Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 09-04-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:2366

Datum publicatie16-04-2024
Zaaknummer200.332.697/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen;
Jeugdbescherming / Jeugdwet
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Ouders houden gezamenlijk gezag. Hof passeert daarbij stelling moeder dat kind nu al klem zit, omdat ouders op grond van hun ouderlijke verantwoordelijkheid plicht hebben te werken aan verbetering van die situatie. Daarvoor nog voldoende mogelijkheden. Van beide ouders mag worden verwacht dat ze leren niet als ex-partners maar als ouders naar elkaar te kijken. Ook uitbreiding zorgregeling. Hof gaat er vanuit dat vader dat voldoende aankan. Voorbeelden moeder komen vooral voort uit kritische blik moeder en onhandigheid vader.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.332.697

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 527266)

beschikking van 9 april 2024

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats1] ,

verzoeker in het principaal hoger beroep,

verweerder in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: aanvankelijk mr. L.D. Weerkamp, thans mr. M.H. Aalmoes,

en

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats2] ,

verweerster in het principaal hoger beroep,

verzoekster in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. N. Durdabak.

Als overige belanghebbende is aangemerkt:

de gecertificeerde instelling

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

gevestigd in Amsterdam,

verder te noemen: de GI.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 16 mei 2022 en 2 november 2022 en het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 21 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Laatstgenoemd uitspraak zal verder de bestreden beschikking worden genoemd.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 september 2023;

  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;

  • journaalberichten namens de vader van 9 november 2023 en van 4 en 6 maart 2024 (met producties) en een journaalbericht namens de moeder van 1 maart 2024 (met een productie).

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 12 maart 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:

  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,

  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,

  • twee vertegenwoordigers namens de GI, en

  • een vertegenwoordiger namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3De feiten

3.1

Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest en zijn de ouders van : [de minderjarige] , geboren [in] 2020 te [woonplaats1] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.

3.2

Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 18 november 2021 heeft de rechtbank [de minderjarige] toevertrouwd aan de moeder en als zorgregeling met de vader bepaald dat hij iedere dinsdag van 9.30 uur tot 17.00 uur en iedere zaterdag gedurende vier uur in de echtelijke woning voor [de minderjarige] zorgt.

3.3

In voormelde beschikkingen 16 mei 2022 en van 2 november 2022 heeft de rechtbank, voor zover in deze procedure van belang, de verzoeken over de hoofdverblijfplaats van en de zorgregeling voor [de minderjarige] aangehouden. De rechtbank heeft raad verzocht onderzoek te doen naar de situatie van [de minderjarige] .

3.4

Bij beschikking van 21 juni 2023 heeft de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 21 juni 2024.

4De omvang van het geschil

4.1

Tussen partijen zijn in geschil het gezag over [de minderjarige] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders.

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, bepaald dat [de minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft. Het verzoek van de moeder om haar alleen te belasten met het gezag heeft de rechtbank afgewezen. Als zorgregeling heeft de rechtbank bepaald dat [de minderjarige] elke week op dinsdag van 9.00 uur tot 17.00 uur en elke week op zondag van 9.00 uur tot 13.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de GI de zorgregeling mag aanpassen qua duur, tijdstip dag, plaats en frequentie zowel in uitbreidende als in beperkende zin.

4.2

De vader is het niet eens met de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling en komt daarom in hoger beroep van deze beslissing.

De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende een zorgregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] bij hem is:

weekregeling

  • elke dinsdag van 9.30 uur tot woensdagochtend 9.00 uur naar de kinderopvang of naar moeder;

  • om het weekend (in de oneven weken) van vrijdagavond 18.30 uur tot woensdagochtend 9.00 uur naar de kinderopvang of naar moeder;

vakantieregeling

- de helft van de zomervakantie, in een even jaar de eerste drie weken en in een oneven jaar de laatste drie weken;

feestdagen

  • in de oneven jaren op de kerstdagen;

  • in de even jaren op oud- en nieuwjaarsdag;

  • in de oneven jaren op de paasdagen;

en als regeling voor de verjaardagen te bepalen

  • in de oneven jaren viert [de minderjarige] haar verjaardag bij de vader;

  • op de verjaardag van de moeder heeft de moeder [de minderjarige] bij zich ongeacht de zorgregeling;

  • op de verjaardag van de vader heeft de vader [de minderjarige] bij zich, ongeacht de zorgregeling,

althans een zorgregeling te bepalen die het hof juist acht.

4.3

De moeder voert verweer en is het ook niet eens met de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling. De moeder is het ook niet eens met de afwijzing van haar verzoek om haar alleen te belasten met het gezag. Zij komt daarom net als de vader in hoger beroep.

De moeder verzoekt het hof – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – in het principaal hoger beroep de vader niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn verzoek af te wijzen en in het incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van de zorgregeling en het gezag en, opnieuw beschikkende, als zorgregeling te bepalen:

  • primair: dat [de minderjarige] iedere dinsdag van 9.30 uur tot 17.00 uur bij de vader verblijft tenzij de moeder op vakantie is met [de minderjarige] , waarbij de ene ouder [de minderjarige] steeds naar de andere ouder brengt;

  • subsidiair: dat [de minderjarige] iedere dinsdag van 9.30 uur tot 17.00 uur, alsmede eenmaal in de twee weken op zondag van 9.00 uur tot 13.00 uur bij de vader verblijft, tenzij de moeder op vakantie is met [de minderjarige] , waarbij de ene ouder [de minderjarige] steeds naar de andere ouder brengt;

en verder te bepalen dat de moeder met ingang van de datum van deze beschikking met het eenhoofdig gezag zal zijn belast.

4.4

De vader voert verweer in het incidenteel hoger beroep en vraagt het hof de verzoeken van de moeder af te wijzen.

5De motivering van de beslissing

Juridisch kader gezag

5.1

Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:

  1. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of

  2. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

Juridisch kader zorgregeling

5.2

Ingevolge artikel 1:253a lid 4 BW in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan onder meer omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.

Beoordeling

5.3

Gebleken is dat de ouders nog steeds een ouderschapsbemiddelingstraject volgen vanuit [naam1] . Partijen hebben een turbulente relatie gehad en kunnen nog altijd onvoldoende communiceren en afstemmen. De afgelopen jaren is hieraan gewerkt, maar dit heeft nauwelijks verbetering gebracht. De moeder stelt dat zij de vader steeds kansen geeft en hij het dan laat afweten en de vader stelt dat hij zich terughoudend opstelt, omdat hij bang is dat hij de moeder stof geeft om nieuwe kritiek over hem te uiten. Volgens de GI heeft [de minderjarige] last van de strijd tussen de ouders. De GI adviseert de ouders traumabehandeling te volgen. Volgens de GI heeft [de minderjarige] twee leuke, betrokken ouders, maar er moet een einde komen aan hun onderlinge strijd.

Het hof heeft in de stukken gelezen dat [de minderjarige] last heeft gehad van diverse lichamelijke klachten en dat het overleg hierover soms moeizaam is verlopen. Bij [de minderjarige] is sprake van vocale epilepsie, maar gelukkig is geconstateerd dat de aanvallen sterk zijn afgenomen. Volgens de GI is de moeder is soms overbezorgd en de vader soms onhandig.

5.4

De GI benoemt verder dat [de minderjarige] in september 2024 vier jaar wordt en dan basisonderwijs zal gaan volgen. Dit betekent dat de zorgregeling dan in ieder geval moet veranderen. De jeugdzorgwerkers en de gedragswetenschapper bij GI gaan binnenkort nadenken over hoe de zorgregeling dan vorm moet worden gegeven. Volgens de GI moet de zorgregeling op dit moment nog even zo blijven, zodat de situatie kan stabiliseren.

5.5

De raad heeft zich ter zitting aangesloten bij hetgeen de GI heeft opgemerkt. De zorgregeling moet op dit moment nog niet worden veranderd, maar er moet volgens de raad wel worden toegewerkt naar volgende stappen, zoals een overnachting of en weekend bij de vader. De ouders kunnen beiden voor [de minderjarige] zorgen en moeten elkaar gaan respecteren. Het is volgens de raad echt nog te vroeg om het gezamenlijk gezag te wijzigen. Van de vader wordt wel verwacht dat hij voldoende meewerkt aan het nemen van basisbeslissingen voor [de minderjarige] . Ook dient hij de moeder toestemming te geven om met [de minderjarige] op vakantie te gaan. [de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder en vanzelfsprekend moet zij ingeschreven worden op een basisschool in de omgeving bij de moeder.

5.6

Het hof is op grond van de stukken en de adviezen van de GI en de raad net als de rechtbank van oordeel dat de ouders het gezag gezamenlijk moeten blijven uitoefenen. Het hof passeert daarbij de stelling van de moeder dat [de minderjarige] nu al klem zit door de strijd tussen de ouders, omdat de ouders vanuit hun ouderlijke verantwoordelijkheid de plicht hebben om te werken aan verbetering van die situatie. Het hof ziet daarvoor nog voldoende mogelijkheden, temeer nu de ouders nog bezig zijn met een ouderschapsbemiddelingstraject. Van beide ouders mag worden verwacht dat zij hun houding tegenover de ander gaan aanpassen en leren niet als ex-partners maar als ouders van [de minderjarige] naar elkaar te kijken.

Het hoger beroep van de moeder tegen de beslissing van de rechtbank over het gezag slaagt daarom niet, het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag daarom bekrachtigen.

5.7

Het hof overweegt ten aanzien van de zorgregeling dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zij met beide ouders een goede band kan opbouwen. Het advies van de GI en de raad om de huidige zorgregeling nog even voort te zetten, zodat een goede basis wordt gelegd, zal het hof volgen.

Het hof acht het wel begrijpelijk dat de vader graag wil toewerken naar een uitbreiding met een overnachting. Dit lijkt ook wenselijk nu de huidige zorgregeling na de zomervakantie niet meer kan worden uitgevoerd, omdat [de minderjarige] dan naar de basisschool zal gaan en de regeling dan moet worden afgestemd op haar schooltijden. Er zijn in deze procedure naar het oordeel van het hof geen zwaarwegende contra-indicaties voor uitvoering van de zorg voor [de minderjarige] door de vader gebleken. Het hof gaat er daarom vanuit dat de vader de zorg voor [de minderjarige] voldoende aankan. De voorbeelden die de moeder heeft aangehaald komen naar inschatting van het hof vooral voort uit de kritische blik van de moeder en de onhandigheid van de vader, zoals de GI heeft benoemd. De vader is de uitvoering van de zorgregeling sinds de bestreden beschikking ook voldoende nagekomen. Daarom is het hof van oordeel dat de huidige zorgregeling kan worden uitgebreid met ingang van 1 september 2024. Het hof zal bepalen dat [de minderjarige] vanaf die datum elke dinsdag van 9.30 uur dan wel uit school tot woensdag 9.30 uur dan wel naar school en eenmaal per veertien dagen van zaterdagavond 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader mag verblijven. Een dergelijke regeling acht het hof voldoende voorspelbaar voor [de minderjarige] .

De regie voor de uitvoering van de (uitbreiding van de) zorgreling laat het hof net als de rechtbank bij de GI. Dit betekent dat de GI de zorgregeling nog steeds mag aanpassen qua duur, tijdstip dag, plaats en frequentie zowel in uitbreidende als in beperkende zin. Daarbij verwacht het hof wel dat de GI zich zal inspannen om de in deze beschikking opgenomen uitbreiding per september 2024 daadwerkelijk te realiseren.

Het hof ziet geen aanleiding om een specifieke regeling voor de vakanties en feestdagen vast te leggen, zoals de vader graag wil. Voorlopig zal in samenspraak met de GI moeten worden bekeken wat op het desbetreffende moment in het belang van [de minderjarige] is.

Het hof hoger beroep van de ouders tegen de beslissing over de zorgregeling slaagt dus gedeeltelijk en het hof zal daarom de bestreden beschikking op dit punt vernietigen en beslissen als volgt.

6De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 21 juni 2023 ten aanzien van de beslissing over het gezag:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 21 juni 2023 ten aanzien van de beslissing over de zorgregeling en in zoverre opnieuw beschikkende:

bepaalt in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als zorgregeling tussen [de minderjarige] en de vader dat:

tot 1 september 2024

- [de minderjarige] elke week op dinsdag van 9.30 uur tot 17.00 uur bij de vader zal verblijven;

- [de minderjarige] elke week op zondag van 9.00 uur tot 13.00 uur bij de vader zal verblijven;

met ingang van 1 september 2024
  • [de minderjarige] elke week op dinsdag van 9.30 uur dan wel uit school tot woensdag 9.30 uur dan wel naar school bij de vader zal verblijven;

  • [de minderjarige] eenmaal per veertien dagen van zaterdagavond 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader zal verblijven;

en dat de Gl deze zorgregeling met het oog op de belangen van [de minderjarige] mag aanpassen qua duur, tijdstip, dag, plaats en frequentie zowel in uitbreidende als beperkende zin;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, J.B. de Groot en P.B. Kamminga, bijgestaan door de griffier, en is op 9 april 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733