor haar gevaarlijke situaties terecht kan komen. Daaraan kan worden toegevoegd dat [naam kind] weigert om naar school te gaan en dat er daardoor een risico bestaat op volledig perspectiefverlies. Het is problematiek die, zo volgt uit wat over [naam kind] wordt gerapporteerd, heeft geleid tot gedragsveranderingen, het uiten van fysieke symptomen, mentale problemen, isolatie door het nemen van afstand van haar familie en het zich niet meer interesseren voor school.
Meer en of andere concrete ontwikkelingsbedreigingen kan de kinderrechter niet vaststellen. Tijdens de mondelinge behandeling is in dit verband besproken dat de kinderrechter, de GI en de Raad geen concrete ontwikkelingsbedreiging kunnen afleiden uit het inmiddels beschikbaar gekomen rapport van het LEC EGG. Daarin staan geen feitenspecifieke zorgen die betrekking hebben op [naam kind] of haar ouders in de context van een risico op eergerelateerd geweld.
De kinderrechter vindt dat de ouders de zorg die [naam kind] nodig heeft voldoende accepteren, maar door de ontwrichte situatie niet steeds voldoende kunnen benutten. Dat komt doordat [naam kind] zelf het inzicht mist in haar problematiek en zelf geen jeugdzorg wil accepteren als die bijvoorbeeld is gericht is op gezinshereniging, en de ouders niet kunnen inzien waarom zij niet direct of op korte termijn, thuis komt te wonen.
De kinderrechter vindt dat onder deze omstandigheden nog steeds de eerste twee wettelijke voorwaarden voor de door de Raad verzochte ondertoezichtstelling zijn vervuld. Ook de daarvoor in de wet gestelde derde voorwaarde is naar het oordeel van de kinderrechter vervuld. Die voorwaarde komt erop neer dat de kinderrechter de redelijke verwachting moet hebben dat de ouders binnen een voor [naam kind] en haar ontwikkeling aanvaardbare termijn weer zelf opvoedingsverantwoordelijkheid kunnen dragen. Die verwachting heeft de kinderrechter. De kinderrechter stelt daarom [naam kind] onder toezicht van de GI voor de resterende duur van het verzoek van de Raad en daarom tot 18 maart 2026.
Rest de vraag of het ook in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind] noodzakelijk is dat zij uit huis wordt geplaatst. Die noodzaak is er, omdat met de inzet van professionele hulpverlening moet worden gewerkt aan terugplaatsing. De GI wil met de inzet van ambulante hulpverlening in het gezin het daarheen leiden dat binnen een termijn van drie maanden terugplaatsing wordt gerealiseerd. De GI wil, naar het oordeel van de kinderrechter op goede gronden, dat binnen twee weken in vervolg op een eerder videobelmoment, een eerste fysiek gesprek tussen [naam kind] en haar ouders plaatsvindt in een voor [naam kind] veilige en begeleide omgeving. Van [naam kind] mag worden verwacht dat zij zich openstelt voor de begeleiding die haar wordt geboden om tot contactherstel te komen. De kinderrechter verleent de machtiging tot uithuisplaatsing tot 29 juli 2025.
De kinderrechter heeft overwogen om een bijzondere curator te benoemen, op de voet van artikel 1:250 BW. Hem is echter niet toereikend gebleken dat de belangen van de met gezag belaste ouders conflicteren met de belangen van [naam kind] en dat zij in plaats van door haar wettelijke vertegenwoordiger, door een bijzondere curator moet worden vertegenwoordigd, in en buiten rechte (artikel 1:250 lid 1 BW) . [naam kind] , die niet meer met de kinderrechter heeft willen spreken, heeft ook niet kunnen verduidelijken waarom wel sprake is van een zodanig conflict dat de benoeming van een bijzondere curator moet worden overwogen, in aanmerking genomen dat zij als minderjarige zich niet (zonder tussenkomst van haar wettelijk vertegenwoordigers) door een advocaat kan laten bijstaan en vertegenwoordigen.
Een en ander brengt met zich dat de kinderrechter de volgende beslissing neemt.
3De beslissing
De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de GI tot 18 maart 2026;
verleent aan de GI een machtiging tot haar uithuisplaatsing tot 29 juli 2025;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beslissing is uitgesproken op 24 april 2025 door mr. B.R. Tromp, kinderrechter. De schriftelijke uitwerking van de beslissing in deze beschikking is vastgesteld en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2025.
Als u het niet eens met de beslissingen die de rechter heeft genomen, kunt u in hoger beroep. Maar let op! Hoger beroep kunt u niet zelf instellen. U moet daarvoor naar een advocaat. Een advocaat kan voor u hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Belangrijk is dat u snel naar een advocaat gaat. Hoger beroep moet bijna altijd binnen drie maanden na de dag van de uitspraak worden ingesteld.
Voor de Raad geldt dat hij zelf hoger beroep kan instellen.
Vgl. EHRM 21 juli 2022, 5797/17, Darboe en Camara tegen Italië, par. 139.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733