Rechtbank Noord-Holland 08-02-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:622

Datum publicatie11-04-2024
Zaaknummer10602504 \ CV EXPL 23-2297
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZaanstad
RechtsgebiedenCiviel recht; Verbintenissenrecht
TrefwoordenErfrecht; Uitvaart / asbestemming
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Erfrecht. Eiseres (minderjarige erfgenaam) vordert dat onterecht van de bankrekening van de erflater aan gedaagde (niet erfgenaam) verrichte betalingen worden terugbetaald. Voor zover de betalingen na het overlijden van de erflater zijn verricht, wordt de vordering toegewezen. Gedaagde vordert als tegenvordering dat het bedrag van de uitvaartkosten aan haar worden betaald. De kantonrechter wijst deze vordering toe, omdat dit in dit geval voortvloeit uit het stelsel van de wet. De kantonrechter verwijst hierbij naar artikel 22 Wet op de lijkbezorging; 4:7 BW; 4:184 BW en 6:1 BW.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

locatie Zaanstad

Zaaknr./rolnr.: 10602504 \ CV EXPL 23-2297 WD

Uitspraakdatum: 8 februari 2024

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

[eiseres] , in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van [moeder] , wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

verder te noemen: [eiseres] ,

gemachtigde: mr. J. Jong,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

verder te noemen: [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. S. van Buuren.

1Het procesverloop

1.1.

[eiseres] heeft bij dagvaarding van 30 juni 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.

1.2.

Op 13 december 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] schriftelijk gereageerd op de ingestelde tegenvordering.

2De feiten

2.1.

Op 26 augustus 2022 is [erflater] (hierna: [erflater] ) overleden. [erflater] was ten tijde van zijn overlijden ongehuwd. [erflater] heeft geen testament opgemaakt of over een andere wijze (rechtsgeldig) over zijn nalatenschap beschikt.

2.2.

[minderjarige] (hierna: [minderjarige] ) is de dochter van [erflater] en [moeder] (hierna: [moeder] ). [minderjarige] woont samen met haar moeder [moeder] in Polen. Naast [minderjarige] had [erflater] geen kinderen.
[minderjarige] is de enig erfgenaam van [erflater] .

2.3.

[gedaagde] is de zuster van [erflater] . [gedaagde] heeft een zoon, genaamd [zoon van gedaagde] .

2.4.

[eiseres] is een schoonzus van [erflater] en [gedaagde] .

2.5.

[erflater] is overleden aan (de gevolgen van de behandeling tegen) galblaaskanker. [gedaagde] heeft in de laatste maanden voorafgaande aan het overlijden van [erflater] zorg verleend en aandacht besteed aan [erflater] .

2.6.

In de periode vanaf 22 mei 2022 zijn verschillende bedragen van de betaalrekening van [erflater] overgeschreven naar de betaalrekening van [gedaagde] . Tot aan 26 augustus 2022 gaat het om een totaalbedrag van € 780,00. Vanaf 27 augustus 2022 tot en met 30 augustus 2022 gaat het om een bedrag van € 5.100,00.

2.7.

Op 29 juni 2022 is een bedrag van € 600,00 van de betaalrekening van [erflater] overgeschreven naar de betaalrekening van [zoon van gedaagde] . Op 28 augustus 2022 is een bedrag van
€ 100,00 van de betaalrekening van [erflater] overgeschreven naar de betaalrekening van [zoon van gedaagde] .

2.8.

[gedaagde] heeft Stijl Uitvaartplanners opgedragen de uitvaart van [erflater] te verzorgen. Stijl Uitvaartplanners heeft hiervoor een bedrag van € 7.147,20 bij [gedaagde] in rekening gebracht.

3De vordering

3.1.

[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot:
(i) betaling van een bedrag van € 6.993,00;
(ii) afgifte van de urn met de asresten van [erflater] ;
(iii) afgifte van verschillende roerende zaken.

3.2.

[gedaagde] voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen zal de kantonrechter hierna, voor zover van belang, ingaan.

4De tegenvordering

4.1.

[gedaagde] vordert dat de kantonrechter:
(i) [eiseres] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 7.147,20;
(ii) [eiseres] veroordeelt tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 10.000,00.

4.2.

[eiseres] voert verweer.

4.3.

Op de stellingen van partijen zal de kantonrechter hierna, voor zover van belang, ingaan.

5De beoordeling


de vordering

5.1.

[eiseres] voert deze procedure niet voor zichzelf maar als gevolmachtigde. Ter onderbouwing van haar machtiging om deze procedure te voeren, heeft zij enkele in de Poolse of Nederlandse taal gestelde documenten overgelegd.

5.2.

[gedaagde] betwist dat [eiseres] gemachtigd is om namens [minderjarige] deze procedure te voeren. [gedaagde] betwist de rechtsgeldigheid van de overgelegde volmacht en stelt bovendien dat de in de Poolse taal gestelde notariële verklaring niet is overgelegd.
De kantonrechter overweegt als volgt. Ter onderbouwing van haar procesbevoegdheid heeft [eiseres] overgelegd: (i) een handgeschreven in de Poolse taal gestelde schriftelijke verklaring van [moeder] , (ii) een in de Nederlandse taal gestelde beëdigde vertaling van voormelde verklaring en (iii) een in de Nederlandse taal gestelde beëdigde vertaling van een door een Poolse notaris schriftelijk gegeven verklaring. Het in de Poolse taal gestelde origineel van het onder (iii) beschreven stuk ontbreekt.
De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van [gedaagde] . Blijkens de onder (i) genoemde verklaring en de onder (ii) genoemde Nederlandse vertaling daarvan heeft [moeder] namens de minderjarige [minderjarige] [eiseres] een volmacht verleend om hen beiden in Nederland te vertegenwoordigen bij aangelegenheden die verband houden met het overlijden van [erflater] . [gedaagde] heeft niet uitgelegd waarom deze volmacht niet rechtsgeldig zou zijn.
Het klopt dat het in de Poolse taal gestelde origineel van het onder (iii) beschreven stuk ontbreekt, maar het enkele ontbreken van het in de Poolse taal gestelde origineel van de verklaring van de notaris dat hij zich van de identiteit van [moeder] heeft vergewist, vindt de kantonrechter niet van doorslaggevend belang.

5.3.

De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [eiseres] bevoegd is om deze procedure te voeren namens [moeder] als wettelijk vertegenwoordigster van [minderjarige] . Te meer nu deze procedure in het belang van [minderjarige] is. De kantonrechter komt toe aan een inhoudelijke beoordeling van de geschillen.

5.4.

De kantonrechter is van oordeel dat alle betalingen die na 26 augustus 2022 zijn gedaan van de betaalrekening van [erflater] naar de rekeningen van [gedaagde] en [zoon van gedaagde] , moeten worden terugbetaald. Het banksaldo van de betaalrekening van [erflater] kwam vanaf het moment van zijn overlijden toe aan [minderjarige] , die de enig erfgename van [erflater] is. De kantonrechter gaat ervan uit dat [gedaagde] al deze betalingen heeft verricht, ook de betalingen aan [zoon van gedaagde] . Immers, gebleken is dat zij als enige de toegang had tot de betaalrekening van [erflater] . De kantonrechter wil geloven dat de onttrekkingen die na 26 augustus 2022 zijn gedaan van de rekening van erflater grotendeels zijn aangewend om familie van [erflater] vanuit Suriname ten behoeve van de uitvaart naar Nederland te vliegen, dat maakt echter niet dat deze kosten kunnen worden aangemerkt als schulden van de nalatenschap als bedoeld in artikel 4:7 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

5.5.

Dit brengt mee dat [gedaagde] zal worden veroordeeld om een bedrag van in totaal
€ 5.200,00 aan [eiseres] te betalen. De andere betalingen, die allemaal voor 26 augustus 2022 zijn verricht, hoeven niet te worden teruggedraaid. Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] uitgelegd dat [erflater] tot aan de dag voorafgaande aan zijn overlijden in staat is geweest om zelfstandig over zijn vermogen te beschikken. [eiseres] heeft dit bij deze gelegenheid niet weersproken, en de kantonrechter ziet geen aanleiding om aan de verklaring van [gedaagde] daarover te twijfelen. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [erflater] de voor 26 augustus 2022 zelf heeft verricht, dan wel dat deze betalingen met diens instemming zijn gedaan.

5.6.

De vordering tot afgifte van de urn met de as kan niet worden toegewezen, omdat [gedaagde] ter zitting heeft verklaard dat de as al is verstrooid in Suriname.

5.7.

De vordering tot afgifte van verschillende roerende zaken ligt ook voor afwijzing gereed. [eiseres] stelt ter onderbouwing van deze vordering dat [gedaagde] verschillende tot de nalatenschap van [erflater] behorende spullen heeft ontvreemd. [gedaagde] betwist gemotiveerd dat dit het geval is. Zij stelt hiertoe dat deze spullen de laatste maanden voorafgaande aan het overlijden van [erflater] al niet meer in diens woning aanwezig waren. Van verschillende spullen (bijvoorbeeld: laptop, elektrische fiets) weet zij dat [erflater] deze heeft weggegeven. Van andere spullen (gitaar, biljarttafel, muziekinstrumenten) weet zij zeker dat deze ten tijde van het overlijden van [erflater] niet meer in diens woning aanwezig waren. De gouden kettingen waarvan afgifte wordt gevorderd, zouden volgens [gedaagde] nog in het huis aanwezig moeten zijn.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting, is niet komen vast te staan dat [gedaagde] deze spullen heeft ontvreemd. Dit deel van de vordering ligt voor afwijzing gereed.

de tegenvordering

5.8.

De vordering tot het betalen van een immateriële schadevergoeding ligt voor afwijzing gereed bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing.

5.9.

De vordering van [gedaagde] tot het betaling van het bedrag van € 7.147,20 ziet op de nota van Stijl Uitvaartplanners. Stijl Uitvaartplanners spreekt [gedaagde] aan tot betaling van deze nota op de grond dat [gedaagde] Stijl Uitvaartplanners heeft opgedragen de uitvaart van [erflater] te verzorgen. [gedaagde] stelt op haar beurt dat [minderjarige] als zijnde de erfgenaam van [erflater] gehouden is dit bedrag aan [gedaagde] te betalen.

5.10.

[eiseres] voert namens [minderjarige] verweer en stelt daartoe dat [gedaagde] als opdrachtgever van Stijl Uitvaartplanners tot betaling van het factuurbedrag is verplicht. Daarbij komt dat Stijl Uitvaartplanners [gedaagde] nog niet in rechte tot betaling heeft aangesproken. Van enige juridische grond om [minderjarige] te verplichten om het bedrag aan [gedaagde] te betalen, is geen sprake. Te meer nu [minderjarige] mede door onzorgvuldigheid van Stijl Uitvaartplanners niet betrokken is geweest bij de uitvaart van [erflater] en geen afscheid van hem heeft kunnen nemen. Dit alles aldus [eiseres] .

5.11.

De kantonrechter overweegt als volgt.
[gedaagde] heeft zich op redelijke gronden ingelaten met het laten verzorgen van de uitvaart van [erflater] . Zij heeft in de laatste maanden voorafgaande aan zijn overlijden als enige naaste familielid zich ingelaten met de zorg voor [erflater] . Ze zag zich in een relatief korte tijd geconfronteerd met een onverwacht overlijden van [erflater] en heeft zich op goede gronden genoodzaakt gevoeld om zorg te laten dragen voor diens uitvaart. Dat anderen bereid en in staat waren hiervoor zorg te dragen, is niet gesteld of gebleken. Dit geldt ook voor [minderjarige] / [moeder] die beiden in Polen woonachtig zijn.

5.12.

In het geval een niet-erfgenaam (zoals [gedaagde] ) opdracht geeft tot uitvoering van de lijkbezorging, wordt een wettelijke bepaling gemist op grond waarvan deze derde de kosten van de lijkbezorging in een geval als hier aan de orde is, ten laste van de nalatenschap zou kunnen brengen.
In een enkel wél in de wet geregeld geval komen de kosten van de lijkbezorging ten laste van de nalatenschap. Artikel 22 van de Wet op de lijkbezorging bepaalt dat, wanneer niemand anders de uitvaart regelt, de burgemeester daarvoor moet zorgdragen, waarna de kosten van de uitvaart door de gemeente kunnen worden verhaald op de nalatenschap van de erflater.

Voorts heeft de uitvaartverzorger als schuldeiser verhaal op de goederen van de nalatenschap (artikel 4:184 BW) .

5.13.

Bij deze wettelijke bepalingen kan aansluiting worden gevonden voor het oordeel dat in de omstandigheden van dit geval (zie overweging 5.11) op [minderjarige] als vereffenaar wél een verbintenis rust om de begrafeniskosten te vergoeden aan [gedaagde] . Hoewel een dergelijke verbintenis niet rechtstreeks voortvloeit uit artikel 4:7 BW, vloeit deze in dit geval wel voort uit het stelsel van de wet en de wel in de wet geregelde gevallen (zie artikel 6:1 BW) .
Dat de hoogte van de gemaakte uitvaartkosten niet in overeenstemming zijn met de omstandigheden van [erflater] , is niet gesteld of gebleken.

5.14.

De kantonrechter heeft er nota van genomen dat [gedaagde] tot op heden niet in staat is geweest de aan haar gerichte factuur van Stijl Uitvaartplanners te betalen. De kantonrechter is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden de redelijkheid en billijkheid meebrengt dat op [minderjarige] als vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] de gehoudenheid rust om [minderjarige] uit de goederen van de nalatenschap van [erflater] de voor de betaling van de factuur benodigde gelden te beschikking te stellen. Dat [minderjarige] niet betrokken is geweest bij de uitvaart van [erflater] en evenmin van hem afscheid heeft kunnen nemen, is wrang, maar kan niet aan [gedaagde] worden tegengeworpen. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat het (te verwachten) saldo van de nalatenschap toereikend is om de nota van Stijl Uitvaartplanners te voldoen.
Voor zover [gedaagde] aanspraak maakt op verdere door Stijl Uitvaartplanners in rekening gebrachte (incasso)kosten, heeft zij deze niet begroot. In zoverre ligt de vordering voor afwijzing gereed.
de vordering en de tegenvordering

5.15.

Uit praktische overweging zal de kantonrechter de beide vorderingen met elkaar verrekenen. Na verrekening resteert een door [minderjarige] aan [gedaagde] te betalen bedrag van
€ 1.947,20. Om te voorkomen dat [eiseres] , die enkel als gevolmachtigde deze procedure voert, met executieperikelen wordt geconfronteerd zal haar naam niet in het dictum worden vermeld. Omdat het verhaalsrecht van [gedaagde] enkel ziet op de goederen van de nalatenschap en niet op het overige vermogen van [minderjarige] , zal [moeder] als wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige] , handelend als vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] , tot betaling worden veroordeeld. Immers, [minderjarige] wordt als minderjarige erfgenaam geacht beneficair te hebben aanvaard en is bij de huidige stand van zaken als enig vereffenaar van de nalatenschap te beschouwen. Het voorgaande leidt tot na te melden beslissing.

5.16.

Vanwege de familierelatie van partijen zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd.

6De beslissing

De kantonrechter:


de vordering en de tegenvordering

6.1.

veroordeelt [moeder] in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige] in haar hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] , om aan [gedaagde] een bedrag van € 1.947,20 te betalen;

6.2.

bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;

6.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

6.4.

wijst de vordering voor het overige af.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733