Rechtbank Oost-Brabant 20-03-2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:1126

Datum publicatie26-03-2024
ZaaknummerC/01/392633 / HA ZA 23-282
ProcedureBodemzaak
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilievermogensrecht;
Overig; Publicatie
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Als het gaat om gebruik van portret zonder toestemming in reclame, heeft geportretteerde in beginsel redelijk belang om zich te verzetten tegen gebruik. Zij zal immers worden geassocieerd met product/dienst, waarbij publiek ervan uit zal gaan dat gebruik met toestemming heeft plaatsgevonden. Vrouw wil niet worden geassocieerd met dienst man nu hij net strafrechtelijk is veroordeeld voor vergrijp in behandelsfeer. Inbreuk op persoonlijke levenssfeer --> onrechtmatig, boete 1000 en dwangsom verbod toekomst.

Volledige uitspraak


RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Zaaknummer: C/01/392633 / HA ZA 23-282

Vonnis van 20 maart 2024

in de zaak van

[eiseres] ,

te [plaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiseres] ,

advocaat: mr. D. Kohelet te Utrecht,

tegen

1 [gedaagde 1] ,

te [plaats] ,

advocaat: mr. R.T.P. Tielemans te Eindhoven,

hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
2. de vennootschap onder firma [gedaagde 2] in liquidatie,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

niet verschenen,

gedaagde partijen.

1Waar gaat de zaak over?

Partijen hebben een relatie gehad en dreven samen een vennootschap onder firma die zich bezighield met acupunctuur en Chinese geneeswijzen. Hun relatie is verbroken. [eiseres] heeft de vennootschap opgezegd en [gedaagde 1] heeft de onderneming voortgezet. Het gaat in deze zaak om de afwikkeling van de vennootschap en de verdeling van de woning van partijen. Verder gaat het onder meer om een advertentie die [gedaagde 1] heeft laten plaatsen waarbij een foto van [eiseres] is gebruikt. Zij stelt daardoor schade te hebben geleden en wil een verbod voor de toekomst.

2De procedure

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding

- het anticipatie-exploot

- de akte vermeerdering van eis van 5 juli 2023
- de conclusie van antwoord
- de brief van 26 juli 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald

- de akte vermeerdering eis van 27 december 2023

- de akte van [eiseres] met productie 32 tot en met 34

- de akte van [eiseres] met productie 35
- de mondelinge behandeling van 10 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de akte uitlaten voortzetting van [gedaagde 1]
- de akte uitlaten en vermeerdering van eis van [eiseres] met producties 36 en 37

- de akte uitlaten eisvermeerdering, waarbij [gedaagde 1] bezwaar heeft gemaakt tegen de vermeerdering van eis
- het bericht van 31 januari 2024, waarbij [eiseres] bezwaar heeft gemaakt tegen de laatste akte van [gedaagde 1]
- de akte inhoudelijk uitlaten eisvermeerdering van [gedaagde 1] .

2.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

3De feiten

3.1.

Partijen hebben een relatie gehad. Zij hebben de gevolgen daarvan geregeld in een notariële samenlevingsovereenkomst van 6 februari 2013.

3.2.

Partijen hebben samengewoond in hun gezamenlijke woning aan de [adres] te [plaats] .

3.3.

Rond de jaarwisseling 2023 is de relatie tussen partijen verbroken. [eiseres] verblijft sindsdien met de minderjarige dochter van partijen in de woning.

3.4.

Partijen waren sinds 1 januari 2012 de enige vennoten van de vennootschap onder firma [gedaagde 2] in [plaats] . Daarin dreven zij een praktijk gericht op traditionele Chinese geneeswijzen: acupunctuurbehandelingen en advies over/verkoop van Chinese kruiden (hierna: de vof). [eiseres] is uitgetreden per 1 januari 2023. Een vof-akte is niet opgemaakt.

3.5.

Partijen hebben een volgens [eiseres] op 18 januari 2023 ondertekende “uittredingsovereenkomst” gesloten. Daarin staat onder meer opgenomen dat [gedaagde 1] de onderneming voortzet. Verder is onder meer opgenomen (de rechtbank neemt hierbij taal- en spellingsfouten over):

Artikel 2 Ontbindingsbalans

2.1.

Door de huidige administrateur van de vennootschap onder firma zal de balans per ontbindingsdatum i.c. de onder in aanmerking nemende genoemde datum (einde vennootschap onder firma) worden opgesteld volgens een bestendig gedragslijn naar analogie van de per 31 maart 2022 door partijen goedgekeurde tussendtijdse cijfers (balans en winst- en verliesrekening). Hiermee worden de boeken van de vennootschap onder firma afgesloten. Uittredende vennoot 1 verkrijgt om niet (persoonlijk) de door haar behandelde dan wel te behandelen clienten.

2.2.

Voor de waardering van activa en passiva per ontbindingsdatum (datum genoemd onder in aanmerking nemende) zal worden uitgegaan van economische waarde door partijen vast te stellen naar anlogie van de per 31 maart 2022 door partijen goedgekeurde cijfers.

2.3.

Voortzetter, vennoot 2 vrijwaart van vennoot 1 van elke vordering ter zake van schulden, die uit de bedrijfsuitoefening voortvloeien dan wel uit alle activiteiten van de vennootschap onder firma welke zijn ontstaan voor de datum van beëindiging, i.c. datum genoemd onder in aanmerking nemende.

Artikel 4 Overnamesom

4.1.

Op de ontbindingsbalans wordt opgenomen het op 50150 basis eigen vermogen waarbij de stille reserves in uiting wordt gebracht.

4.2.

De activa zullen worden overgedragen aan de voortzettende vennoot 2 waarbij vennoot 2 het verschuldige bedrag aan vennoot 1 zal betalen.

Artikel 7 Boete

Indien partijen enige uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichting niet of niet volledig nakomt of enige bepaling daarvan overtreedt, verbeurt de overtredende vennoot (overtredende parij) hoofdelijk voor de twee andere partijen (vennoten) een dadelijk, direct en in zijn geheel opvorderbare boete van € 70.000. zegge: zeventigduizend euro zonder dat sommatie of ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst is vereist onverminderd het recht van andere vennooten (andere partijen) om daarnaast de werkelijke schade te verhalen (hoofdelijk) op overtredende vennoot (overtredende partij) vermeerderd met € 2.500 voor elke dag dat deze overtreding voortduur voortt, dit zonder rechterlijke tussenkomst.

3.6.

Op 23 maart 2023 heeft [eiseres] verlof gekregen van de voorzieningenrechter voor het leggen van conservatoir derdenbeslag onder ABN Amrobank en de ING Bank, alsmede voor het leggen van conservatoir beslag op de Porsche die door [gedaagde 1] werd gebruikt. [eiseres] heeft de beslagen vervolgens ook onder de beide banken gelegd.

4Het geschil

4.1.

[eiseres] vordert, na meerdere eiswijzigingen, samengevat:

I. betaling van € 327.869,50, vermeerderd met handelsrente
IA. betaling door [gedaagde 1] van € 13.197,83
IB. voorwaardelijk, te weten indien de rechtbank zou oordelen dat enige expliciete aanvaarding van de ontbindingsbalans door [gedaagde 1] vereist zou zijn met betrekking tot de toewijsbaarheid van vordering I, dat het te wijzen vonnis voor die aanvaarding in de plaats treedt

II. betaling van € 6.775,= in verband met buitengerechtelijke incassokosten

IIA. betaling van € 7.147,47 in verband met beslagkosten

III. een verbod om acupunctuurcliënten die vóór 1 januari 2023 in behandeling zijn geweest bij de vof, acupunctuurbehandelingen te (laten) geven, althans zonder deze eerst door te verwijzen naar [eiseres] , op straffe van een dwangsom

IV. veroordeling in de proceskosten

V. [gedaagde 1] te veroordelen medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, waaronder het verlenen van medewerking aan bemiddeling door een erkende makelaar, het totstandkomen van een koopovereenkomst en het verlijden van een leveringsakte

VI. te bepalen dat de notaris die met het transport belast zal worden, wordt gemachtigd om de helft van de netto verkoopopbrengst gelijkelijk onder partijen te verdelen;

VII. te bepalen dat het te wijzen vonnis ex art. 3:300 BW in de plaats treedt van volmacht van [gedaagde 1] tot verkoop/levering;

VIII. te bepalen dat het vonnis ex art. 3:300, tweede lid, BW in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte akte strekkende tot ondertekening door [gedaagde 1] van de koopovereenkomst/levering

IX. primair: te verklaren voor recht dat [gedaagde 1] tegenover [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door na 1 januari 2023 advertenties te plaatsen, althans zulke plaatsing niet te voorkomen, in de bladen [naam weekblad 1] en [naam weekblad 2] en aansprakelijk is voor alle schade die [eiseres] hierdoor lijdt of heeft geleden en [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling hiervan, nader op te maken bij staat

en/of: [gedaagde 1] te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 25.000,=

X. gedaagden te verbieden nog langer op wat voor wijze ook de naam of beeltenis van [eiseres] te gebruiken in commercieel relevante uitingen, in het bijzonder die in de vorm van advertenties en websitepagina’s, op straffe van een dwangsom

XI. [gedaagde 1] in afwijking van vordering nr. VI te veroordelen tot het binnen twee dagen na het te wijzen vonnis aan de notaris welke belast is met de overdracht van de woning aan de [adres] te [plaats] , te laten weten dat hij ermee instemt dat het deel van de verkoopopbrengst dat hem toekomt, ter voldoening van zijn schuld aan eiseres (en dus naar grootte van die schuld) rechtstreeks aan haar dient te worden betaald, bij gebreke waarvan het vonnis geldt als vervangende machtiging voor de notaris tot zodanige rechtstreekse betaling aan eiseres.

4.2.

[gedaagde 1] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van haar vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.

4.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5De beoordeling


Eisvermeerdering

5.1.

[eiseres] heeft haar eis bij akte van 17 januari 2024 vermeerderd. [gedaagde 1] heeft hier bezwaar tegen gemaakt. [gedaagde 1] stelt dat [eiseres] tot de mondelinge behandeling de tijd heeft gehad haar eis te wijzigen en zelfs tijdens de mondelinge behandeling de mogelijkheid heeft gekregen de eis op schrift te stellen.

5.2.

De rechtbank verwerpt dit bezwaar. In artikel 130 Rv is bepaald dat zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, de eiser bevoegd is zijn eis schriftelijk te veranderen of vermeerderen. [eiseres] heeft haar eis voor het eindvonnis vermeerderd. [gedaagde 1] heeft vervolgens gelegenheid gehad om op de eiswijziging te reageren. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een onredelijke bemoeilijking van het verweer en/of onredelijke vertraging van de procedure. De eisvermeerdering is dus niet in strijd met de goede procesorde. De rechtbank zal recht doen op de gewijzigde eis.

De vorderingen jegens de vof

5.3.

De rechtbank stelt voorop dat alle vorderingen voor zover die zijn ingesteld jegens de vof zullen worden afgewezen. De vof is ontbonden door de uittreding van [eiseres] . Vanaf het moment van ontbinding strekt de rechtsverhouding binnen de vof nog slechts tot vereffening (‘liquidatie’) van de vennootschapsaangelegenheden. Die vereffening zal door partijen gezamenlijk moeten plaatsvinden, nu niet blijkt dat zij anders zijn overeengekomen of zij samen een vereffenaar hebben benoemd (artikel 32 WvK). Wat na vereffening van het vennootschappelijk vermogen overblijft, moet tussen partijen worden verdeeld. Ook die verdeling moeten zij zelf tot stand brengen: de (ontbonden) vof heeft daar geen aandeel in.

De vorderingen jegens [eiseres]

5.4.

De rechtbank zal hierna de afzonderlijke vorderingen van [eiseres] behandelen.

I. betaling door [gedaagde 1] van € 327.869,50 vermeerderd met handelsrente

5.5.

Deze vordering valt uiteen in twee bedragen:

  1. een bedrag van € 75.000,= in verband met een door [gedaagde 1] verbeurde boete

  2. een bedrag van € 252.869,50= in verband met het aan [eiseres] toekomende deel van de vof.

De boete

5.6.

De vordering met betrekking tot de boete is gestut op twee pijlers. Volgens [eiseres] is [gedaagde 1] de boete verschuldigd omdat hij

  • in weerwil van artikel 2.1. van de uittredingsovereenkomst toch cliënten acupunctuurbehandelingen zou hebben gegeven

  • in weerwil van artikel 4 van de uittredingsovereenkomst de overnamesom nog niet heeft betaald.

Artikel 2.1. van de uittredingsovereenkomst

5.7.

[eiseres] stelt dat uit de laatste zin van dit artikel volgt dat [gedaagde 1] geen acupunctuurcliënten meer mocht behandelen na 1 januari 2023. Zij heeft echter van drie mensen (de dames [A] , [B] en [C] ) gehoord dat [gedaagde 1] hen (of hun moeder) na die datum toch heeft behandeld. [gedaagde 1] weerspreekt dat op zichzelf niet, maar voert aan dat uit het artikel niet het door [eiseres] gestelde verbod volgt. Volgens hem is daarin alleen geregeld dat [eiseres] de cliënten die door haar persoonlijk zijn behandeld ook mag behandelen in haar nieuwe praktijk. Bovendien stelt hij dat hij ook helemaal niet kan weten of hij acupunctuurcliënten behandelt, omdat [eiseres] het klantenbestand heeft meegenomen en hij daar geen toegang meer toe heeft.

5.8.

De rechtbank overweegt dat uit de letterlijke tekst van het hier bedoelde artikel niet volgt dat, zoals [eiseres] stelt, het [gedaagde 1] niet toegestaan zou zijn om acupunctuurbehandelingen te verrichten bij klanten die voorheen (ook) door [eiseres] werden behandeld. Een plicht om cliënten naar [eiseres] door te verwijzen, is daarin al evenmin te lezen. De letterlijke tekst van een schriftelijk stuk is juridisch gezien echter niet altijd doorslaggevend. Niet altijd “staat er wat er staat”: partijen kunnen iets anders bedoeld en afgesproken hebben dan er is opgeschreven. Vaak moet een schriftelijk stuk daarom worden uitgelegd.

5.9.

Voor de uitleg van uittredingsovereenkomst geldt de zogenaamde Haviltex-maatstaf: de vraag hoe in een contract de verhouding van partijen is geregeld, en of dit contract een leemte laat, die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract; voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij zijn van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar wat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.

5.10.

In dat licht bezien acht de rechtbank het volgende van belang. [eiseres] heeft toegelicht dat de uittredingsovereenkomst is opgesteld door de boekhouder van de vof. [gedaagde 1] had op dat moment geen contact met de boekhouder, omdat [eiseres] in de loop van 2022 de contacten met de boekhouder van hem had overgenomen. Dat er onderhandeld is over artikel 2.1. of dat daarover ook maar zelfs concreet gesproken is tussen [eiseres] en [gedaagde 1] is uit niets gebleken. Dat partijen een andere bedoeling hadden dan de letterlijke tekst van de overeenkomst is niet gebleken. Onder die omstandigheden moet worden aangesloten bij de tekst van de overeenkomst, en daarin leest de rechtbank als gezegd geen verbod op het uitvoeren van acupunctuurbehandelingen bij klanten die voorheen door [eiseres] werden bediend. Evenmin leest de rechtbank daarin een verplichting van [gedaagde 1] om die klanten door te verwijzen naar [eiseres] .

5.11.

De conclusie is dan ook dat [gedaagde 1] door het behandelen van de acupunctuurcliënten artikel 2.1. van de uittredingsovereenkomst niet heeft geschonden en hij op die grond geen boete is verschuldigd aan [eiseres] .

Het niet betalen van de overnamesom

5.12.

[eiseres] heeft ter zitting gesteld dat [gedaagde 1] daarnaast de boete verschuldigd is, omdat hij de overnamesom nog niet heeft betaald.

5.13.

Ook het feit dat de overnamesom nog niet is betaald, leidt naar het oordeel van de rechtbank echter niet tot het verbeuren van een boete. Nog daargelaten dat over de omvang van de overnamesom geen overeenstemming bestaat en het geschil daarover hierna zal worden beslecht, geldt naar het oordeel van de rechtbank dat volgens de tekst van de uittredingsovereenkomst aan artikel 4.2. het idee van “gelijk oversteken” ten grondslag ligt: de overnamesom wordt betaald bij het overdragen van de activa. [eiseres] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een andere lezing van dat artikel aanleiding zouden moeten geven.

5.14.

Nu de activa nog niet zijn overgedragen, is de overnamesom nog niet opeisbaar en is de boete niet verschuldigd.

Conclusie met betrekking tot de boete

5.15.

De conclusie is dat de vordering met betrekking tot de boete wordt afgewezen. Anders dan [gedaagde 1] veronderstelt, betekent dat niet dat de hele vordering onder I moet worden afgewezen: de rechtbank kan immers altijd het mindere van het gevorderde bedrag van € 327.869,50 toewijzen.

De overnamesom

5.16.

[eiseres] stelt dat door de boekhouder van de vof een ontbindingsbalans is opgesteld die resulteert in een verplichting van [gedaagde 1] om aan haar de helft te betalen van € 505.739,00, wat neerkomt op € 252.869,50.

5.17.

[gedaagde 1] heeft, op de hierna te bespreken posten na, die ontbindingsbalans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Op de mondelinge behandeling heeft hij weliswaar gezegd dat hij twijfelt aan de juistheid van de cijfers, maar dat is veel te algemeen om de ontbindingsbalans niet tot uitgangspunt te nemen: hij had daarover concrete standpunten moeten innemen. Dat heeft [gedaagde 1] slechts ten aanzien van drie posten gedaan. Dat gaat dan over de voorraad, de Porsche en de BMW. Correctie van de ontbindingsbalans met die posten zou er volgens [gedaagde 1] toe leiden dat hij maar € 206.684,50 aan [eiseres] hoeft te voldoen. De rechtbank zal die posten nu bespreken.

De voorraad

5.18.

Volgens [gedaagde 1] is de voorraad ten onrechte gewaardeerd op € 25.000,=, en zou moeten worden uitgegaan van een bedrag van € 10.000,=. De rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat [gedaagde 1] deze stelling in het licht van de door [eiseres] als productie 12 overgelegde toelichting door de boekhouder en de daarbij overgelegde foto’s van die voorraad onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank ziet in de enkele stelling dat de voorraad te hoog is gewaardeerd geen reden om de ontbindingsbalans op dit punt te corrigeren.

De Porsche

5.19.

Volgens [gedaagde 1] is de Porsche voor een veel te hoog bedrag (€ 97.890,=) in de slotbalans opgenomen, omdat die auto in werkelijkheid maar € 50.000,= waard zou zijn. [gedaagde 1] heeft op de mondelinge behandeling nog gezegd dat hij naar een Porsche-dealer is geweest die hem vertelde dat de auto € 45.000,= waard zou zijn. [gedaagde 1] heeft verder gewezen op een door hem aangedragen (en door [eiseres] als productie 11 overgelegde) internetuitdraai waarop een waarde-indicatie van tussen de € 45.000,= en € 52.000,= wordt gegeven.

5.20.

[eiseres] wijst ook hier op de nadere toelichting door de boekhouder. Enerzijds verwijst die naar de “aan ons verstrekte referentiewaarde van de Porsche”, waarbij een advertentie is gevoegd waarin een Porsche voor € 97.890,= wordt aangeboden, en anderzijds merkt die op dat “vergelijkbare auto's nog voor ruim € 80.000 (worden) aangeboden, zie AutoTrader”. In de bijlagen bij de toelichting worden vervolgens internetadvertenties van verschillende Porsches Panamera overgelegd met vraagprijzen van € 83.980,= , € 74.950,= en € 83.900,=.

5.21.

De rechtbank stelt vast dat partijen van de eveneens door de boekhouder aangedragen suggestie om de auto te laten taxeren door een door hen beiden gekozen dealer, geen gebruik hebben gemaakt. [eiseres] heeft niet toegelicht waarom van de door de boekhouder overgelegde internetadvertenties uitsluitend bij die met de allerhoogste vraagprijs aangesloten zou moeten worden. Daar staat tegenover dat [gedaagde 1] geen advertenties heeft overgelegd waaruit een waarde zou moeten volgen die ook maar enigszins in de buurt komt van de door hem genoemde waarde van € 45.000,=. Het is daarbij overigens maar de vraag of de geadverteerde prijzen een juiste indicatie geven van de waarde van de auto in het kader van de vaststelling van de overnamesom. Het gaat om vraagprijzen, die veelal onderhandelbaar zijn. Bovendien zal een autohandelaar aan een auto “willen verdienen” en zal hij rekening houden met het moeten geven van (enige mate) van garantie. Rekening houdend met die omstandigheden, en – bij gebrek aan beter - van de door de boekhouder weergegeven internetadvertenties, schat de rechtbank de waarde van de auto op € 80.000,00. Dat leidt tot een correctie van de slotbalans van (97.890 – 80.000) = € 17.890,=.

De BMW

5.22.

De stellingen over deze auto zijn voor de rechtbank vanuit [eiseres] onvoldoende navolgbaar en door [gedaagde 1] zo weinig concreet onderbouwd, dat de rechtbank geen reden ziet om uit te gaan van de onjuistheid van de slotbalans op dit punt. Voor enige correctie van de slotbalans op dit punt bestaat dan ook geen aanleiding.

Conclusie met betrekking tot de overnamesom

5.23.

De conclusie ten aanzien van de overnamesom is dan ook dat die kan worden becijferd op ((€ 505.739,00 (zie 5.16.) - € 17.890,00 (zie 5.21.) / 2 = ) € 243.924,50. De rechtbank zal dat bedrag toewijzen.

5.24.

De door [eiseres] gevorderde rente over het toe te wijzen bedrag wordt afgewezen. Vaste jurisprudentie is immers dat zolang de verdeling van een tot de gemeenschap behorende bate niet is vastgesteld, een daarop gebaseerde vordering niet worden beschouwd als een vordering tot betaling van een geldsom ter zake waarvan de debiteur in verzuim is (vgl. HR 8 juli 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT2623 en HR 15 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC0387).
IA. betaling door [gedaagde 1] van € 13.197,83
5.25. [eiseres] stelt dat [gedaagde 1] niet meer heeft bijgedragen aan de maandelijkse aflossing van de gezamenlijke hypotheekschuld. [eiseres] heeft steeds het volledige hypotheekbedrag voldaan. Partijen zijn beiden voor gelijke delen eigenaar en zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de hypotheekschuld, waaruit een onderling regresrecht voortvloeit. [eiseres] vordert op grond hiervan betaling van [gedaagde 1] van de helft van de aflossingen per februari 2023 tot en met de beoogde levering medio april 2024 zijnde € 13.197,83.

5.26.

[gedaagde 1] erkent dat [eiseres] sinds februari 2023 de hypotheekaflossingen heeft voldaan. [gedaagde 1] erkent dat aan [eiseres] toekomt de helft van de door haar verrichte aflossingen en dat de vordering van [eiseres] enkel de aflossingen bevat en niet de rente. [gedaagde 1] stelt dat hij dit bedrag zal voldoen uit zijn deel van de overwaarde van de woning.

5.27.

De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat [gedaagde 1] € 13.197,83 aan [eiseres] verschuldigd is in verband met de maandelijkse aflossing van de gezamenlijke hypotheekschuld. [gedaagde 1] wil dit bedrag voldoen uit de overwaarde van de woning, maar er is geen juridische grondslag om hierop te wachten. De regresvordering van [eiseres] is opeisbaar en de gevorderde betaling dus toewijsbaar. De rechtbank zal [gedaagde 1] dus veroordelen tot betaling van € 13.197,83.

IB. voorwaardelijk, te weten indien de rechtbank zou oordelen dat enige expliciete aanvaarding van de ontbindingsbalans door [gedaagde 1] vereist zou zijn met betrekking tot de toewijsbaarheid van vordering I, dat het te wijzen vonnis voor die aanvaarding in de plaats treedt.

5.28.

[eiseres] vordert voorwaardelijk dat indien nodig het vonnis van de rechtbank in de plaats komt voor de ondertekening van [gedaagde 1] voor de betaling van de uittreedvergoeding.

5.29.

Deze vordering wijst de rechtbank af. Zoals hiervoor overwogen is de overnamesom nog niet opeisbaar, nu de activa nog niet zijn overgedragen.

II Buitengerechtelijke kosten

5.30.

De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, omdat [gedaagde 1] niet in verzuim is (vgl. hetgeen hiervoor in 5.24.) is overwogen.

IIA Beslagkosten

5.31.

Ook deze kosten worden afgewezen. Doorslaggevend daarvoor is dat niet is gebleken dat [eiseres] in de beslagprocedure melding heeft gemaakt van de verschillende onroerende zaken (het woonhuis en het praktijkpand) waarop beslag mogelijk was. Volgens [gedaagde 1] heeft zij dit nagelaten en dit is door [eiseres] niet weersproken. Óók, of misschien vanwege de mogelijke ingrijpende gevolgen van een beslag zelfs: juist, in een verlofbeslag mag worden verwacht dat de (voorzieningen)rechter zo volledig mogelijk wordt voorgelicht.

III Verbod om acupunctuurcliënten die vóór 1/1/23 in behandeling zijn geweest bij de vof, acupunctuurbehandelingen te (laten) geven, althans zonder deze eerst door te verwijzen naar de vrouw, op straffe van een dwangsom

5.32.

Deze vordering wordt afgewezen, waarbij de rechtbank volstaat met de verwijzing naar wat zij hiervoor in de overwegingen 5.7 en verder ten aanzien van artikel 2.1. van de uittredingsovereenkomst heeft overwogen.

V, VII en VIII Verkoop en levering van de woning c.a.

5.33.

Deze vorderingen hebben alle betrekking op de woning van [eiseres] en [gedaagde 1] . De rechtbank wijst deze vorderingen af, omdat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde 1] medewerking aan de verkoop en levering van de woning weigert. Daarbij heeft de rechtbank ook betrokken dat partijen inmiddels een verkoopovereenkomst met betrekking tot de woning hebben gesloten, dat niet gebleken is dat [eiseres] daarbij op weerstand van [gedaagde 1] is gestuit en dat het ook in het eigen belang van [gedaagde 1] is dat de woning wordt verkocht en geleverd.

VI te bepalen dat de notaris die met het transport belast zal worden, wordt gemachtigd om de helft van de nettoverkoopopbrengst gelijkelijk onder partijen te verdelen

XI. [gedaagde 1] in afwijking van vordering nr. VI te veroordelen tot het binnen twee dagen na het te wijzen vonnis aan de notaris welke belast is met de overdracht van de woning, te laten weten dat hij ermee instemt dat het deel van de verkoopopbrengst dat hem toekomt, ter voldoening van zijn schuld aan eiseres (en dus naar grootte van die schuld) rechtstreeks aan haar dient te worden betaald, bij gebreke waarvan het vonnis geldt als vervangende machtiging voor de notaris tot zodanige rechtstreekse betaling aan eiseres.

5.34.

Ook deze vorderingen worden afgewezen, omdat niet valt in te zin welk belang [eiseres] bij deze vorderingen heeft en zij ook niet heeft toegelicht wat de grondslag voor deze vorderingen zou zijn.

IX verklaring voor recht dat [gedaagde 1] tegenover [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door na 1 januari 2023 advertenties te plaatsen, althans zulke plaatsing niet te voorkomen, in de bladen [naam weekblad 1] en [naam weekblad 2] en aansprakelijk is voor alle schade die [eiseres] hierdoor lijdt of heeft geleden en [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling hiervan, nader op te maken bij staat en/of: [gedaagde 1] te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 25.000,00

X. gedaagden te verbieden nog langer op wat voor wijze ook de naam of beeltenis van eiseres te gebruiken in commercieel relevante uitingen, in het bijzonder die in de vorm van advertenties en websitepagina’s, op straffe van een dwangsom

5.35.

[eiseres] stelt dat [gedaagde 1] in april en mei 2023 in tenminste twee weekbladen heeft geadverteerd met een foto waar zij op staat. Daarmee heeft hij het beeld laten ontstaan dat zij nog steeds met hem in een praktijk samenwerkt. Ook als er wordt ‘gegoogeld’ op de naam van de praktijk, komt haar foto in de zoekresultaten naar boven. [eiseres] stelt dat [gedaagde 1] uit is op haar cliënten en betoogt dat [gedaagde 1] haar portretrecht schendt. Dat is volgens [eiseres] allemaal des te kwalijker nu [gedaagde 1] zich in 2022 schuldig heeft gemaakt aan ongewenste intimiteiten met een cliënte die door hem werd behandeld en daar in 2023 ook voor is veroordeeld. [eiseres] vindt dat [gedaagde 1] hiermee onrechtmatig handelt en zij daardoor omzet misloopt. Het ligt volgens haar voor de hand dat de schade door de rechtbank wordt geschat, maar zij schat haar schade ten minste op € 25.000,=.

5.36.

Volgens [gedaagde 1] is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Hij voert aan dat het gaat om een automatische advertentieopdracht die hij direct heeft laten aanpassen voor volgende edities. Het was absoluut niet zijn intentie om [eiseres] te schaden. Hij wijst erop dat er in de advertentie geen namen worden genoemd en volgens hem gaat om eenzelfde reclame-uiting zoals die voorheen werd gedaan. [eiseres] lijdt volgens hem geen schade. Zij wordt ook niet slecht of negatief neergezet en uit niets blijkt dat partijen een conflict hebben. In ieder geval vindt hij de gevorderde schadevergoeding buitenproportioneel. Verder stelt hij dat de website van de onderneming inmiddels is aangepast, waarbij hij naar eigen zeggen geen invloed heeft op de zoekresultaten van Google. Als onderdeel van een totaaloplossing is hij bereid een rectificatie te plaatsen, mits [eiseres] afziet van schadevergoeding.

5.37.

De rechtbank overweegt dat op grond van het Discodanser arrest (HR 2 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2364, zie ook nadien HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA2788 (Cruyff/Tirion)) geldt dat als het gaat om gebruik van een portret zonder toestemming in een reclame-uiting, de geportretteerde in beginsel steeds een redelijk belang zal hebben om zich te verzetten tegen gebruik van zijn portret ter ondersteuning van een commerciële reclame uiting. De geportretteerde zal door het publiek immers worden geassocieerd met het betreffende product of de dienst, waarbij het publiek in het algemeen - en doorgaans terecht - ervan uit zal gaan dat het gebruik van het portret niet zal zijn gebeurd zonder toestemming van de geportretteerde en de opname van het portret in de reclame-uiting zal opvatten als een blijk van publieke ondersteuning van het product of de dienst door de geportretteerde. Op deze gronden is het op een dergelijke wijze gebruiken van een portret in beginsel aan te merken als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de geportretteerde, en daarmee onrechtmatig. Het gebruik van [gedaagde 1] van het portret van [eiseres] is dus onrechtmatig.

5.38.

Voor zover [gedaagde 1] een beroep heeft willen doen op overmacht, wordt dat verworpen. Gesteld noch gebleken is dat de betreffende bladen waarin de foto is gebruikt reeds waren gedrukt. Partijen waren op het moment dat de betreffende reclame-uitingen zijn gedaan immers al lang uit elkaar; [eiseres] was al enige maanden uitgetreden als vennoot. In die omstandigheden had van [gedaagde 1] oplettendheid mogen worden verwacht bij het doen van reclame-uitingen voor zijn eigen onderneming.

5.39.

[eiseres] heeft recht op vergoeding van de schade die zij door het onrechtmatige handelen van [gedaagde 1] heeft geleden. De rechtbank ziet geen reden om de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure. [eiseres] heeft niet toegelicht waarom de schade niet in de onderhavige procedure zou kunnen worden begroot en heeft bovendien gesteld (randnummer 21 van haar (eerste) akte vermeerdering van eis) dat het voor de hand ligt dat toepassing wordt gegeven aan de rechterlijke bevoegdheid om de schade te schatten. De rechtbank zal dat laatste ook doen. Van een langdurige reclamecampagne is geen sprake, nu de foto van [eiseres] slechts twee keer is gebruikt voor een reclame-uiting in twee verschillende plaatselijke weekbladen. Dat [eiseres] over een eigen verzilverbare populariteit beschikt, is niet gebleken. Evenmin heeft zij iets aangevoerd op grond waarvan aangenomen kan worden dat zij klanten door de advertenties is misgelopen. Dan blijft staan dat zij er – mede gelet op diens strafrechtelijke veroordeling voor een vergrijp in de behandelsfeer - recht op en belang bij had niet langer met [gedaagde 1] te worden geassocieerd. Alles afwegend, acht de rechtbank een schadevergoeding van € 1.000,= passend.

5.40.

Resteert de verbodsvordering voor toekomstige uitlatingen op straffe van een dwangsom. Die acht de rechtbank toewijsbaar, zij het dat de toe te wijzen dwangsom zal worden gematigd.

IV Proceskosten

5.41.

Ondanks dat het hier (deels) om een handelszaak gaat en ondanks HR 12 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:702 zal de rechtbank de proceskosten compenseren, omdat – anders dan in de genoemde zaak bij de Hoge Raad– partijen hier wel tot elkaar hebben gestaan in een relatie als bedoeld in art. 237 lid 1 Rv (“andere levensgezellen”). De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6De beslissing

De rechtbank:

6.1.

veroordeelt [gedaagde 1] in verband met de overnamesom tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 243.924,50;

6.2.

veroordeelt [gedaagde 1] in verband met de maandelijkse aflossing van de gezamenlijke hypotheekschuld tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 13.197,83;

6.3.

verklaart voor recht dat [gedaagde 1] tegenover [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door na 1 januari 2023 advertenties te plaatsen met een foto waar zij op staat in de bladen [naam weekblad 1] en [naam weekblad 2] en veroordeelt [gedaagde 1] in dat kader tot betaling van een schadevergoeding aan [eiseres] van € 1.000,00;

6.4.

verbiedt [gedaagde 1] nog langer op wat voor wijze ook de naam of beeltenis van [eiseres] te gebruiken in commercieel relevante uitingen, in het bijzonder die in de vorm van advertenties en websitepagina’s, op straffe van een dwangsom van € 500,= voor iedere overtreding van dat verbod, tot een maximum van € 10.000,=;

6.5.

bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, (mede) in aanmerking genomen de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;

6.6.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

6.7.

compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;

6.8.

wijst het meer of anders gevorderde af.


Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733