Rechtbank Rotterdam 16-02-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:3609

Datum publicatie22-04-2024
ZaaknummerC/10/672382 / JE RK 24-136
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; 1:265h BW Medische behandeling bij OTS; 1:265e BW Gedeeltelijk gezag GI bij OTS
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

De kinderrechter is van oordeel dat artikel 1:265h BW niet van toepassing is, nu de minderjarige 14 jaar oud is en in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake. Op grond van artikel 7:450 lid 2 BW kan de minderjarige zelfstandig, zonder toestemming van de moeder, voor een onderzoek naar de KNO-arts en orthodontist gaan. De kinderrechter zal voor recht verklaren dat voor deze onderzoeken de toestemming van moeder niet vereist is.

Volledige uitspraak


RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd

Zaaknummer: C/10/672382 / JE RK 24-136

Datum uitspraak: 16 februari 2024

Beschikking van de kinderrechter over vervangende toestemming en gedeeltelijke gezagsuitoefening door de gecertificeerde instelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,

over

[minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] ,

geboren op 18 januari 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1Het verloop van de procedure

1.1.

De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:

- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 19 januari 2024.

1.2.

De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 februari 2024. Het verzoek is gelijktijdig behandeld met het andere verzoek van de GI met zaaknummer C/10/660634. Daarbij waren aanwezig:

- twee vertegenwoordigsters van de GI, [persoon A] en [persoon B] .

1.3.

De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

1.4.

De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] heeft hierover een brief gestuurd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2De feiten

2.1.

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .

2.2.

[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven in een netwerkpleeggezin.

2.3.

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 augustus 2023 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 12 augustus 2024.

2.4.

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 februari 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg binnen het netwerk verlengd tot 12 augustus 2024.

3De verzoeken

3.1.

De GI verzoekt op grond van artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek (BW) vervangende toestemming te verlenen voor een medische behandeling van [voornaam minderjarige 1] . Deze medische behandeling betreft een onderzoek door een KNO-arts en een onderzoek door een orthodontist. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.2.

Daarnaast verzoekt de GI op grond van artikel 1:265e, eerste lid, sub a BW jo. artikel 1:265e, derde lid, BW verlenging van de gedeeltelijke uitoefening van het gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] door de GI voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing, betreffende de aanmelding van de kinderen bij een onderwijsinstelling.

Tevens heeft de GI verzocht om te bevelen dat deze gedeeltelijke toekenning van het gezag zal worden aangetekend in het gezagsregister.

3.3.

De GI handhaaft het verzoek op de zitting en licht het als volgt toe. De GI heeft het afgelopen half jaar vaak geprobeerd om de moeder te bereiken en in contact met haar te komen, maar dit is niet gelukt. De moeder heeft - ondanks verzoeken daartoe - geen toestemming gegeven voor de verzochte medische behandelingen van [voornaam minderjarige 1] en heeft geen stukken voor de aanmelding op school van [voornaam minderjarige 2] ondertekend. [voornaam minderjarige 2] gaat naar het speciaal onderwijs. Er zullen nog diverse ondersteuningsplannen opgesteld worden die moeten worden ondertekend. Daarbij komt dat de kinderen de komende maanden waarschijnlijk opnieuw zullen moeten wisselen van school, nu zij naar een ander pleeggezin zullen verhuizen. De GI heeft niet de verwachting dat de moeder binnenkort alsnog zal meewerken, nu de moeder al lange tijd onbereikbaar is voor de GI. De GI en de pleegouders beschikken bijvoorbeeld nog steeds niet over de gegevens van de zorgverzekering van de kinderen. De moeder heeft deze nog niet gegeven, ondanks verzoeken daartoe. De GI wil voorkomen dat er vertraging komt.

[voornaam minderjarige 1] heeft van de tandarts het advies gekregen om naar de orthodontist te gaan voor nader onderzoek. Daarnaast heeft [voornaam minderjarige 1] veel last van keelpijn en verkoudheid. De huisarts heeft hem doorverwezen naar de KNO-arts. [voornaam minderjarige 1] is goed in staat om zelf te besluiten of hij naar een arts wil gaan. Het is niet in zijn belang dat hij zich steeds zorgen maakt of er wel toestemming gegeven wordt.

4De beoordeling

Ten aanzien van de vervangende toestemming medische behandeling:
4.1. Op grond van artikel 1:265h van het BW kan de kinderrechter vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar of ouder die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake, indien behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert. De kinderrechter is van oordeel dat dit artikel niet van toepassing is, nu [voornaam minderjarige 1] veertien jaar oud is en in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake. De kinderrechter overweegt daarom als volgt.

4.2.

Op grond van artikel 7:450, eerste lid van het BW is voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst de toestemming van de patiënt vereist. Indien de patiënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, is tevens de toestemming van de ouders die het gezag over hem uitoefenen of van zijn voogd vereist. De verrichting kan evenwel zonder de toestemming van de ouders of de voogd worden uitgevoerd, indien zij kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen, alsmede indien de patiënt ook na de weigering van de toestemming de verrichting weloverwogen blijft wensen (lid 2).

4.3.

Het uitgangspunt is dus dat voor een medische behandeling van een minderjarige tussen twaalf en zestien jaar de toestemming nodig is van de minderjarige zelf en van zijn gezaghebbende ouders. Wanneer de ouders – of een van beide – de toestemming weigert, kan de medische behandeling toch plaatsvinden indien de behandeling kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor de minderjarige patiënt te voorkomen of indien de minderjarige - ook nadat zijn ouders toestemming hebben geweigerd - de behandeling weloverwogen blijft wensen. Vervangende toestemming van de kinderrechter is dan niet vereist.

4.4.

Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling ter zitting blijkt dat een bezoek aan de KNO-arts en de orthodontist voor [voornaam minderjarige 1] nodig is vanwege problemen met zijn keel en verkoudheid. Ook heeft hij van zijn tandarts het advies gekregen om voor een beugel naar de orthodontist te gaan. Het afgelopen half jaar is het de GI nauwelijks gelukt om met de moeder in contact te komen. De moeder reageert niet op brieven, e-mails en telefoonoproepen van de GI. De moeder heeft ondanks diverse verzoeken daartoe geen toestemming gegeven voor een medische behandeling van [voornaam minderjarige 1] bij de KNO-arts en bij de orthodontist. Ook ter zitting is de moeder niet verschenen.

4.5.

Naar het oordeel van de kinderrechter is niet gebleken dat [voornaam minderjarige 1] niet tot een redelijke waardering van zijn belangen op dit punt in staat is en zich de gevolgen van zijn beslissing niet realiseert. Uit de brief van [voornaam minderjarige 1] aan de kinderrechter van 31 januari 2024 blijkt dat hij goed heeft nagedacht over zijn keuze en dat hij graag geholpen wil worden door een KNO-arts en orthodontist. De GI heeft dat ter zitting ook bevestigd. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat [voornaam minderjarige 1] op grond van artikel 7:450, tweede lid van het BW zelfstandig, zonder toestemming van de moeder, voor een onderzoek naar de KNO-arts en orthodontist kan gaan. De kinderrechter zal daarom voor recht verklaren dat voor het onderzoek - en zo nodig de daaropvolgende behandeling - van de KNO-arts en de orthodontist van [voornaam minderjarige 1] de toestemming van de moeder niet vereist is.

Ten aanzien van het verzoek tot gedeeltelijke gezagsuitoefening:
4.6. Op grond van artikel 1:265e lid 1 BW kan de kinderrechter nadat de machtiging tot uithuisplaatsing is verleend, op verzoek bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de gecertificeerde instelling die het toezicht uitoefent, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter kan dit - voor zover hier relevant - doen met betrekking tot (a) de aanmelding van de

minderjarige bij een onderwijsinstelling. De kinderrechter kan de duur van de gedeeltelijke uitoefening van het gezag telkens met ten hoogste een jaar verlengen (lid 3).

4.7.

Bij beschikking van 8 augustus 2023 heeft de kinderrechter de GI gedeeltelijk met het gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] belast, voor zover het betrekking heeft op de inschrijving bij een onderwijsinstelling, voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing.

4.8.

Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de kinderen dit schooljaar op een nieuwe school zijn gestart. [voornaam minderjarige 2] is naar het speciaal onderwijs gegaan. Hiervoor moeten verschillende behandelplannen worden ondertekend. Het is de GI ook het afgelopen half jaar nauwelijks gelukt om met de moeder in contact te komen. De moeder heeft tot op heden niet gereageerd op de verzoeken van de GI en geen documenten ondertekend. De verwachting is dat ook de komende periode documenten voor school moeten worden getekend. Daarbij komt dat de kinderen waarschijnlijk weer van school moeten veranderen, nu zij naar een ander pleeggezin zullen gaan en daarvoor gezocht wordt in de regio Rotterdam.

4.9.

Gezien het voorgaande, zal de kinderrechter de gedeeltelijke gezagsuitoefening over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] met betrekking tot inschrijving bij een onderwijsinstelling verlengen voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing. Omdat een beslissing over het gezag als de onderhavige automatisch zal worden opgenomen in het gezagsregister, zal de kinderrechter het verzoek van de GI daaromtrent afwijzen.

5De beslissing

De kinderrechter:

5.1.

verstaat dat [voornaam minderjarige 1] zonder toestemming van de moeder voor onderzoek naar de KNO-arts en de orthodontist kan gaan;

5.2.

verlengt de gedeeltelijke gezagsuitoefening over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, voor zover het betrekking heeft op de inschrijving bij een onderwijsinstelling, met ingang van 12 februari 2024 voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing;

5.3.

wijst het verzoek voor het overige af;

5.4.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. S. Riege, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2024, in aanwezigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733