Gerechtshof 's-Hertogenbosch 02-04-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1118

Datum publicatie19-04-2024
Zaaknummer200.331.632_01
ProcedureHoger beroep kort geding
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Dwangsom bij omgang;
Jeugdbescherming / Jeugdwet
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Zorgen over gedrag en ontwikkeling kind, die ook school heeft geuit. Man betwist dat sprake zou zijn van huiselijk geweld of alcohol- en drugsmisbruik. Inmiddels is GI druk doende om zicht te krijgen op opvoedsituatie bij zowel vrouw als man. Vrouw is het in dit kader niet eens met dwangsom die door voorzieningenrechter aan veroordeling tot nakoming zorg- en contactregeling man en kind is verbonden. Soms moet ze kind thuislaten. Grief slaagt, dwangsom niet passend.
Gi kan zo nodig voor schriftelijke aanwijzing zorgen.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Familie- en jeugdrecht

zaaknummer 200.331.632/01

arrest van 2 april 2024

in de zaak van

[appellante] ,

wonende te [woonplaats],

appellante,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. J.P.H.J. Hermans te Geleen,

tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. R. Engwegen te Echt.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming,

regio Limburg, locatie Maastricht,

hierna te noemen: de raad.

tevens is opgeroepen voor de mondelinge behandeling:

Bureau Jeugdzorg Limburg, gevestigd te Roermond (hierna te noemen: de GI).

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 13 februari 2024 in het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer C/03/319626 / KG ZA 23-244 gewezen vonnis in kort geding van 27 juli 2023 tussen de vrouw als gedaagde en de man als eiser.

In het kort:

De vrouw is het niet eens met de dwangsom die de voorzieningenrechter aan de veroordeling tot nakoming van de zorg- en contactregeling tussen de man en de 7-jarige [de minderjarige] heeft verbonden.

5Het verdere verloop van de procedure

5.1.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

5.2.

Op 11 maart 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn:

  • de vrouw, bijgestaan door mr. Hermans;

  • de man, bijgestaan door mr. E.J.A.C. Schaufeli, waarnemend advocaat voor mr. Engwegen;

  • de raad, vertegenwoordigd door [persoon A];

  • de GI, vertegenwoordigd door [persoon B] en [persoon C].

Partijen hebben afgezien van fourneren.

Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

6De verdere beoordeling

De feiten

6.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

6.2.

Partijen zijn op 7 augustus 2009 te [plaats] met elkaar gehuwd. Uit hun huwelijk zijn drie kinderen geboren. Deze procedure gaat over het jongste kind [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige]), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].

De ouders oefenen samen het gezag over hem uit.

6.3.

Partijen hebben in november 2022 een echtscheiding aangevraagd. Voorafgaand aan de echtscheidingsprocedure heeft de vrouw een voorlopige voorzieningenprocedure gestart.

In deze procedure heeft de rechtbank bij beschikking van 20 januari 2023, voor zover thans van belang, tussen de ouders een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald waarbij [de minderjarige] bij de man verblijft:

  • gedurende drie achtereenvolgende zaterdagen van 10.00 uur tot 17.00 uur na het afleggen van een negatieve alcohol- en drugstest door de man in het bijzijn van de grootmoeder vaderszijde om 09:00 uur op de ochtend van het contact;

  • gedurende drie achtereenvolgende zaterdagen van 10.00 uur tot 20.00 uur, vervolgens een keer per veertien dagen van vrijdag na school tot maandag 08:30 uur en wekelijks op woensdag na school tot 19:00 uur;

  • gedurende de helft van de vakantie en feestdagen.

6.4.

Sinds medio juni 2023 heeft de vrouw eenzijdig de zorg- en contactregeling stopgezet.

6.5.

Bij beschikking van 18 december 2023 heeft de rechtbank [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 18 december 2023, voor de duur van negen maanden, aldus tot 18 september 2024.

Het geschil

6.6.1.

In eerste aanleg heeft de man onder meer gevorderd de vrouw te veroordelen haar medewerking te verlenen aan de zorg- en contactregeling, zoals vastgesteld in de beschikking van 20 januari 2023, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, per dag of deel hiervan dat de vrouw niet aan het in dezen te wijzen vonnis voldoet, althans een in goede justitie te bepalen beslissing zal nemen.

De man heeft aan die vordering kort gezegd ten grondslag gelegd dat de vrouw zonder gegronde reden geen uitvoering meer geeft aan de zorgregeling zoals bepaald in de beschikking van 20 januari 2023. Om haar alsnog tot nakoming te bewegen dient een dwangsom aan de veroordeling tot nakoming te worden verbonden, aldus de man.

6.6.2.

De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Volgens de vrouw is het, kort gezegd, voor [de minderjarige] bij de man onveilig vanwege zijn (toegenomen) alcohol- en drugsgebruik.

6.6.3.

Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter de vrouw onder meer veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de bij beschikking van

20 januari 2023 vastgestelde zorg- en contactregeling, inhoudende dat [de minderjarige]

, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] (hierna: [de minderjarige]) een keer per

14 dagen van vrijdag na school tot maandag 8.30 uur en iedere woensdag na school

tot 19.00 uur bij de man verblijft, op verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor

elke dag of gedeelte van een dag dat de vrouw niet aan deze veroordeling voldoet,

met een maximum van € 5.000,- .

6.6.4.

De vrouw kan zich niet verenigen met dit vonnis in kort geding en concludeert in hoger beroep tot vernietiging van voormeld vonnis onder afwijzing van de vorderingen van de man.

Daarbij heeft de vrouw tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep uitdrukkelijk verklaard, dat zij haar grieven voor zover gericht tegen de veroordeling tot nakoming van de vastgestelde zorgregeling, niet langer handhaaft. Haar grieven richten zich alleen nog tegen de aan de veroordeling tot nakoming verbonden dwangsom.

6.6.5.

De vrouw voert, zoals nader toegelicht tijdens de mondelinge behandeling, daartoe aan dat zij niet tegen een contactregeling tussen de man en [de minderjarige] is. Zij heeft echter nog steeds zorgen over de situatie bij de man en de invloed hiervan op [de minderjarige]. Er is sprake van alcohol- en drugsmisbruik bij de man en daardoor is [de minderjarige] niet altijd veilig bij hem. De vrouw verwijst ter onderbouwing hiervan onder meer naar verklaringen van familie, vrienden, derden en Xonar, die bij de pleitnotities van 27 juli 2023 zijn overlegd. Naast het middelengebruik, wordt ook verbaal en fysiek geweld bevestigd door meerdere personen, waaronder de huisarts van de kinderen. Sinds de regeling is hervat, heeft er een aantal incidenten plaatsgevonden waardoor zij nog meer zorgen heeft over de veiligheid van [de minderjarige] wanneer hij bij de man is. Gelet hierop en in het belang van [de minderjarige] kan de situatie soms van de vrouw vergen, bijvoorbeeld als zich weer een incident voordoet, dat zij de zorgregeling in het belang van [de minderjarige] niet of in ieder geval niet volledig nakomt. Een dwangsom is in die omstandigheden niet op zijn plaats. De vrouw heeft ook niet de financiële middelen hiertoe. Inmiddels is er ook de ondertoezichtstelling vanwege de door de vrouw genoemde zorgen. Ook daarbij past de opgelegde dwangsom niet.

6.6.6.

De man voert in hoger beroep gemotiveerd verweer en stelt dat de voorzieningenrechter terecht de vordering tot het opleggen van de dwangsommen heeft toegewezen. Pas nadat de dwangsom door de voorzieningenrechter is opgelegd, werkte de vrouw weer mee aan de zorgregeling. Hiervoor had de man [de minderjarige] drie maanden niet gezien. Wanneer de dwangsom eraf is, heeft de vrouw weer vrij spel en bestaat er een risico op willekeur. De regeling loopt goed en [de minderjarige] vindt het fijn om bij de man te zijn. Er is geen sprake van drank- en drugsmisbruik. De man ontkent niet dat hij wel eens drugs gebruikt, maar de man betwist dat het problematisch drugsgebruik betreft en dat dit gebruik zich tegen contact tussen hem en [de minderjarige] verzet. De veroordeling tot nakoming ligt in hoger beroep ook niet langer voor. Gelet op het verleden heeft de vrouw zeker een financiële prikkel nodig om hieraan mee te werken. Het is passender om de dwangsom te handhaven. Indien de vrouw de zorgregeling niet nakomt kan in dat concrete geval bekeken worden of de dwangsom daadwerkelijk verbeurd wordt.

Advies raad

6.6.7.

De raad adviseert het hof, samengevat, als volgt. Met de ondertoezichtstelling is de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] vast komen te staan. Er is sprake van loyaliteitsproblemen bij [de minderjarige]. Gezien de zorgen over de fysieke veiligheid van [de minderjarige] - die de raad met de vrouw deelt - is een dwangsom op dit moment niet meer passend. Voor nu is het van belang dat in verband met die zorgen een weging gemaakt kan worden of de uitvoering van de zorgregeling in het belang van [de minderjarige] is, juist vanwege die zorgen. Een dwangsom mag hierin onder de gegeven omstandigheden niet een belemmerende factor zijn. Er is voldoende waarborg met alle hulpverlening en het toezicht van de GI dat de zorgregeling wordt nagekomen. Indien zich op enig moment een zorgelijke situatie voordoet, moet een andere beslissing genomen kunnen worden die niet wordt beïnvloed door de dreiging van een dwangsom.

De GI

6.6.8.

De GI merkt op dat er op dit moment nog weinig zicht is op het gezin, noch bij de vrouw noch bij de man. De man heeft meerdere afspraken afgezegd waardoor er vertraging is ontstaan. Beide gezinnen zijn in maart 2024 gestart met hulpverlening. Deze hulpverlening is erop gericht zicht te krijgen op de thuissituatie bij beide ouders en daarmee op de emotionele en fysieke veiligheid van de kinderen. Ook wordt Goed Genoeg Ouderschap ingezet dat gericht is op de pedagogische kwaliteiten van de ouders. Wanneer er meer zicht op de situatie is, kan worden bezien of het voor [de minderjarige] veilig is bij de vader. De GI kan de vrouw, indien de GI daartoe aanleiding ziet, met een schriftelijke aanwijzing verplichten om mee te werken aan de zorgregeling, mocht dit nodig zijn. Indien de dwangsom wordt gehandhaafd kan dit juist de uitvoering van de ondertoezichtstelling hinderen. Immers, de man kan in een situatie waarbij de vrouw niet nakomt een eventuele dwangsom trachten te innen, terwijl het afdwingen van die nakoming in de visie van de GI op dat moment niet in het belang van [de minderjarige] is.

Oordeel hof

6.7.1.

Het hof dient ambtshalve vast te stellen of aan de zijde van de vrouw ook in hoger beroep sprake is van een spoedeisend belang. Daarbij wordt vooropgesteld dat in hoger beroep niet beslissend is of in eerste aanleg al dan niet terecht een spoedeisend belang is aangenomen. Het gaat erom of ten tijde van de uitspraak in hoger beroep een spoedeisend belang aanwezig is (zie HR 31 mei 2002, LJN AE3437, NJ 2003/343 m.nt. H.J. Snijders).

6.7.2.

Naar het oordeel van het hof vloeit de spoedeisendheid van deze zaak voort uit de aard van de vordering, zodat een kort geding procedure gerechtvaardigd is.

6.7.3.

Voorop gesteld wordt dat in hoger beroep alleen nog voor ligt de aan de veroordeling tot nakoming van de vastgestelde zorgregeling verbonden dwangsom. De grieven van de vrouw, voor zover hiertegen gericht, slagen. Daartoe wordt het volgende overwogen.

6.7.4.

Uit het raadsrapport van 16 november 2023, dat ten grondslag heeft gelegen aan de beslissing van de rechtbank om [de minderjarige] onder toezicht te stellen, blijkt dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige]. Niet alleen zijn de vrouw en de man verwikkeld in een ernstige partnerstrijd, bovendien zijn er zorgen over huiselijk geweld waaraan [de minderjarige] mogelijk wordt blootgesteld. Momenteel bestaat nog steeds onvoldoende zicht op de opvoedsituatie bij zowel de vrouw als bij de man en of, en zo ja, in welke mate [de minderjarige] wordt blootgesteld aan huiselijk geweld. Er zijn zorgen over het gedrag en de ontwikkeling van [de minderjarige], die ook school heeft geuit. De man betwist het huiselijk geweld, het alcohol- en drugsmisbruik alsook de zorgen die worden geuit over de ontwikkeling van [de minderjarige]. Inmiddels is de GI druk doende om zicht te krijgen op de opvoedsituatie bij zowel de vrouw als de man. Daarbij zal worden betrokken of de wijze waarop de vrouw en man uitvoering geven aan de vastgestelde zorgregeling in het belang van [de minderjarige] is. Zo nodig kan en zal de GI de mogelijkheid benutten zowel de vrouw als de man een schriftelijke aanwijzing te geven. Met de raad en de GI is het hof van oordeel dat het opleggen van een dwangsom, nog daargelaten de financiële positie van de vrouw, niet passend is in deze omstandigheden. De zorgen die de man heeft of de vrouw de zorgregeling zonder de prikkel van een dwangsom zal nakomen, kunnen op deze wijze voldoende worden ondervangen.

6.8.

Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen maar uitsluitend voor wat betreft de opgelegde dwangsommen.

6.9.

Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen getrouwd zijn (geweest).

7De uitspraak

Het hof:

vernietigt het tussen partijen gegeven vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 27 juli 2023 voor zover de rechtbank de vrouw heeft veroordeeld om aan de man een dwangsom te betalen indien zij niet voldoet aan de veroordeling om mee te werken aan de zorg- en contactregeling, zoals vastgesteld in de beschikking van 20 januari 2023 tussen de man en [de minderjarige] ([de minderjarige]), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en opnieuw rechtdoende:

wijst af de vordering van de man tot het verbinden van een dwangsom aan de veroordeling tot nakoming van de zorg- en contactregeling;

compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en M.A. Stammes en is in het openbaar uitgesproken en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 april 2024.

griffier rolraadsheer



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733