Gerechtshof 's-Hertogenbosch 21-03-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:955

Datum publicatie15-04-2024
Zaaknummer200.330.867_01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
Formele relatiesTussenuitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2024:99
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Duurzame ontwrichting; Ontvankelijkheid
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Namens vrouw wordt november 2022 verzoek ES ingediend. Tussen pp in geschil of vrouw in staat is wil te bepalen. Hof hoort vrouw via videoverbinding: broze 85-jarige vrouw, die vragen niet meer begrijpt. Hof verwijst naar CIZ-indicatiebesluit van september 2022 waarin staat dat vrouw zorgprofiel VV05 heeft: beschermd wonen met intensieve dementiezorg. Hof gaat aan verklaring arts voorbij, want relatie tot vrouw niet duidelijk + wel deskundig? Vrouw was niet voldoende in staat haar wil te bepalen: vernietiging beschikking.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak: 21 maart 2024

Zaaknummer: 200.330.867/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/01/387955 / FA RK 22-5359

in de zaak in hoger beroep van:

[de man] ,

wonende te [woonplaats],

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. H.H.C. van de Kerkhof,

tegen

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats],

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. M. de Boorder.

5De beschikking van 18 januari 2024

Bij die beschikking heeft het hof overwogen dat het noodzakelijk is de vrouw in persoon te horen alvorens een oordeel te kunnen geven over het echtscheidingsverzoek. Het hof heeft vervolgens de oproep aan partijen gedaan om in persoon, bijgestaan door hun advocaten, op 9 februari 2024 om 13.00 uur tijdens een voortgezette mondelinge behandeling te verschijnen.

6Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.

De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 februari 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

-de vrouw, bijgestaan door haar advocaat (beiden digitaal gehoord).

6.2.

Het hof heeft geen nadere stukken ontvangen.

7De verdere beoordeling

7.1.

Op 29 november 2022 is namens de vrouw een verzoek tot echtscheiding ingediend. Op dat moment had zij de leeftijd van 85 jaar bereikt en was zij ruim 19 jaar gehuwd met de man. Zij grondt haar verzoek op de stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank heeft haar verzoek, zonder overigens de vrouw te horen, toegewezen.

7.2.

Zoals het hof in de beschikking van 18 januari 2024 heeft vastgesteld kan een echtscheiding worden uitgesproken als er sprake is van een duurzame ontwrichting. Als een echtgenoot echter met betrekking tot het indienen van een echtscheidingsverzoek niet in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen en de betekenis daarvan te begrijpen, is het verzoek niet-ontvankelijk. Tussen partijen is in geschil of de vrouw in staat is om haar wil te bepalen ten aanzien van de verzochte echtscheiding en de gevolgen daarvan.

7.3.

Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandelingen is het hof anders dan de rechtbank van oordeel dat de vrouw niet in het voorliggende verzoek tot echtscheiding kan worden ontvangen. Het hof zal dit nader toelichten.

7.4.

Omdat de vrouw niet is gehoord bij de rechtbank en zij evenmin tijdens de (eerste) mondelinge behandeling is verschenen terwijl diverse vragen door de advocaat niet konden worden beantwoord, respectievelijk de gegeven antwoorden vragen opriepen, heeft het hof het noodzakelijk geacht de vrouw zelf te horen. Het hof heeft daartoe, op verzoek van de advocaat van de vrouw, de vrouw en haar advocaat via een digitale verbinding gesproken. De vrouw, inmiddels 87 jaar, bleek in een verpleeghuisbed te liggen, broos en moeilijk aanspreekbaar. Eenvoudige vragen van het hof leek zij niet te begrijpen noch te kunnen beantwoorden. De vrouw verbleef op dat moment in verpleeghuis [verpleeghuis 1] in [woonplaats], maar namens de vrouw is niet inzichtelijk gemaakt noch is dat anderszins gebleken, wat de (medische) situatie van de vrouw op dat moment was, sinds wanneer zij daar verbleef, wat de aanleiding voor haar verblijf was en wat het perspectief ter zake het verblijf is. Iedere feitelijke en medische informatie (van de betrokken zorginstelling en de huisarts) ter zake ontbreekt, terwijl van de (advocaat van de) vrouw mocht worden verwacht het hof ter zake te informeren. Op grond van de eigen waarneming van het hof is voldoende duidelijk geworden dat de vrouw op het moment dat het hof haar sprak niet althans onvoldoende in staat was om haar wil ter zake de echtscheiding te bepalen, althans te kunnen overzien wat de gevolgen van dat verzoek zijn.

7.5.

Uit het CIZ-indicatiebesluit van 11 april 2022 blijkt voorts dat de vrouw op 24 maart 2022 vanuit haar thuissituatie al is opgenomen in verpleeghuis [verpleeghuis 2]. Zij was op 11 april 2022 niet alleen lichamelijk nog aan het herstellen maar ook wat betreft haar geheugen was nadere diagnostiek/screening nodig om te kunnen beoordelen of er blijvende 24/7 zorg in de nabijheid noodzakelijk was. De aanvraag voor zorg op grond van de Wet Langdurige Zorg (WLZ) is op 11 april 2022 afgewezen, omdat er nog geen stabiele situatie was en de vrouw nog was aangewezen op revalidatiezorg waarbij ook aandacht moest zijn voor haar cognitief functioneren. Op 21 september 2022 heeft het CIZ vervolgens wel een indicatiebesluit voor WLZ-zorg afgegeven met een zorgprofiel VV05: beschermd wonen met intensieve dementiezorg. Dat besluit is gebaseerd op een huisbezoek op 21 september 2022 en schriftelijk aangeleverde medische informatie. Voorts blijkt uit het besluit dat de vrouw bekend is met een vorm van dementie en met lichamelijke aandoeningen. Vanuit deze aandoeningen heeft zij, aldus het CIZ, beperkingen op het gebied van oriëntatie, psychosociale functies, welbevinden, sociale redzaamheid, mobiliteit, zelfzorg, huishouden en sociale relaties. Deze beperkingen zijn, aldus het CIZ, nog steeds dusdanig dat zij blijvend een noodzaak kent van 24 uurs zorg in haar nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel van haar gezondheid en/of welzijn.

7.6.

Gelet op alle voormelde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien heeft het hof niet de overtuiging gekregen, althans is niet aannemelijk geworden dat de vrouw ten tijde van het indienen van het verzoek tot echtscheiding, te weten 29 november 2022, derhalve ná voormeld indicatiebesluit van 21 september 2022, voldoende in staat was haar wil ten aanzien van de echtscheiding te bepalen en de gevolgen van de echtscheiding te overzien. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, anders dan de advocaat van de vrouw betoogt, ook uit de filmopname blijkt van een fragiele en kwetsbare oude vrouw, terwijl het hof op grond van dat bijzonder korte gesprek tussen haar en de advocaat geenszins de overtuiging heeft gekregen dat de vrouw daadwerkelijk begreep wat de advocaat haar vroeg. Integendeel zelfs. Ook de schriftelijke verklaring van de arts [arts] van [medisch centrum] [plaats 2] d.d. 5 oktober 2023 kan niet tot een ander oordeel leiden. Daarin wordt alleen verklaard dat de vrouw wilsbekwaam is om zelf te bepalen dat zij wil scheiden van haar echtgenoot. Echter, uit de verklaring blijkt niet of de heer [arts] ter zake deskundig is, of hij de vrouw kent als behandelend arts, of hij haar heeft gezien en gesproken dan wel anderszins over relevante medische informatie aangaande de vrouw beschikt, noch uit hoofde waarvan en op wiens verzoek hij die verklaring heeft gegeven. Vragen daarover kon de advocaat op de mondelinge behandeling niet beantwoorden. Derhalve wordt aan die verklaring voorbij gegaan.

7.7.

Samenvattend is op grond van de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandelingen niet aannemelijk geworden dat de vrouw op 29 november 2022, en ook thans niet, daadwerkelijk de echtscheiding beoogde, dat zij begreep wat een echtscheiding voor haar betekent en dat zij in staat was de gevolgen ervan te overzien. Op grond hiervan is ook niet aannemelijk geworden dat volgens de vrouw zelf het huwelijk duurzaam is ontwricht. De grieven van de man slagen dus.

7.8.

Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd en de vrouw alsnog niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar verzoek tot echtscheiding. De proceskosten zullen zowel in eerste aanleg als in hoger beroep worden gecompenseerd.

8De beslissing

Het hof:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 mei 2023 en opnieuw rechtdoende:

verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek tot echtscheiding.

de proceskosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, worden gecompenseerd in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

wijst het anders of meer verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en E.J.M. van Engelen en is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733