Gerechtshof Den Haag 17-01-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:432

Datum publicatie04-04-2024
Zaaknummer200.327.676/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenIPR familierecht;
Familieprocesrecht; Bevoegdheid
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Echtscheidingsverzoek. IPR-aspecten: Nederlandse verzoeker met gewone verblijfplaats in Denemarken. Nederlandse rechter als noodforum rechtsmacht (art. 6 Brussel II-ter jo art. 9 sub b Rv; ECLI:EU:C:2022:619 en EHRM 15 maart 2018, zaak 51357/07). Geen verwijzing naar rechtbank (art. 76 Rv): vrouw in 1e aanleg noch in hoger beroep verschenen, geen bekende woon- of verblijfplaats binnen/buiten Nederland, verwijzing naar rechtbank met oog op bescherming belangen vrouw niet nodig, belang man bij spoedige afhandeling verzoek prevaleert.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Familie

zaaknummer : 200.327.676/01

zaak- en rekestnummer rechtbank : C/09/635752/ FA RK 22-6387

beschikking van de meervoudige kamer van 17 januari 2024

inzake

[appellant] ,

maar wonende te [woonplaats] , Denemarken,

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. H.K. Jap-A-Joe te Utrecht

tegen

[geïntimeerde] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats,

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw.

1Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 23 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

De man is op 22 mei 2023 in hoger beroep gekomen van genoemde beschikking van 23 februari 2023 (hierna: de bestreden beschikking).

2.2

Bij het hof is op 9 november 2023 van de zijde van de man verder ingekomen een journaalbericht van diezelfde datum.

2.3

De mondelinge behandeling heeft op 17 november 2023 plaatsgevonden. De man is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

3De feiten

3.1

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.

3.2

Partijen zijn volgens het door de rechtbank alsmede door het hof ambtshalve geraadpleegde systeem ingevolge de Wet basisregistratie personen gehuwd op [datum] 1991.

3.3

Volgens opgave van de man zijn partijen gehuwd op een onbekende datum in het jaar 1992 in Somalië.

3.4

De man is genaturaliseerd en heeft daarmee (volgens de man in hoger beroep: uitsluitend) de Nederlandse nationaliteit verkregen. De vrouw heeft volgens opgave van de man de Somalische nationaliteit.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank zich internationaal onbevoegd verklaard om van het verzoek tot echtscheiding van de man kennis te nemen.

4.2

De man is het met die beslissing niet eens. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zich internationaal bevoegd te verklaren en de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.

5De motivering van de beslissing

Rechtsmacht van de Nederlandse rechter

Algemeen

5.1

Gelet op de internationale aspecten van de zaak – de man heeft zijn gewone verblijfplaats in Denemarken – rijst de vraag of de Nederlandse rechter internationale bevoegdheid, oftewel rechtsmacht, heeft om kennis te nemen van het echtscheidingsverzoek van de man. In de bestreden beschikking heeft de rechtbank geoordeeld dat het de Nederlandse rechter aan rechtsmacht ontbreekt. De man betoogt in hoger beroep dat de Nederlandse rechter als noodforum (forum necessitatis) rechtsmacht heeft op grond van artikel 9 sub b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), aangezien een gerechtelijke procedure voor de man buiten Nederland onmogelijk is. Het hof overweegt daarover als volgt.

Verordening Brussel II-ter

5.2

Nu het inleidend verzoekschrift van de man is ingediend na 1 augustus 2022, zal het hof de rechtsmachtvraag allereerst beoordelen aan de hand van de Verordening Brussel II-ter (Nr. 2019/1111). Het hof stelt vast dat in dit geval geen rechtsmacht kan worden ontleend aan de bevoegdheidsgronden in artikel 3 Brussel II-ter; de Nederlandse nationaliteit van de man alleen biedt daarvoor onvoldoende grondslag. Aan de artikelen 4 en 5 Brussel II-ter kan evenmin rechtsmacht worden ontleend. Gelet op de stellingen van de man, is niet aannemelijk dat de vrouw – de verwerende partij – haar gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van een EU-lidstaat of onderdaan is van een EU-lidstaat. Dit betekent dat artikel 6 Brussel II-ter ruimte biedt om de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te beoordelen volgens de commune regels van internationaal bevoegdheidsrecht. Het hof verwijst hiervoor naar HvJ EU 1 augustus 2022, zaak C-501/20, ECLI:EU:C:2022:619.

Commuun IPR

5.3

In de commune regels van internationaal bevoegdheidsrecht zijn twee bevoegdheidsgronden te vinden waarop de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in dit geval gebaseerd zou kunnen worden, te weten artikel 4 lid 1 Rv en artikel 9 sub b Rv. Nu de bevoegdheidsregel van artikel 4 lid 1 Rv voor de rechtsmacht in echtscheidingszaken aansluit bij de bevoegdheidsgronden in artikel 3, 4 en 5 Brussel II-ter, kan in de onderhavige zaak geen rechtsmacht worden ontleend aan deze bepaling. Aan artikel 9 sub b Rv zou in dit geval rechtsmacht kunnen worden ontleend wanneer een gerechtelijke procedure buiten Nederland onmogelijk blijkt. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat deze bevoegdheidsregel restrictief moet worden uitgelegd (Parl. Gesch. Rv, p. 113 e.v.). Alleen wanneer het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op toegang tot de rechter in het geding dreigt te komen, kan aan artikel 9 sub b Rv een noodbevoegdheid (forum necessitatis) worden ontleend. Vgl. EHRM 15 maart 2018, zaak 51357/07 (Naït-Liman/Zwitserland).

Forum necessitatis; artikel 9 sub b Rv

5.4

Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld in de bestreden beschikking is het hof van oordeel dat in de specifieke omstandigheden van het onderhavige geval rechtsmacht ter zake van het echtscheidingsverzoek van de man kan worden ontleend op artikel 9 sub b Rv. Het hof legt dat als volgt uit. Vast is komen te staan dat de man in Nederland in de Basisregistratie Personen geregistreerd staat als gehuwd met de vrouw. Dit huwelijk is de man ook tegengeworpen door de Nederlandse ambassade in Kopenhagen in het kader van de aanvraag van het Nederlandse paspoort voor zijn vier kinderen. Weliswaar heeft de man de vrouw in 1996 in Somalië verstoten (via zijn daartoe gemachtigde ouders), maar deze verstoting wordt niet erkend in Nederland omdat niet is voldaan aan het vereiste van het destijds geldende artikel 3 sub c van de Wet conflictenrecht echtscheiding (vgl. artikel 10:58 sub c Burgerlijk Wetboek) dat de vrouw uitdrukkelijk of stilzwijgend met de ontbinding van het huwelijk heeft ingestemd of zich daarbij heeft neergelegd. Verder is vast komen te staan dat het huwelijk van de man niet wordt erkend in Denemarken, vermoedelijk omdat de man het bestaan van dit huwelijk in Denemarken niet heeft kunnen bewijzen door middel van een huwelijksakte. Dit betekent dat de man in Denemarken geen ontbinding van het huwelijk zal kunnen verzoeken. Het is voor de man evenmin mogelijk om in Somalië een gerechtelijke procedure te starten om het huwelijk te ontbinden, omdat dit huwelijk naar Somalisch recht als gevolg van de verstoting niet meer bestaat. Daarbij komt dat van de man, die Somalië is ontvlucht, in Nederland asiel heeft verkregen en sindsdien niet meer in Somalië is geweest, niet verwacht kan worden dat hij zich wendt tot de Somalische rechter.

5.5

Kortom, in Denemarken noch in Somalië is het voor de man mogelijk om de echtscheiding te verzoeken van het in Nederland erkende Somalische huwelijk. Dit betekent dat een gerechtelijke procedure in het buitenland ter verkrijging van een echtscheidingsbeslissing ter zake van het Somalische huwelijk voor de man onmogelijk is. Het hof acht zich in dit geval dan ook als noodforum internationaal bevoegd op grond van artikel 9 sub b Rv.

Geen verwijzing van de zaak naar de rechtbank; artikel 76 Rv

5.6

Volgens artikel 76 Rv geldt, voor zover van belang, dat indien de rechter in hoger beroep een beschikking van een lagere rechter, waarbij deze zich onbevoegd heeft verklaard wegens het ontbreken van rechtsmacht, vernietigt, de rechter de zaak verwijst naar de lagere rechter om op de hoofdzaak te worden beslist, tenzij partijen verklaren te verlangen dat de rechter in beroep de zaak aan zich houdt. De man verzoekt het hof om de zaak niet te verwijzen naar de rechtbank, maar de echtscheiding in hoger beroep uit te spreken. De vrouw is in de procedure niet verschenen, in eerste aanleg noch in hoger beroep. Bij een strikte toepassing van artikel 76 Rv zal de zaak moeten worden verwezen naar de rechtbank, zodat de rechtbank de vrouw nogmaals kan oproepen om vervolgens op de hoofdzaak te beslissen. Het hof zal daartoe niet overgaan. Het hof legt dat als volgt uit. De vrouw heeft geen bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland. De man weet niet waar de vrouw woont en hij heeft geen contact met haar. Hij weet ook niet of de vrouw nog in leven is. De man heeft het echtscheidingsverzoek openbaar laten betekenen. Dit heeft echter niet ertoe geleid dat de vrouw is verschenen in de procedure. Gelet op het voorgaande acht het hof een verwijzing van de zaak naar de rechtbank, met het oog op de bescherming van de belangen van de vrouw, dan ook niet nodig. Het belang van de man bij een spoedige afhandeling van zijn echtscheidingsverzoek prevaleert.

Echtscheiding

5.7

Gelet op de conflictregel van artikel 10:56 lid 1 BW zal het hof Nederlands recht toepassen op de verzochte echtscheiding.

5.8

Het hof acht het huwelijk duurzaam ontwricht, aangezien de man sinds 1996 geen contact meer heeft met de vrouw en hij sinds 2009 in Denemarken samenwoont met zijn partner met wie hij vier kinderen heeft.

5.9

Het hof zal de verzochte echtscheiding dan ook uitspreken.

6De beslissing

Het hof:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Den Haag van 23 februari 2023, en opnieuw rechtdoende:

spreekt uit de echtscheiding tussen [appellant] en [geïntimeerde] .

Deze beschikking is gegeven door mrs. F. Ibili, A.N. Labohm en J. van der Hoeven, bijgestaan door mr. S.N. Keuning als griffier, en is op 17 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733