Gerechtshof Amsterdam 30-01-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:199

Datum publicatie09-04-2024
Zaaknummer200.320.370/01 NOT
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenTuchtrecht / aansprakelijkheid; Tuchtrecht/aansprakelijkheid notaris;
Meerderjarigenbescherming; Levenstestament;
Erfrecht; Wilsonbekwaamheid erflater
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Klacht drie zussen tegen een notaris. Passeren (levens)testament moeder. Beoordeling wilsbekwaamheid. Wilscontrole. Beroep op geheimhouding. Klacht ongegrond.

Volledige uitspraak


beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.320.370/01 NOT

nummer eerste aanleg : C/05/399444 / KL RK 22-16

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 30 januari 2024

inzake

1 [appellant 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ,

2. [appellant 2],

wonend te [woonplaats 2] ,

3. [appellant 3],

wonend te [woonplaats 3] ,

appellanten,

tegen

mr. [geïntimeerde],

notaris te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

gemachtigde: mr. L.H. Rammeloo, advocaat te Amsterdam.

Partijen worden hierna klaagsters (respectievelijk klaagster 1, klaagster 2 dan wel klaagster 3) en de notaris genoemd.

1De zaak in het kort

De moeder van klaagsters heeft – samen met haar nieuwe partner – bij de notaris een nieuw levenstestament en testament laten opmaken en passeren. Een maand later is moeder met haar nieuwe partner een geregistreerd partnerschap aangegaan. Enkele maanden later heeft de rechter dit geregistreerd partnerschap – op verzoek van klaagster 1 – nietig verklaard, omdat de geestvermogens van moeder zodanig gestoord waren dat zij niet in staat was haar wil te bepalen. Klaagsters verwijten de notaris onder andere dat hij bij het passeren van het (levens)testament het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening (hierna: het Stappenplan) niet, althans onvoldoende, heeft toegepast. Na het indienen van de klacht heeft de (civiele) rechter zowel het levenstestament als het testament van moeder nietig verklaard, omdat zij wilsonbekwaam was ten tijde van het opstellen ervan.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

Klaagsters hebben op 22 december 2022 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 29 november 2022 (ECLI:NL:TNORARL:2022:52).

2.2.

De notaris heeft op 27 maart 2023 een verweerschrift – met bijlage – bij het hof ingediend.

2.3.

Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.

2.4.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 16 november 2023. Klaagsters en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat, met dien verstande dat het hof de vergissing in de beslissing van de kamer onder 2.1 hierna corrigeert. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende

3.1.

Klaagsters zijn geboren uit het huwelijk van [naam 1] (hierna: moeder) en [naam 2] (hierna: vader). Het huwelijk tussen moeder en vader is op enig moment door echtscheiding ontbonden. Moeder is daarna hertrouwd met [naam 3] (hierna: [naam 3] ). In het voorlaatste testament van moeder van 29 juli 1987 zijn [naam 3] en klaagsters tot erfgenamen benoemd. Het huwelijk tussen moeder en [naam 3] is op enig moment ontbonden door overlijden van [naam 3] .

3.2.

In 2013 heeft moeder een relatie gekregen met [naam 4] (hierna: [naam 4] ).

3.3.

Op 8 februari 2019 heeft moeder een levenstestament laten opstellen door mr. [A.] , notaris te [plaats] (hierna: notaris [A.] ), waarbij zij een algemene volmacht aan klaagsters heeft gegeven om haar vermogensrechtelijke en andere zakelijke belangen te behartigen en een medische volmacht om haar te vertegenwoordigen op medisch gebied.

3.4.

Vanaf augustus 2019 staat [naam 4] in de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven op het adres van moeder.

3.5.

Op 9 april 2020 heeft mr. [B.] , destijds als kandidaat-notaris werkzaam op het kantoor van de notaris (hierna: de kandidaat-notaris), een bespreking gevoerd met moeder en [naam 4] over onder meer de wijziging van het levenstestament en het testament van moeder.

3.6.

Op 13 januari 2021 heeft moeder bij de notaris, onder herroeping

van eerdere (levens)testamenten, een nieuw levenstestament en testament laten opmaken en passeren. In het levenstestament heeft moeder een algemene en medische volmacht verleend aan [naam 4] . In het testament van moeder zijn diverse legaten opgenomen als gevolg waarvan [naam 4] het recht van gebruik en bewoning van de woning van moeder verkrijgt. Daarnaast is aan [naam 4] , ten laste van klaagsters, de inboedel, de auto(’s), caravan(s)/camper(s), het aandeel van moeder in de saldi van de en/of-rekening en de muziekinstrumenten van moeder gelegateerd. Onder bezwaar van deze legaten heeft moeder klaagsters tot haar erfgenamen benoemd. Ten slotte is [naam 4] samen met klaagsters tot executeur benoemd.

Moeder en [naam 4] zijn op diezelfde dag een voor de notaris verleden samenlevingsovereenkomst aangegaan.

3.7.

Op 15 februari 2021 zijn moeder en [naam 4] een geregistreerd partnerschap aangegaan.

3.8.

Bij beschikking van 11 juni 2021 heeft de rechtbank Overijssel – op verzoek van klaagster 1 – het geregistreerd partnerschap van moeder en [naam 4] nietig verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank voor recht verklaard dat [naam 4] ten aanzien van het geregistreerd partnerschap niet te goeder trouw heeft gehandeld. In de beschikking is verder, voor zover relevant, het volgende overwogen:

5.3. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de dochter (en haar zussen) tot

nietigverklaring van het geregistreerd partnerschap toegewezen moet worden. De rechtbank is van oordeel dat de geestesvermogens van de moeder ten tijde van de sluiting van het geregistreerd partnerschap zodanig gestoord waren dat zij niet in staat was haar wil te bepalen en de betekenis van haar verklaring bij het geregistreerd partnerschap te begrijpen. (…) Redengevend voor dit oordeel is het volgende.

5.4.

De dochter heeft een verslag van de geriater van 3 juli 2019 overgelegd. De geriater concludeert tot een verdenking van een dementieel syndroom. De MOCA-score van 18/30 kwalificeert de geriater als slecht, zeker gezien het opleidingsniveau van de moeder. Tevens stelt de geriater dat deze test in tegenspraak is met de stelling van de man dat de moeder zelfstandig kan functioneren, dat ze nog alles kan en doet. Daarom is verder onderzoek noodzakelijk.

Op 23 februari 2021 heeft de geriater naar aanleiding van een consult van december 2020, waarbij zowel de man als een van de dochters aanwezig zijn geweest, geconcludeerd dat sprake is van een gevorderd stadium van Alzheimer (CDR-2). De MOCA-score in december 2020 was 10/30. (…)

(…)

Deze medische rapportages gelden als voornaamste reden om tot toewijzing van het verzoek van de dochter (en haar zussen) te komen, maar zijn niet de enige.

Op 5 maart 2021 heeft de geriater de moeder en de man opnieuw gezien. Op dat moment is door de geriater specifiek gevraagd naar de eventuele wens van de moeder om te trouwen, waarop door haar is geantwoord dat dat misschien nog geen gek idee zou zijn. Op de vraag van de geriater of dat in gemeenschap van goederen zou moeten zijn, antwoordt ze op dat moment dat ze zich daar niet zo mee bezig houdt. Op dat moment is er van een geregistreerd partnerschap al sprake.

5.5.

Daarnaast zijn er contacten geweest tussen de moeder en de man met notaris [A.] over het herroepen van het levenstestament van de moeder en het afgeven van notariële stukken. Ook is er door de notaris tot twee keer toe aangifte gedaan bij de politie van het oneigenlijk gebruik van het e-mailaccount van de moeder door de man, waarbij er in de laatste aangifte ook wordt verwezen naar een telefoongesprek tussen de huisarts en de notaris over de zorgelijke situatie.

3.9.

Op 14 september 2021 zijn moeder en [naam 4] door klaagsters gedagvaard om te verschijnen voor de rechtbank Overijssel in verband met de vordering van klaagsters om het (levens)testament van moeder nietig te verklaren. Een kopie van de dagvaarding is aan de notaris gestuurd.

3.10.

Naar aanleiding van een brief van klaagsters van 3 december 2021, heeft de notaris klaagsters bij brief van 20 december 2021 uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek op zijn kantoor op 11 januari 2022 om – kort gezegd – te spreken over de beoordeling van de wilsbekwaamheid van moeder.

3.11.

Nadat de notaris het verzoek van klaagsters om notaris [A.] bij het gesprek aanwezig te laten zijn had afgewezen, hebben klaagsters bij brief van 10 januari 2022 het gesprek met de notaris afgezegd en hem verzocht om voor 19 januari 2022 een schriftelijke reactie over de beoordeling van de wilsbekwaamheid van moeder aan klaagsters te sturen.

3.12.

Bij brief van 18 januari 2022 heeft de notaris klaagsters geantwoord dat de datum van 19 januari 2022 niet haalbaar was, maar dat hij klaagsters zo spoedig mogelijk nader zou berichten.

3.13.

Op 24 januari 2022 hebben klaagsters hun klacht tegen de notaris ingediend bij de kamer.

3.14.

Op 26 januari 2022 heeft de notaris een inhoudelijke reactie gestuurd aan klaagsters naar aanleiding van hun brief van 10 januari 2022.

3.15.

Op 4 mei 2022 heeft de rechtbank Overijssel, onder verwijzing naar de brieven en/of verslagen van geriater [naam 5] van juli 2019 en februari en april 2021, geconcludeerd dat moeder wilsonbekwaam was ten tijde van het opstellen van het (levens)testament, reden waarom zowel het levenstestament als het testament van moeder van 13 januari 2021 door de rechtbank nietig is verklaard.

3.16.

Bij beschikking van 6 september 2022 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de beschikking van 11 juni 2021 van de rechtbank Overijssel over het nietig verklaren van het geregistreerd partnerschap van moeder en [naam 4] bekrachtigd.

3.17.

Op 19 september 2022 is moeder overleden.

4De klacht

Klaagsters verwijten de notaris – kort gezegd – dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld.

De klacht valt uiteen in drie onderdelen. Klaagsters verwijten de notaris:

  1. dat hij bij het passeren van het (levens)testament van moeder op 13 januari 2021 het Stappenplan niet, althans onvoldoende, heeft toegepast;

  2. dat hij zich voor wat betreft de door hem gevolgde werkwijze ten onrechte op zijn geheimhoudingsplicht heeft beroepen;

  3. dat hij de vragen van klaagsters omtrent de totstandkoming van het (levens)testament van moeder en zijn werkwijze daaromtrent niet adequaat en tijdig heeft beantwoord zodat hij niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam notaris betaamt.

5Beoordeling

5.1.

De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagsters tegen de notaris op alle onderdelen ongegrond verklaard.

Niet dan wel onvoldoende toepassen van het Stappenplan bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van moeder (klachtonderdeel 1)

5.2.

Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt het hof het volgende voorop. Als uitgangspunt geldt dat iedereen aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd bij testament uiterste wilsbeschikkingen kan maken. Een notaris dient daaraan in beginsel zijn ministerie te verlenen en moet op verlangen van een testateur doen wat is vereist om diens uiterste wilsbeschikkingen in een testament vast te leggen. Zoals bij elke akte moet de notaris de wilsbekwaamheid van de betrokkene beoordelen. Volgens vaste jurisprudentie van dit hof moet bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van een betrokken cliënt primair worden uitgegaan van de eigen waarneming van de notaris, aan wie in dat kader beoordelingsruimte toekomt. Pas bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan biedt hiervoor een handreiking.

In het Stappenplan staan indicatoren vermeld die aanleiding kunnen zijn voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. Als een notaris – ook al heeft hij kennis van het bestaan van één of meer indicatoren – geen aanleiding behoeft te hebben om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van een cliënt, hoeft hij het Stappenplan niet te volgen. Van belang hierbij is onder meer de indruk die een cliënt in een gesprek maakt. Ook als achteraf uit een rapport van een deskundige of getuigenverklaringen valt af te leiden dat een cliënt op het moment van een bespreking of passeren van de akte (mogelijk) niet als wilsbekwaam kon worden aangemerkt, betekent dit nog niet zonder meer dat dit ook aan de notaris duidelijk had moeten zijn geweest. Of dit zo is, hangt af van de omstandigheden van het geval (zie laatstelijk hof Amsterdam 23 mei 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1067).

5.3.

Klaagsters hebben in hoger beroep (opnieuw) aangevoerd dat er vele indicatoren waren waardoor de notaris had moeten twijfelen aan de wilsbekwaamheid van moeder en het Stappenplan had moeten toepassen. Klaagsters hebben daarbij op de volgende indicatoren gewezen:

  • de afspraken met het notariskantoor zijn niet gemaakt door moeder, maar door [naam 4] ;

  • bij de afspraken op het notariskantoor was naast moeder altijd [naam 4] aanwezig;

  • de wijzigingen in zowel het levenstestament als het testament waren zeer in het voordeel van [naam 4] ;

  • in verband met de diagnose Alzheimer was moeder zowel in het (eerdere) gesprek met de kandidaat-notaris als in het gesprek met de notaris niet in staat om haar eigen wil te bepalen;

  • de gewenste wijzigingen in het (levens)testament zijn door [naam 4] doorgegeven.

Verder had de notaris alert moeten zijn op zogenaamd façade-gedrag van moeder, aldus klaagsters.

5.4.

In zijn verweerschrift in hoger beroep heeft de notaris (nogmaals) benadrukt dat zowel hij als de kandidaat-notaris het Stappenplan wel degelijk heeft toegepast. Moeder was zelf in staat om haar wensen op te geven. Ook heeft de notaris gecontroleerd of moeder de door haar gewenste wijzigingen in het (levens)testament begreep alvorens tot ondertekening van de akten is overgegaan. De diagnose Alzheimer was de notaris niet bekend. Zowel de notaris als de kandidaat-notaris ha geen twijfel over de wilsbekwaamheid van moeder, aldus de notaris.

5.5.

De kamer heeft geoordeeld dat de notaris ten tijde van het opmaken en het

ondertekenen van het (levens)testament op 13 januari 2021 voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van moeder en de mogelijkheid van beïnvloeding door [naam 4] en dat de notaris onvoldoende aanleiding had om aan de wilsbekwaamheid van moeder te twijfelen. Bij dit oordeel heeft de kamer het volgende in aanmerking genomen:

  • de notaris was niet op de hoogte van de diagnose Alzheimer. Hiermee is de notaris pas bekend geworden na de toezending van de dagvaarding in september 2021 door de toenmalige gemachtigde van klaagsters. Deze achteraf verkregen kennis speelt bij de beoordeling of de notaris een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken dan ook geen rol;

  • de notaris heeft met zijn handelwijze voldoende gewaarborgd dat moeder haar wil op onafhankelijke wijze heeft kunnen overbrengen aan de notaris. Van enige ongewenste beïnvloeding waardoor moeder haar wil niet meer op vrije wijze kon vormen is tijdens het gesprek niet gebleken;

  • de notaris heeft verklaard dat hij gelet op de duidelijke en consistente antwoorden van moeder geen aanleiding heeft gezien om verder onderzoek te doen. Volgens de notaris kon moeder voldoende duidelijk maken wat de reden was voor de wijzigingen in zowel het levenstestament als het testament en kwamen de door moeder opgegeven redenen ten aanzien van de wijziging van het levenstestament ook overeen met hetgeen zij tijdens het gesprek op 9 april 2020 aan de kandidaat-notaris heeft verteld. Op basis van de duidelijke aantekeningen van de kandidaat-notaris kon de notaris vaststellen dat moeder consistent was in haar verklaringen en geuite wensen inzake de inhoud van het (levens)testament;

  • de enkele omstandigheid dat de notaris tijdens het gesprek kennelijk wel aanleiding heeft gezien om een extra check uit te voeren, in die zin dat hij aan moeder heeft gevraagd of er weleens een geheugentest bij haar is afgenomen, brengt niet automatisch mee dat er bij de notaris gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid bestond zodat verder onderzoek was aangewezen;

  • het enkele feit dat moeder 74 jaar oud was is op zichzelf ook geen reden om nader onderzoek te doen en het Stappenplan toe te passen.

5.6.

Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer en de gronden waarop het berust. Primair mag worden uitgegaan van de eigen waarneming van de notaris. Het hof realiseert zich dat klaagsters gedurende lange tijd een andere waarneming van hun moeder hebben gehad. In deze tuchtrechtelijke procedure draait het echter om het contact tussen de notaris en moeder tijdens de passeerafspraak van 13 januari 2021 en tussen de kandidaat-notaris en moeder tijdens de eerdere bespreking van 9 april 2020 . Het gaat hier om de waarnemingen tijdens die momenten, net zo goed als dat voor de ambtenaar van de burgerlijke stand (voor wie een maand later het geregistreerd partnerschap is aangegaan) en de CBR-functionaris (die de rijvaardigheid van moeder positief heeft getoetst) het geval is geweest. Het hof ziet, net als de kamer, geen aanleiding om de waarnemingen van de notaris in twijfel te trekken. Zowel de kandidaat-notaris als de notaris heeft – met een tussenliggende periode van zeven maanden – geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van moeder. De gewenste wijzigingen in het levenstestament en het testament waren verder logisch en verklaarbaar, omdat moeder en [naam 4] ten tijde van het opmaken van het vorige levenstestament nog niet met elkaar samenwoonden en het vorige testament van moeder bijna 34 jaar oud was en daarin haar overleden echtgenoot nog als erfgenaam werd genoemd.

5.7.

Ter zitting bij de kamer heeft de notaris erkend dat hij moeder niet onder vier ogen heeft gesproken tijdens de bijeenkomst op 13 januari 2021. Klaagsters hebben vervolgens ter zitting daaromtrent een nieuwe klacht geformuleerd, maar de kamer heeft geoordeeld dat deze klacht te laat is ingediend omdat de notaris zich daartegen niet behoorlijk heeft kunnen verweren. In hoger beroep hebben klaagsters deze klacht opnieuw aangevoerd. Op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt dient het hof in hoger beroep de zaak echter opnieuw in volle omvang te behandelen. Het gaat daarbij om de klacht zoals die oorspronkelijk bij de kamer is ingediend. Tot de oorspronkelijke klacht behoort dus (nog steeds) niet de klacht die pas tijdens de zitting bij de kamer is ingediend.

5.8.

Net als de kamer wijst het hof op de vaststaande jurisprudentie van het hof over vrije en onafhankelijke wilsvorming van een testateur, zie laatstelijk ECLI:NL:GHAMS:2022:559, r.o. 5.6:

Het is de verantwoordelijkheid van de (kandidaat-)notaris om te waken voor de vrije en onafhankelijke wilsvorming van een testateur. De (kandidaat-)notaris dient dan ook al het nodige te doen om zich ervan te vergewissen dat de testateur bij het vormen en uiten van zijn wil niet op ongewenste wijze is beïnvloed door (de aanwezigheid van) een derde. Dat is niet anders in de situatie dat de derde de partner van de testateur is. Het is aan de notaris overgelaten om te bepalen op welke wijze hij uitvoering geeft aan deze verplichting. Het hof is van oordeel dat een notaris in beginsel aan deze verplichting voldoet indien hij op enig moment bij de voorbereiding of het passeren van het testament met de testateur afzonderlijk de relevante aspecten van het testament bespreekt. Van de notaris die daarvoor niet kiest, mag worden verwacht dat hij zijn keuze en de daarbij gemaakte afwegingen achteraf (als daarover vragen rijzen) kan verantwoorden aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval (hof Amsterdam 10 december 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4487 en hof Amsterdam 21 maart 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:980)”.

5.9.

De kamer heeft in zijn beslissing deze jurisprudentie ook in zijn beoordeling meegenomen en geoordeeld dat de notaris met zijn handelwijze voldoende heeft gewaarborgd dat moeder haar wil op onafhankelijke wijze heeft kunnen overbrengen aan de notaris. Van enige ongewenste beïnvloeding door [naam 4] waardoor moeder haar wil niet meer op vrije wijze kon vormen is tijdens het gesprek niet gebleken. De kamer heeft bij dit oordeel meegewogen dat moeder en [naam 4] al acht jaar een relatie hadden en sinds anderhalf jaar samenwoonden, waardoor het niet vreemd was dat zij kruislingse testamenten wilden opstellen. Verder heeft de notaris verklaard dat hij tijdens het gesprek veel één op één met moeder heeft gesproken en dat [naam 4] tijdens het gesprek en bij de inhoudelijke beantwoording van de aan moeder gestelde vragen zich steeds afzijdig heeft gehouden. [naam 4] heeft op geen enkele wijze zichtbaar druk uitgeoefend op hetgeen moeder tijdens het gesprek vertelde, aldus de notaris. De kamer heeft niet getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de notaris op dit punt, zodat door de kamer is uitgegaan van de juistheid daarvan. Het hof komt tot hetzelfde oordeel als de kamer, na de notaris gehoord te hebben in hoger beroep.

5.10.

Gezien het vorenstaande is het hof, net als de kamer, van oordeel dat klachtonderdeel 1 ongegrond is.

Beroep op geheimhoudingsplicht en niet adequaat en tijdig antwoorden op vragen van klaagsters (klachtonderdelen 2 en 3)

5.11.

Met betrekking tot de klachtonderdelen 2 en 3 heeft de kamer geoordeeld dat de notaris de vragen van klaagsters binnen een redelijke termijn en adequaat heeft beantwoord. Bij dit oordeel heeft de kamer het volgende in aanmerking genomen:

  • de notaris heeft klaagsters – naar aanleiding van de brief van 3 december 2021 – (meermaals) uitgenodigd voor een gesprek bij hem op het kantoor op 11 januari 2022 zodat hij de vragen van klaagsters (onder andere omtrent het Stappenplan) mondeling kon proberen te beantwoorden;

  • niet is komen vast te staan dat de notaris eerder een brief heeft ontvangen waarin hem is verzocht om een (schriftelijke) toelichting te geven omtrent zijn werkwijze bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van moeder;

  • de notaris heeft niet aangegeven dat hij zich niet ging uitlaten over zijn werkwijze en volgens hem had hij ook de intentie om in het gesprek met klaagsters de gewenste informatie omtrent zijn werkwijze, voor zover dat valt buiten zijn geheimhoudingsplicht, te verstrekken;

  • het stond klaagsters vrij om af te zien van een gesprek met de notaris, maar dat het gesprek niet heeft plaatsgevonden valt de notaris geenszins te verwijten;

  • in reactie op de brief van klaagsters van 10 januari 2022 heeft de notaris op 18 januari 2022 aangegeven dat hij de deadline van 19 januari 2022 vanwege zijn volle agenda niet ging halen, mede gezien het feit dat hij voor het geven van een correcte en complete toelichting overleg moest voeren met de kandidaat-notaris (die op dat moment niet meer bij het kantoor werkzaam was). De notaris heeft daarom aangegeven dat hij zijn reactie zo spoedig mogelijk zou toesturen, hetgeen hij uiteindelijk kort daarna, namelijk op 26 januari 2022, heeft gedaan.

5.12.

Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer en de gronden waarop het berust. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die een ander oordeel rechtvaardigen. Niet is gesteld of gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de notaris met betrekking tot de beantwoording van de vragen van klaagsters. Het hof acht klachtonderdelen 2 en 3 daarom, net als de kamer, ongegrond.

Conclusie

5.13.

Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof, net als de kamer, van oordeel is dat de klacht van klaagsters ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom bevestigen.

6Beslissing

Het hof:

- bevestigt de bestreden beslissing.

Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W.M. Tromp, J.C.W. Rang en

J.T.A. van der Stok en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2024 door de rolraadsheer.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733