Rechtbank Den Haag 22-03-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:3992

Datum publicatie22-03-2024
ZaaknummerC/09/661126 / FA RK 24-957
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Voogdij;
Erfrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Benoeming van vader tot voogd in testament inmiddels overleden moeder in combinatie met zijn aanvaarding daarvan kan er niet toe leiden dat hij voogd wordt. Voogdij immers gezagsvorm die slechts door iemand die niet als ouder in familierechtelijke betrekking staat tot het kind kan worden uitgeoefend. Wel kan vader ambtshalve met het ouderlijk gezag worden belast op grond van art. 1:253g BW. Aldus besloten, nu het in belang dochter (2009) is, dat vader het gezag over haar zal uitoefenen. Ook andere rechtsgevolgen.

Volledige uitspraak


Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige Kamer

Rekestnummer: FA RK 24-957

Zaaknummer: C/09/661126

Datum beschikking: 12 maart 2024

Gezag

Beschikking naar aanleiding van de op 7 februari 2024 ingekomen stukken, op grond waarvan de rechtbank ambtshalve zal voorzien in het gezag over de minderjarige:

- [minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2009 in [geboorteplaats] ;

hierna: [minderjarige] .

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,

wonende in [wonplaats] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de door de vader in de procedure gebrachte stukken.

[minderjarige] heeft op 5 maart 2024 in raadkamer haar mening kenbaar gemaakt.

Feiten

- Binnen de affectieve relatie van de vader en de moeder, [de moeder] , is [minderjarige] geboren.

  • De vader heeft [minderjarige] erkend.

  • De moeder is op [overlijdensdatum] 2023 in [plaats] overleden.

- [minderjarige] woont bij de vader.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken is de rechtbank het volgende gebleken. De ouders woonden sinds 27 januari 2005 samen. Binnen hun affectieve relatie is [minderjarige] geboren en zij hebben sinds de geboorte samen een gezin gevormd. Omdat de vader [minderjarige] heeft erkend is hij de juridische vader van [minderjarige] . De ouders hebben nooit in het gezagsregister laten aantekenen dat de vader mede met het gezag over haar wordt belast. De moeder is daarom tot aan haar overlijden alleen met het gezag over [minderjarige] belast gebleven.

De moeder heeft bij testament van 13 februari 2023 bepaald dat na haar overlijden de vader als voogd het gezag zal uitoefenen over [minderjarige] . De vader heeft zich tot de griffier van de rechtbank Den Haag gewend om de zogenoemde ‘testamentaire voogdij’ te aanvaarden in de zin van artikel 1:280 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:292 BW.

De benoeming van de vader tot voogd in het testament in combinatie met de aanvaarding van die benoeming door de vader kan evenwel niet leiden tot voogdij, uitgeoefend door de vader. Voogdij is immers een gezagsvorm die slechts door iemand die niet als ouder in familierechtelijke betrekking staat tot het kind kan worden uitgeoefend. Wel kan de vader met het ouderlijk gezag over [minderjarige] worden belast. In een mogelijkheid om bij testament de overlevende ouder met het ouderlijk gezag te belasten voorziet de wet echter niet.

In de literatuur is wel verdedigd dat, hoewel dat niet uitdrukkelijk in de wet is bepaald, ook een ouder bij testament tot voogd kan worden benoemd. Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank evenwel het systeem van de wet miskend waarin een duidelijk onderscheid is gemaakt tussen voogdij – gereserveerd voor gezagsdragers die geen ouder zijn – en ouderlijk gezag. De mogelijkheid om bij testament een voogd te benoemen is opgenomen in de titel die uitsluitend ziet op de voogdij. Daarbij komt dat het ouderlijk gezag en de voogdij twee weliswaar op elkaar lijkende, maar wel degelijk ook op relevante onderdelen van elkaar te onderscheiden gezagsvormen betreffen, waaraan ook andere rechtsgevolgen zijn verbonden. Denk aan de op de voogd rustende verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording als bedoeld in de artikelen 1:372 BW en verder en de verschillen in de wijzen waarop het gezag c.q. de voogdij kan eindigen. Dat onderscheid is mede geënt op de van de voogd (als derde) te onderscheiden positie van een ouder die in familierechtelijke betrekking tot het kind staat. Daarbij past niet de mogelijkheid om de ouder met de voogdij te belasten.

De wet voorziet wel in een mogelijkheid voor de rechter om de vader ambtshalve met het gezag over [minderjarige] te belasten. De rechtbank zal van die in artikel 1:253g BW gegeven mogelijkheid gebruikmaken. De rechtbank acht het namelijk in het belang van [minderjarige] dat haar vader het gezag over haar zal uitoefenen, dit is ook de wens van [minderjarige] zelf en de vader heeft zich bereid verklaard het ouderlijk gezag over [minderjarige] op zich te nemen.

Beslissing

De rechtbank:

belast de vader, [de vader] , geboren op [geboortedag 2] 1966 in [geboorteplaats] , met het ouderlijk gezag over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2009 in [geboorteplaats] ;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, kinderrechter, in tegenwoordigheid van

mr. S. Sluijmer als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 12 maart 2024.

!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!

!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!

!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733