Rechtbank Den Haag 01-02-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:4189

Datum publicatie27-03-2024
ZaaknummerC/09/660087 / JE RK 24-105
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Uithuisplaatsing 1:265a e.v. BW; Afwijzing verzoek gesloten jeugdzorg
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

VOTS en (traject-)MUHP. Afwijzing verzoek gesloten jeugdhulp 10-jarige omdat niet aan de wettelijke criteria is voldaan. Gesloten jeugdzorg is op dit moment niet geschikt om de ernstige problemen weg te nemen. Specialistische jeugd-GGZ is geboden maar sprake van wachtlijst. De kinderrechter vindt het niet passend dat het kind bij gebrek aan een betere optie, gesloten wordt geplaatst. Een gesloten plaatsing is op dit moment geen antwoord op de hulpvraag. MUHP voor open plek.

Volledige uitspraak


RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht

Zaaknummer: C/09/660087 / JE RK 24-105

Datum uitspraak: 1 februari 2024

Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en een (traject-)machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van:

de Raad voor de Kinderbescherming,

‘sGravenhage,

hierna te noemen: de Raad,

over:

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , Suriname,

hierna te noemen: [minderjarige] ,

advocaat: mr. W.G. Nieman, te Leiden.

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[stiefvader] ,

hierna te noemen: de stiefvader,

wonende in [woonplaats] ,

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

wonende in Den Haag.

1Het verdere verloop van de procedure

1.1.

Bij beschikking van 19 januari 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van 19 januari 2024 tot 2 februari 2024 en machtiging verleend [minderjarige] voor diezelfde duur uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft het verzoek om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, afgewezen, voor zover het de machtiging gesloten jeugdhulp betreft. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot deze zitting.

1.2.

De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:

- de beschikking van 19 januari 2024;

  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 23 januari 2024;

  • de e-mail van de zijde van de advocaat van [minderjarige] van 31 januari 2024.

1.3.

Op 1 februari 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:

- [naam 1] , namens de Raad.

  • [naam 2] en [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling;

  • mr. W.G. Nieman, de advocaat van [minderjarige] .

De stiefvader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat hij wel juist is opgeroepen.

1.4.

De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter, in aanwezigheid van zijn advocaat en zijn coach ( [naam 4] ). Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. [minderjarige] heeft, na overleg met zijn advocaat, de zitting niet bijgewoond, onder andere vanwege zijn zeer jonge leeftijd. De kinderrechter heeft hem (met zijn coach) binnengeroepen toen zij uitspraak ging doen.

2Het verzoek

2.1.

De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van drie maanden. Daarnaast verzoekt de Raad een (traject-)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en aansluitend in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

2.2.

Er zijn grote zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige] . Hij is nog zeer jong, maar heeft problemen op meerdere gebieden. Hij is agressief, loopt weg en laat ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag zien. Ondanks de inzet van meerdere hulpverleningsinstanties, lijken de zorgen over [minderjarige] alleen maar groter te worden. [minderjarige] hoort volgens de Raad thuis in de jeugd-GGZ, maar staat daarvoor nog op de wachtlijst. Ter overbrugging is er een geschikte plek nodig voor [minderjarige] en die lijkt de [accomodatie 2] op dit moment niet meer te kunnen bieden. Ter zitting is naar voren gebracht dat er inmiddels een plek gevonden is voor [minderjarige] in een gesloten instelling in Gelderland ( [instelling] in [plaats 1] , groep [groep] ). De middag na de zitting vindt er een gesprek plaats om het verdere verloop te bespreken als de machtiging tot gesloten plaatsing wordt verleend. Het is van belang dat [minderjarige] op een plek terecht komt, waar er geen incidenten meer kunnen plaatsvinden. Het is moeilijk gebleken om een passende plek voor [minderjarige] te vinden, vanwege zijn complexe problematiek. [minderjarige] is nog erg jong, heeft een laag IQ en heeft erg veel begeleiding nodig. Er is ook sprake geweest van wegloopgedrag. In een gesloten accommodatie is er meer begeleiding mogelijk dan op een open groep. De Raad begrijpt de bezwaren tegen het verlenen van een machtiging gesloten plaatsing voor een kind van deze leeftijd, maar ziet geen andere optie voor [minderjarige] .

3De standpunten

3.1.

De gecertificeerde instelling brengt het volgende naar voren. [minderjarige] gaat overdag naar het [accomodatie 1] en wordt daar opgehaald door de coaches van Westcoaching, zodat hij ’s middags geen contact heeft met zijn groepsgenoten als hij weer terugkeert naar de [accomodatie 2] . [minderjarige] is tot zeven uur met zijn coach en wordt dan naar de groep gebracht, waar hij gelijk naar bed moet. Het lukt de begeleiding vaak niet om [minderjarige] te laten douchen en eten. Bij [minderjarige] lijkt sprake van een gebrekkige gewetensontwikkeling, waardoor hij onder andere seksueel grensoverschrijdend gedrag laat zien. De jeugdbeschermer heeft op de dag van de zitting telefonisch contact gehad met de stiefvader van [minderjarige] . Hij is erg betrokken en wil er graag zijn voor hem zijn. [minderjarige] staat op de wachtlijst bij Youz voor specialistische jeugd-GGZ. Voor zover dat nu duidelijk is, is er een wachtlijst van in ieder geval zes maanden. Een plaatsing binnen de GGZ lijkt het meest passend, maar tot die tijd moet [minderjarige] ergens verblijven waar zijn veiligheid (en die van andere kinderen) kan worden gewaarborgd.

3.2.

De advocaat van [minderjarige] voert verweer tegen een machtiging gesloten plaatsing voor [minderjarige] . Gesloten jeugdzorg zou geen wachtkamer moeten zijn voor specialistische jeugd-GGZ. De plek die nu gevonden is voor [minderjarige] in [plaats 1] , is niet geschikt voor zijn problematiek. De groep in [plaats 1] lijkt namelijk niet ingesteld op kinderen van zijn leeftijd met een lager IQ. Het komt daarnaast bijna nooit voor dat kinderen van de leeftijd van [minderjarige] (10 jaar) gesloten geplaatst worden, al helemaal niet bij gebrek aan een betere plek. Dat mag geen motivering zijn voor een gesloten plaatsing. Daarnaast lijkt het erop dat [minderjarige] wordt afgestraft voor zijn gedrag. Het incident van seksueel grensoverschrijdend gedrag met het andere jongetje bij de [accomodatie 2] lijkt zwaar mee te wegen in de keuze om [minderjarige] nu gesloten te willen plaatsen. De coach van [minderjarige] heeft dit incident wat genuanceerd en vindt het ook ingewikkeld dat alleen [minderjarige] hier de gevolgen van moet dragen. Tot slot wordt aangevoerd dat er nog andere opties voor [minderjarige] onderzocht moeten worden, zoals bijvoorbeeld een plaatsing bij [accomodatie 3] van het LUMC. [minderjarige] heeft tot nu toe alleen bij familie, bij [accomodatie 4] in [plaats 2] en bij de [accomodatie 2] verbleven. Daarmee lijken de opties nog niet te zijn uitgeput, zeker niet nu het om zo’n jong kind gaat. Er moet echt alles aan gedaan zijn om een gesloten plaatsing te voorkomen voordat het toch zo ver is. De advocaat vraagt om deze redenen om het verzoek tot gesloten plaatsing van [minderjarige] af te wijzen.

4De beoordeling

Voorlopige ondertoezichtstelling
4.1.

Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). De zorgen over [minderjarige] zijn zeer groot; hij is zwaar getraumatiseerd. Hij heeft in zijn leven al ontzettend veel verdriet mee moeten maken, waaronder het recente verlies van zijn moeder. Zijn biologische vader is nooit in zijn leven geweest. [minderjarige] kan zich moeilijk hechten en is mogelijk seksueel misbruikt. [minderjarige] luistert niet goed, probeert weg te lopen, kan heel boos worden en heeft heel veel begeleiding van volwassenen nodig. Ook zegt [minderjarige] soms dat hij dood wil. Daarnaast heeft [minderjarige] bij de [accomodatie 2] ongewenst seksueel contact gehad met een groepsgenoot en valt hij meisjes lastig. De stiefvader van [minderjarige] is overbelast geraakt door al deze zorgen. De kinderrechter is daarom van oordeel dat het nodig is dat [minderjarige] voorlopig onder toezicht wordt gesteld, zodat de Raad kan onderzoeken wat er nodig is om deze ernstige zorgen over [minderjarige] weg te nemen.

Machtiging tot gesloten plaatsing

4.2.

De Raad heeft verzocht om een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, waarbij het de bedoeling zou zijn om [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (bij de [accomodatie 2] ) te laten verblijven tot hij terecht kan in een gesloten groep. Het is uiteindelijk de bedoeling dat [minderjarige] specialistische GGZ-zorg krijgt van Youz of een soortgelijke instelling. Om een machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen, moet de kinderrechter van oordeel zijn dat de verlening van die hulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Die problemen moeten maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp of daaraan door anderen wordt onttrokken. Daarnaast moet gebleken zijn dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2., tweede lid, Jeugdwet (Jw)).

4.3.

De kinderrechter is van oordeel dat niet aan de wettelijke criteria is voldaan. Er is sprake van ernstige opgroei- en opvoedproblemen, maar gesloten jeugdzorg is op dit moment niet geschikt om deze problemen weg te nemen. [minderjarige] is pas tien jaar oud en hoort volgens de Raad en de gecertificeerde instelling eigenlijk thuis in de specialistische jeugd-GGZ. [minderjarige] staat daarvoor op dit moment op de wachtlijst. De kinderrechter vindt het niet passend dat [minderjarige] bij gebrek aan een betere optie, gesloten wordt geplaatst. Hierbij weegt de kinderrechter de volgende factoren mee. De coach van [minderjarige] vindt het ingewikkeld dat [minderjarige] gestraft lijkt te worden voor het seksueel grensoverschrijdende gedrag met het andere jongetje op de [accomodatie 2] , terwijl het verhaal uiterst complex is en meerdere facetten kent. De kinderrechter kan de gebeurtenissen bij de [accomodatie 2] niet beoordelen, omdat zij het verhaal van het andere jongetje niet kent. Zij begrijpt dat [minderjarige] een grote achterstand heeft in het begrijpen van wat wel en niet kan om de eenvoudige reden dat hij dat niet heeft geleerd. De schuldvraag is in zoverre minder relevant. De hulpvraag is waar het om draait. Een gesloten plaatsing is op dit moment geen antwoord op die hulpvraag. De kinderrechter overweegt dat afstraffing van [minderjarige] niet de bedoeling kan zijn, en ook niet die indruk mag wekken. Daarnaast weegt de kinderrechter mee dat [minderjarige] nog heel jong is en dat niet onwaarschijnlijk is dat een verblijf in de gesloten jeugdhulp hem alleen maar verder beschadigt. Uiteindelijk moet [minderjarige] geholpen worden binnen de jeugdpsychiatrie, niet binnen de geslotenheid. De kinderrechter is vanwege al deze factoren van oordeel dat een gesloten plaatsing van [minderjarige] , zelfs als die slechts ter overbrugging dient, niet passend is. De kinderrechter wil [minderjarige] nog een kans geven om samen te werken met alle betrokken hulpverleners, die graag goed voor hem willen zorgen.

Machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder

4.4.

De kinderrechter is op basis van de stukken en de mondelinge behandeling wel van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek) . [minderjarige] kan vanwege de hierboven beschreven zorgen op dit moment niet thuis verblijven. Hij heeft intensieve begeleiding van volwassenen nodig tot hij terecht kan in de jeugdpsychiatrie. Op dit moment wordt die begeleiding geboden door de [accomodatie 2] , het [accomodatie 1] en Westcoaching. Als het verblijf van [minderjarige] bij de [accomodatie 2] niet gecontinueerd wordt omdat er meer zorg nodig is dan daar geboden kan worden, dan zal er gezocht moeten worden naar andere accommodaties met een open karakter of aanvullende hulpverlening. De kinderrechter zal daarom een machtiging verlenen voor een uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

5De beslissing

De kinderrechter:

5.1.

stelt [minderjarige] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 2 februari 2024 tot 19 april 2024;

5.2.

verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 2 februari 2024 tot 19 april 2024;

5.3.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

5.4.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.T. Verlinde als griffier, en op schrift gesteld op 15 februari 2024.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733