Rechtbank Gelderland 06-03-2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:1299

Datum publicatie22-03-2024
ZaaknummerC/05/416599 / HZ ZA 23-80
ProcedureEerste aanleg - meervoudig
ZittingsplaatsZutphen
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenErfrecht; Testamentair erfrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Geen afwijking van versterferfrecht o.g.v. redelijkheid en billijkheid. Partner is geen erfgenaam op grond van concept-testament. De rechtbank kan niet vaststellen dat erflaatster het concept-testament in dezelfde vorm had ondertekend indien zij meer tijd had gehad. Op grond van hetgeen de notaris hierover tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht, kan niet worden geoordeeld dat het concept testament gereed was om gepasseerd te worden en daarmee de laatste wil van erflaatster weergeeft.

Volledige uitspraak


RECHTBANK Gelderland

Civiel recht

Zittingsplaats Zutphen

Zaaknummer: C/05/416599 / HZ ZA 23-80

Vonnis van 6 maart 2024

in de zaak van

[eisende partij] ,

te [plaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eisende partij] ,

advocaat: mr. D.J.P. van Barneveld te Oosterbeek,

tegen

[gedaagde partij] ,

in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van mevrouw [erflaatster 1],

te [plaats] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde partij] ,

advocaat: mr. M. van der Meulen te Rosmalen.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 11 oktober 2023

- de mondelinge behandeling en het proces-verbaal van 1 februari 2024.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Op [datum+plaats] overleden mevrouw [erflaatster 2] (hierna te noemen: erflaatster). [gedaagde partij] is benoemd als vereffenaar in haar nalatenschap op verzoek van een schuldeiser van de nalatenschap.

2.2.

[eisende partij] heeft een langdurige affectieve relatie gehad met erflaatster.

2.3.

In 2020 is erflaatster ziek geworden. [eisende partij] heeft haar verzorgd. Op 7 mei 2021 zijn [eisende partij] en erflaatster in ondertrouw gegaan.

2.4.

Op 12 mei 2021 heeft kandidaat-notaris [naam 1] te Zevenaar (hierna: de ‘notaris’) een concept-testament voor erflaatster opgesteld. Daarin is [eisende partij] als enig erfgenaam van erflaatster opgenomen.

2.5.

Op 21 juli 2021 is de notaris op verzoek van [eisende partij] met spoed naar de woning van erflaatster gegaan. Toen de notaris aankwam bij de woning was erflaatster al overleden.

3Het geschil

3.1.

[eisende partij] vordert – na wijziging van eis en toelichting ter zitting –

  • primair een verklaring voor recht dat zij enig erfgenaam is van erflaatster;

  • subsidiair een verklaring voor recht dat het concept-testament van 12 mei 2021 heeft te gelden als wettig opgemaakt notarieel testament van erflaatster;

  • meer subsidiair een verklaring voor recht dat sprake is van een natuurlijke verbintenis op grond waarvan eiseres een vordering heeft op de nalatenschap ter zake de goederen die resteren nadat de (overige) schuldeisers zijn voldaan, althans een vordering door de rechtbank in goede justitie te bepalen, alsmede dat deze natuurlijke verbintenis is omgezet in een rechtens afdwingbare vordering (op grond van artikel 4:126 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)), alsmede om te gelasten dat de vereffenaar de hiervoor bedoelde vordering zal opnemen op de uitkeringslijst en/of deze vordering van eiseres – met inachtneming van artikel 4:7 BW – te voldoen aan eiseres.

3.2.

[gedaagde partij] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partij] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4De beoordeling

[eisende partij] enig erfgenaam?

4.1.

Partijen twisten over de vraag of [eisende partij] kan worden aangemerkt als enig erfgenaam van erflaatster, ondanks dat er geen ondertekend testament is.

4.2.

Het wettelijk stelsel van erfopvolging kan alleen (deels) opzij gezet worden door een uiterste wilsbeschikking (artikel 4:1 BW) . Een uiterste wilsbeschikking is een eenzijdige rechtshandeling (artikel 4:42 lid 1 BW) . Een rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (artikel 3:33 BW) . Die verklaring is vormvrij, tenzij anders is bepaald (artikel 3:37 lid 1 BW) . Een rechtshandeling die niet in de voorgeschreven vorm is verricht, is in beginsel nietig (artikel 3:39 BW) . Ingevolge artikel 4:94 BW kan een uiterste wil, behoudens de in de wet aangegeven noodgevallen (artikelen 4:97 tot en met 4:107 BW) , alleen worden gemaakt bij een notariële akte of bij een aan een notaris in bewaring gegeven onderhandse akte. Wordt niet aan dit vormvereiste voldaan, dan is de uiterste wil in beginsel nietig (artikel 3:39 BW) . Is de uiterste wilsbeschikking wel vastgelegd in een notariële akte, dan is deze slechts nietig als de akte niet door de testateur of niet door een notaris is ondertekend (artikel 4:109 lid 1 BW) .

4.3.

Het uitgangspunt is dat eenieder een uiterste wil moet kunnen maken. Deze uiterste wil moet, zoals hiervoor aangegeven, bij notariële akte dan wel bij een aan de notaris in bewaring gegeven onderhandse akte worden opgesteld. De waarborg van de tussenkomst van de notaris is dat deze op het moment van het passeren van de akte kan nagaan of hetgeen in de akte is opgenomen op dat moment ook daadwerkelijk de uiterste wil van erflater is. Dit is ook de reden waarom een notaris, alvorens tot het verlijden van de akte over te gaan, mededeling doet van de zakelijke inhoud van die akte en daarop een toelichting geeft.

4.4.

Hoewel [eisende partij] onderkent dat geen sprake is van een ondertekend testament, stelt zij dat op grond van bijzondere omstandigheden moet worden afgeweken van het wettelijk vormvoorschrift van artikel 4:109 BW en dat zij de enige erfgename van erflaatster is. De rechtbank begrijpt hieruit dat [eisende partij] stelt dat toepassing van die vormvoorschriften in de omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [eisende partij] heeft in dit verband - samengevat - het volgende aangevoerd. Erflaatster en [eisende partij] hebben een langdurige affectieve relatie gehad. Het was de bedoeling van erflaatster dat [eisende partij] verzorgd zou achterblijven. Dat blijkt duidelijk uit het concept-testament, het feit dat zij in ondertrouw zijn gegaan en dat [eisende partij] erflaatster heeft verzorgd tijdens haar ziekte. De enige reden dat het concept-testament niet is gepasseerd, is omdat erflaatster en [eisende partij] dachten dat ze meer tijd zouden hebben. Erflaatster is echter plotseling overleden. Daarnaast zijn er geen andere erfgenamen bekend. [eisende partij] vindt dat de wens van erflaatster gerespecteerd moet worden, al is deze niet formeel door een notaris bekrachtigd. De laatste wil van erflaatster is conform het concept testament, aldus [eisende partij] .

4.5.

[gedaagde partij] betwist dat het concept-testament moet worden aangemerkt als een geldig testament. Er is geen sprake van een notariële akte die door erflaatster is ondertekend, zoals artikel 4:109 BW voorschrijft voor het opmaken van de uiterste wil. De notaris heeft het concept-testament niet met erflaatster besproken. Er kan dus niet vastgesteld worden dat het concept-testament daadwerkelijk de laatste wil van erflaatster omvat.

4.6.

Op de mondelinge behandeling van 1 februari 2024 was de notaris aanwezig. Hij heeft desgevraagd de rechtbank als volgt geïnformeerd. Erflaatster heeft begin 2021 contact opgenomen met het notariskantoor voor het opstellen van een testament. Op 4 mei 2021 hebben erflaatster en de notaris langdurig telefonisch contact gehad om de wensen van erflaatster te bespreken. Aan de hand daarvan heeft de notaris een concept-testament opgesteld. Dit concept heeft hij per brief van 12 mei 2024 aan erflaatster gestuurd. Erflaatster en de notaris hebben vervolgens op 28 mei 2021 een afspraak gemaakt om het concept-testament te bespreken. Daarbij was het de bedoeling om, als het concept akkoord was, dit concept-testament tijdens die afspraak te ondertekenen. De afspraak op 28 mei 2021 was bij erflaatster thuis. Daarbij was ook [eisende partij] aanwezig. Het concept-testament is die dag niet ondertekend. De notaris heeft hierover gezegd dat het concept nog niet tekenklaar was voor erflaatster. Vervolgens heeft de notaris meerdere keren contact gezocht met erflaatster om de afronding van het testament te regelen, zonder succes. Op de dag van overlijden werd de notaris gebeld door [eisende partij] om het concept-testament van erflaatster te ondertekenen. Erflaatster is vlak voordat de notaris bij haar thuis arriveerde overleden. Desgevraagd heeft de notaris aangegeven dat hij niet de overtuiging had dat het concept-testament overeenkwam met de laatste wil van erflaatster.

4.7.

De rechtbank overweegt als volgt. In dit geval staat vast dat geen sprake is van een testament in de wettelijk voorgeschreven vorm. Het is slechts gekomen tot het opstellen van een concept-testament door de notaris na gesprekken met erflaatster. Volgens [eisende partij] is dit concept-testament in overeenstemming met de laatste wil van erflaatster opgesteld. [gedaagde partij] betwist dit. De door [eisende partij] aangevoerde omstandigheden vormen een indicatie dat erflaatster op het moment van het opstellen van het concept-testament de wil had om [eisende partij] tot haar enig erfgenaam te benoemen. Daarmee is echter nog niet gegeven dat ook op het moment van het passeren van de akte de wil van erflaatster nog steeds zou luiden zoals vastgelegd in het concept-testament. Het toetsingsmoment daarvoor met toepassing van de in de wet geregelde waarborgen is nu juist het verlijden van de notariële akte. Op dat moment zou de notaris alleen met erflaatster zijn geweest, in tegenstelling tot de eerdere bespreking van de notaris met erflaatster waarbij [eisende partij] aanwezig was. Vast staat dat dit toetsingsmoment niet heeft plaatsgevonden.

4.8.

De rechtbank kan niet vaststellen dat erflaatster het concept-testament in dezelfde vorm had ondertekend indien zij meer tijd had gehad. Op grond van hetgeen de notaris hierover tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht, kan niet worden geoordeeld dat het concept testament gereed was om gepasseerd te worden en daarmee de laatste wil van erflaatster weergeeft. Daarbij is van belang dat geruime tijd verstreken is tussen het opstellen van het concept-testament op 12 mei 2021 en het overlijden van erflaatster op 21 juli 2021. Verder is het concept-testament na de bespreking daarvan met erflaatster op 28 mei 2021 niet ondertekend, terwijl dit volgens de notaris wel de bedoeling was, indien deze versie akkoord was voor erflaatster. Ten slotte heeft de notaris niet de overtuiging dat het concept-testament overeenkwam met de laatste wil van erflaatster. Dit alles brengt met zich dat de rechtbank niet tot het oordeel komt dat hetgeen is vastgelegd in het concept-testament overeenstemt met de uiterste wil van erflaatster op het moment van dier overlijden.

4.9.

Het voorgaande betekent dat er geen aanleiding is om de in artikel 4:94 en 4:109 lid 1 BW vermelde vormvereisten voor de uiterste wil buiten toepassing te laten. Anders dan [eisende partij] heeft betoogd acht de rechtbank de omstandigheden in deze zaak niet dusdanig uitzonderlijk dat op grond van de redelijkheid en billijkheid van deze vormvereisten kan worden afgeweken. De door [eisende partij] aangevoerde omstandigheden met betrekking tot de langdurige relatie tussen haar en erflaatster en het ontbreken van bekende erfgenamen kunnen – wat daar ook van zij – niet tot een ander oordeel leiden.

4.10.

Het concept-testament geldt gelet op het voorgaande niet als wettig opgemaakt notarieel testament van erflaatster, zodat het versterferfrecht van toepassing is. [eisende partij] heeft op grond daarvan niet te gelden als enig erfgenaam van erflaatster. De primaire en subsidiaire vorderingen zullen daarom worden afgewezen.

Geen natuurlijke verbintenis

4.11.

Voorts stelt [eisende partij] dat sprake is van een natuurlijke verbintenis, die is omgezet in een rechtens afdwingbare verbintenis. [gedaagde partij] betwist gemotiveerd dat sprake is van een natuurlijke verbintenis. Voor zover al sprake zou zijn van een natuurlijke verbintenis, is er geen omzettingsovereenkomst. Daarmee is in ieder geval geen sprake van een rechtens afdwingbare verbintenis.

4.12.

Op grond van artikel 6:3 lid 2 aanhef en onder b BW bestaat een natuurlijke verbintenis wanneer iemand jegens een ander een dringende morele verplichting heeft van zodanige aard dat naleving daarvan, ofschoon rechtens niet afdwingbaar, naar maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt. Of sprake is van een dringende morele verplichting als in dit artikel bedoeld, moet naar objectieve maatstaven worden beoordeeld, waarbij de omstandigheden van het geval bepalend zijn.

4.13.

[gedaagde partij] heeft het bestaan van een natuurlijke verbintenis gemotiveerd betwist en daartoe verwezen naar het feit dat partijen hun voorgenomen huwelijk niet hebben uitgevoerd, dat er geen geregistreerd partnerschap of samenlevingsovereenkomst was en dat [eisende partij] de huurovereenkomst voor haar eigen huurwoning altijd door heeft laten lopen. [eisende partij] heeft geen verklaring voor deze omstandigheden kunnen geven, anders dan dat zij en erflaatster dachten meer tijd te zullen hebben. Dat is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende om te kunnen verklaren dat niets van de bedoeling van erflaatster op papier is gezet, geen sprake is van een huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenlevingsovereenkomst en [eisende partij] ook haar eigen huurwoning heeft aangehouden. Dat sprake is geweest van een langdurige relatie van 40 jaar, zoals [eisende partij] heeft aangevoerd, maakt dit niet anders. Dit geldt temeer nu erflaatster een lang ziekbed heeft gekend, gedurende welke periode zij kennelijk tóch geen aanleiding heeft gezien haar door [eisende partij] gestelde wil om [eisende partij] verzorgd achter te laten goed te registreren. Daaruit blijkt een ongerijmdheid die naar het oordeel van de rechtbank naar objectieve maatstaven in de weg staat aan het aannemen van een dringende morele verplichting van erflaatster jegens [eisende partij] . Het feit dat [eisende partij] erflaatster tijdens haar ziekte heeft verzorgd en zelf een spiegelbeeldig concept-testament heeft opgesteld is, hoeveel liefde daaruit ook moge blijken, op zichzelf onvoldoende om vervolgens een dringende morele verplichting van erflaatster jegens [eisende partij] te doen ontstaan om [eisende partij] na de dood van erflaatster verzorgd achter te laten. Ook de meer subsidiaire vordering zal daarom worden afgewezen.

Proceskosten

4.14.

Gelet op de langdurige relatie tussen [eisende partij] en erflaatster en de aard van deze zaak ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5De beslissing

De rechtbank

5.1.

wijst de vorderingen van [eisende partij] af,

5.2.

compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mrs. A.A. Roodenburg, D. Vergunst en M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.

RG/AR/VG/MS



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733