Gerechtshof Amsterdam 30-01-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:132

Datum publicatie28-03-2024
Zaaknummer200.325.539/01 NOT
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenTuchtrecht / aansprakelijkheid; Tuchtrecht/aansprakelijkheid notaris;
Erfrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Klacht dat notaris verkoopopbrengst van woning onbevoegd in depot hield wordt ongegrond verklaard. Met inachtneming van door notaris ter zitting in hoger beroep geschetste omstandigheden is hof, anders dan kamer, van oordeel dat notaris in redelijkheid tot beslissing heeft kunnen komen dat hij verkoopopbrengst in depot mocht houden. Was gevolg van miscommunicatie tussen notaris en (adviseurs van) vader en kinderen. Notaris was wel te afwachtend, maar was niet zodanig ernstig dat die tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

Volledige uitspraak


beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.325.539/01 NOT

nummer eerste aanleg : C/05/412578 / KL RK 22-158

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 30 januari 2024

inzake

mr. [appellant],

notaris te [vestigingsplaats] ,

appellant,

tegen

1 [geïntimeerde 1] ,

wonend te [woonplaats] ,

2. wijlen [geïntimeerde 2],

laatstelijk gewoond hebbend te [woonplaats] ,

geïntimeerden,

gemachtigde: mr. G. Schaak, advocaat te Drachten.

Partijen worden hierna de notaris en klagers (klager 1 respectievelijk klager 2) genoemd.

1De zaak in het kort

Bij levenstestament heeft klager 2 zijn zoon (klager 1) en zijn dochter als zijn algemeen gevolmachtigden aangewezen voor vermogensrechtelijke handelingen, waarbij zij slechts gezamenlijk mogen handelen. Klager 2 heeft – na het overlijden van zijn echtgenote – zijn woning verkocht. De notaris heeft de akte van levering gepasseerd. De notaris heeft klager 1 geïnformeerd dat hij de verkoopopbrengst op zijn derdenrekening in depot hield om die te kunnen meenemen in de verdeling van de nalatenschap van zijn moeder. Klager 1 stelt dat hij hiertoe geen opdracht heeft gegeven en heeft de notaris verzocht tot uitbetaling over te gaan, hetgeen de notaris uiteindelijk ook heeft gedaan. In deze tuchtprocedure verwijten klagers de notaris onder meer dat hij de verkoop-opbrengst bewust onbevoegd in depot heeft gehouden.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

De notaris heeft op 7 april 2023 bij het hof een beroepschrift – met bijlagen –ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 9 maart 2023 (ECLI:NL:TNORARL:2023:16).

2.2.

Klagers hebben op 26 mei 2023 een verweerschrift – met bijlagen – ingediend.

2.3.

Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.

2.4.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 16 november 2023. De notaris en klager 1, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.

3.1.

Bij levenstestament van 21 november 2018 heeft klager 2 zijn kinderen, klager 1 en diens zus, een algemene volmacht verstrekt om zijn vermogensrechtelijke en andere zakelijke belangen te behartigen. Daarbij is expliciet bepaald dat beide gevolmachtigden hun taken en bevoegdheden uitsluitend gezamenlijk kunnen uitoefenen.

3.2.

In 2020 is de echtgenote van klager 2 en de moeder van de kinderen (hierna: de moeder) overleden en mede naar aanleiding daarvan is de ouderlijke woning verkocht.

3.3.

Op 18 februari 2021 heeft klager 1 als gevolmachtigde van klager 2 van een medewerkster van de notaris onder andere een pro forma-nota van afrekening ontvangen. Op deze nota van afrekening staat vermeld: “Wilt u bij het tekenen van de akte uw rekeningnummer voor het eindbedrag opgeven?

3.4.

Op 23 februari 2021 heeft de notaris de akte van levering van de woning gepasseerd. Klager 1 en zijn zus (handelend als gevolmachtigden van klager 2) werden bij het passeren vertegenwoordigd door een door hen gevolmachtigd medewerker van de notaris.

3.5.

Bij e-mail van 10 maart 2021 heeft klager 1 aan een medewerkster van de notaris gevraagd of klager 2 nog een gewijzigde eindafrekening, bescheiden en ontvangstbewijzen zou ontvangen.

3.6.

Bij e-mail van 15 maart 2021 heeft de notaris aan klager 1 bericht:

Aan ons is verzocht de verkoopopbrengst vooralsnog op onze derdengeldenrekening te houden teneinde dit mee te kunnen nemen in de verdeling van de nalatenschap.

3.7.

Op 15 maart 2021 heeft klager 1 – namens klager 2 – de notaris per e-mail gevraagd wie opdracht had gegeven voor het in depot houden van de verkoopopbrengst op de derdenrekening van de notaris. Ook heeft klager 1 de notaris gevraagd de definitieve nota van afrekening aan hem toe te sturen.

3.8.

Een medewerkster van de notaris heeft op 26 maart 2021 aan klager 1 (opnieuw) haar e-mail van 18 februari 2021 met de stukken voor de overdracht gestuurd. Verder houdt haar e-mail in:

Na de overdracht ontvangt alleen de koper een afschrift van de akte, dat is zijn eigendomsbewijs.

De verkoper ontvangt na ongeveer 1 of 2 maanden van het Kadaster een mededeling dat de tenaamstelling van het onroerend goed is gewijzigd.

3.9.

Bij e-mail van 3 mei 2022 heeft de notaris onder meer het volgende laten weten aan klager 1 en zijn zus:

Hoewel aan ons kantoor geen opdracht is verstrekt voor werkzaamheden inzake de nalatenschap van uw moeder vraag ik niettemin uw aandacht voor het volgende.

Van [bedrijf 1] begreep ik dat de aanslagen erfbelasting zijn opgelegd, maar dat deze nog niet zijn voldaan. Het is mijns inziens in het belang van alle betrokkenen dat die aanslagen worden betaald. En wel van een bankrekening ten name van uw vader. (…)

Het vorenstaande betekent dus dat de erfbelasting-aanslagen door vader aan de Belastingdienst dienen te worden betaald. Als vader daartoe zelf niet meer voldoende in staat is, kunt u beiden als gezamenlijk gevolmachtigden die betaling verrichten.

Bij deze doe ik een oproep aan u beiden om over te gaan tot betaling van de erfbelasting.

3.10.

De zus van klager 1 heeft op 4 mei 2022 als volgt geantwoord aan de notaris en klager 1:

Helaas weigert mijn broer en mede-gevolmachtigde [klager 1] mij mijn taken als mede-gevolmachtigde uit te laten oefenen, wat in strijd met het levenstestament is. Ik heb hem inmiddels ook via mijn advocaat herhaaldelijk verzocht mij daartoe in staat te stellen, maar daarop heb ik tot op heden geen enkele reactie van hem ontvangen.

[Klager 1] heeft tot nog toe als enige de mogelijkheid betalingen vanaf de rekening van vader te verrichten. Helaas is vader niet meer in staat om zelf betalingen te doen. Ik hoop van harte dat uw e-mail ertoe leidt dat hij de erfbelasting-aanslagen alsnog terstond betaalt.

3.11.

Bij e-mail van 22 juni 2022 heeft de gemachtigde van klagers de notaris gevraagd de verkoopopbrengst over te maken op de bankrekening van klager 2, omdat klager 2 of zijn beide gevolmachtigden geen opdracht heeft/hebben gegeven om de verkoop-opbrengst vast te houden op de derdenrekening van de notaris.

3.12.

De notaris heeft deze e-mail van de gemachtigde van klagers diezelfde middag doorgestuurd aan twee medewerkers van twee betrokken accountants- en advieskantoren met daarbij de volgende opmerking:

(…) Op de vraag op grond van welke bevoegdheid door mij de verkoopopbrengst van de woning in depot gehouden wordt, kan ik niet anders antwoorden dan dat dit geschiedt vooruitlopend op een te bereiken verdeling van de nalatenschap. Mijns inziens is dit onvoldoende grond om die verkoopopbrengst nog langer in depot te houden. Bij deze deel ik u dan ook mede dat ik voornemens ben het depotbedrag over te maken op de bankrekening van de rechthebbende, mijns inziens [klager 2].

3.13.

De gemachtigde van klagers heeft deze e-mail doorgestuurd gekregen en heeft vervolgens op 28 juni 2022 het volgende bericht gestuurd aan de notaris:

U geeft aan dat het in depot houden van de verkoopopbrengst van de woning van vader en moeder enkel en alleen geschiedt, vooruitlopend op een eventueel overeen te komen verdeling c.q. schenking van het vermogen van vader. Uit uw reactie begrijp ik dat er dus geen formele opdracht c.q. bevoegdheid ligt onder het in depot houden van de verkoopopbrengst van vader. Kennelijk bent u daartoe op eigen initiatief overgegaan.

Dat bevreemdt cliënt, aangezien hij u meermaals heeft gevraagd naar de reden waarom die verkoopopbrengst door u werd vastgehouden en hij daar tot woensdag 22 juni jl. geen enkele (inhoudelijke) reactie op heeft ontvangen. Ik verneem graag gespecificeerd welke kosten en/of eventuele vergoedingen door u ten laste van de verkoopopbrengst zijn gebracht.

3.14.

Op 4 juli 2022 heeft de notaris de gemachtigde van klagers als volgt geantwoord:

De accountants van de familie heeft mij verzocht de verkoopopbrengst vooruitlopend op een verdeling- in depot te houden. Van eigen initiatief is derhalve geen sprake.

3.15.

Bij brief van 11 juli 2022 heeft de notaris aan klager 1 gevraagd op welk bankrekeningnummer de verkoopopbrengst diende te worden overgemaakt.

3.16.

Nadat de zus van klager 1 de notaris op 27 oktober 2022 per e-mail had laten weten “U maakt het bedrag maar over op het rekeningnr. van mijn vader, [klager 2]”, heeft de notaris op 31 oktober 2022 de verkoopopbrengst naar het bankrekeningnummer van klager 2 overgemaakt.

3.17.

Klager 2 is na de uitspraak van de kamer overleden.

4De klacht

Klagers verwijten de notaris onjuist te hebben gehandeld bij de afwikkeling van de overdracht van de voormalige woning van klager 2.

Deze klacht is ter zitting in eerste aanleg gespecificeerd in die zin dat klagers de notaris in de eerste plaats verwijten dat hij de verkoopopbrengst bewust onbevoegd in depot heeft gehouden, omdat:

    de notaris daarvoor geen opdracht had van een bevoegde;

    de notaris wist dat de zus van klager 1 alleen tezamen met klager 1 bevoegd was;

    ook toen klagers lieten weten het ermee oneens te zijn dat het bedrag in depot werd gehouden, de notaris het onder zich hield;

    toen de notaris inzag dat hij niet bevoegd was, hij pas ruim vier maanden later heeft uitbetaald.

Klagers verwijten de notaris bovendien dat hij de verkoopopbrengst ten onrechte in depot heeft gehouden in afwachting van de verdeling van de nalatenschap van de moeder, omdat:

    een verdeling van de nalatenschap van de moeder niet aan de orde was aangezien de nalatenschap op grond van de wettelijke verdeling reeds aan klager 2 was toegevallen;

    de notaris hoe dan ook geen taak had in een eventuele verdeling van de nalatenschap van de moeder.

5Beoordeling

5.1.

De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klagers gegrond verklaard en aan de notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd. Daarnaast heeft de kamer de notaris veroordeeld tot betaling aan klagers van € 50,- aan griffierecht, € 50,- aan kosten klagers en € 1.050,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand alsmede tot betaling van € 2.000,- aan de kamer voor de kosten van behandeling van de klacht.

5.2.

De kamer heeft – kort samengevat – geoordeeld dat het op de weg van de notaris lag om bij klager 1 te verifiëren of hij ermee instemde om de verkoopopbrengst van de woning in depot te houden. De notaris heeft dit echter nagelaten. Eveneens nalatig was het dat de notaris, nadat hij door de gemachtigde van klagers op uitbetaling van de verkoopopbrengst was aangesproken en uitbetaling had toegezegd, de verkoopopbrengst nog eens vier maanden in depot heeft gehouden. Op basis van het voorgaande heeft de kamer de klacht gegrond verklaard.

5.3.

De notaris heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat het accountants- en advieskantoor [bedrijf 1] eerder als adviseur intensief betrokken was bij de totstandkoming van de testamenten van klager 2 en zijn echtgenote. Ook heeft de notaris ter zitting (nogmaals) verklaard dat daags na de overdracht van de woning de notaris door de adviseur van de zus van klager 1 (accountants- en advieskantoor [bedrijf 2] ) was verzocht om de verkoopopbrengst nog niet uit te keren. De reden hiervoor was dat dit kantoor in gesprek was met de adviseur van klager 2 om een bestemming voor de verkoopopbrengst te bepalen, omdat de erfdelen van de kinderen van de moeder opeisbaar waren geworden door de opname van klager 2 in een verzorgingshuis. Dit verzoek kwam de notaris niet ongebruikelijk voor. De notaris heeft dit vervolgens bij de adviseur van klager 2 geverifieerd en op grond daarvan heeft de notaris aangenomen dat alle betrokken partijen bekend waren met het in depot houden van de verkoopopbrengst. Daarna heeft hij bij de betrokken adviseurs diverse malen geïnformeerd naar de voortgang van hun overleg over de bestemming van de verkoopopbrengst, aldus de notaris.

5.4.

Het hof ziet, net als de kamer, aanleiding om de klachtonderdelen gezamenlijk te bespreken. Met inachtneming van de door de notaris ter zitting in hoger beroep geschetste omstandigheden is het hof, anders dan de kamer, van oordeel dat de notaris in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen dat hij de verkoopopbrengst van de woning in depot mocht houden. Dat klager 1 niet op de hoogte was van de gesprekken tussen de beide adviseurs, zoals hij ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, doet hieraan niet af. De verkoopopbrengst was bestemd voor klager 2 en de notaris heeft bij de adviseur van klager 2 – met wie hij in het verleden eerder contact had gehad – geverifieerd of de instructie over het in depot houden van de verkoopopbrengst juist was. Het hof constateert dat de notaris vervolgens wel een wat te afwachtende houding heeft aangenomen door alleen een paar keer naar de voortgang te informeren bij de adviseurs. Dat hij voortvarender had kunnen handelen, ziet de notaris inmiddels ook zelf in. Deze afwachtende houding van de notaris is echter niet zodanig ernstig dat die tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

5.5.

Ten slotte is het hof, anders dan de kamer, van oordeel dat de notaris – na zijn toezegging tot uitbetaling – niet onnodig lang heeft gewacht met de uitbetaling. De notaris heeft zorgvuldig gehandeld door te wachten totdat hij van beide gevolmachtig-den het bankrekeningnummer bevestigd had gekregen, vooral ook omdat de notaris op de hoogte was van onenigheid tussen klager 1 en diens zus. De bevestiging van de zus van klager 1 ontving de notaris uiteindelijk pas op 27 oktober 2022, waarna de verkoopopbrengst enkele dagen later is overgemaakt door de notaris.

Conclusie

5.6.

Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof, anders dan de kamer, van oordeel is dat de klacht tegen de notaris ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom vernietigen.

6Beslissing

Het hof:

- vernietigt de bestreden beslissing;

en, opnieuw beslissende:

- verklaart de klacht tegen de notaris ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W.M. Tromp, J.C.W. Rang en J.T.A. van der Stok en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2024 door de rolraadsheer.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733