Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 06-02-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:847

Datum publicatie20-03-2024
Zaaknummer200.331.010
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenMeerderjarigenbescherming; Bewind;
Familieprocesrecht; Belanghebbende
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Betrokkene (B) is door de Ktr op verzoek van kleinzoon onder bewind gesteld. Kk van B gaan daarvan in hoger beroep, want die waren niet als belanghebbende in eerste aanleg aangemerkt. Hof acht dit onjuist ogv Art. 798 lid 2 Rv. Dat B geen contact heeft met haar kinderen, wat zij overigens betwisten, maakt niet dat zij formeel geen belanghebbenden zijn bij verzoek onderbewindstelling. Gebrek wordt geheeld door behandeling in HB. Hof wijst verzoek af, wegens gebrek aan noodzaak onderbewindstelling Art. 1:431 lid 1 BW.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.331.010

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10419245)

beschikking van 6 februari 2024

inzake

[verzoeker1] ,

wonende te [woonplaats1] ,

verder te noemen: [verzoeker1] ,

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats1] ,

verder te noemen: [verzoekster] ,

en

[verzoeker2] ,

wonende te [woonplaats1] ,

verder te noemen: [verzoeker2] ,

verzoekers in hoger beroep,

tezamen verder – ook - te noemen: de verzoekers of de kinderen,

advocaat: mr. N.J. Hos te Amersfoort.

Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

[naam1] ,

wonende te [woonplaats2] ,

verder te noemen: [naam1] ,

[naam2] ,

wonende op een bij het hof bekend adres,

verder te noemen: [naam2] ,

advocaat: mr. Ç. Türkeli te Den Haag,

[naam3] ,

wonende te [woonplaats2] ,

verder te noemen: [naam3] ,

en

[naam4] ,

wonende te Turkije,

verder te noemen: [naam4] .

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Utrecht) van 19 mei 2023, uitgesproken onder zaaknummer 10419245, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 15 augustus 2023.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 28 december 2023 tezamen met de behandeling in de zaak met nummer 200.331.029 (mentorschap) plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:

  • [verzoeker2] en [verzoekster] , bijgestaan door hun advocaat;

  • [naam1] , bijgestaan door een tolk Turkse taal;

  • de advocaat van [naam2] en

  • [naam3] , bijgestaan door een tolk in de Turkse taal.

Hoewel behoorlijk opgeroepen is [naam4] niet verschenen.

3De feiten

3.1

[naam1] is [in] 1948 in [plaats1] , Turkije geboren. Zij is [in] 1966 gehuwd met [naam3] . [verzoeker1] , [verzoekster] , [verzoeker2] en [naam4] zijn de kinderen van [naam1] en [naam3] . [naam2] is de zoon van [verzoeker1] en derhalve de kleinzoon van [naam1] (en [naam3] ).

3.2

Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 16 maart 2023, heeft [naam2] verzocht wegens de lichamelijke of geestelijke toestand van [naam1] een bewind in te stellen over de goederen die haar (zullen) toebehoren en om hemzelf tot bewindvoerder te benoemen.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [naam2] toegewezen en de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [naam1] onder bewind gesteld wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand en [naam2] tot bewindvoerder benoemd.

4.2

De verzoekers zijn het niet eens met die beslissing en zijn met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

Zij verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:

primair het verzoekt tot onderbewindstelling alsnog af te wijzen en

subsidiair - als het bewind in stand blijft - [verzoeker2] dan wel een door het hof te benoemen bewindvoerder tot bewindvoerder te benoemen, kosten rechtens.

5De motivering van de beslissing

5.1

Het hof zal eerst de grief van de verzoekers, inhoudende dat zij in eerste aanleg ten onrechte niet als belanghebbenden zijn aangemerkt, bespreken.

Op grond van artikel 798 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn in zaken van onderbewindstelling de echtgenoot en de kinderen van degene wiens goederen het in te stellen bewind betreft belanghebbenden. De enkele stelling van [naam2] dat [naam1] geen contact heeft met haar kinderen, hetgeen de kinderen overigens betwisten, maakt dat naar het oordeel van het hof niet anders. De rechtbank had de kinderen derhalve dienen aan te merken als belanghebbende(n) en hen dienen op te roepen. Nu de verzoekers in eerste aanleg niet als belanghebbenden zijn aangemerkt, hebben zij -ondanks hun wens gehoord te worden- hun standpunten ten aanzien van het verzoek in eerste aanleg niet kenbaar kunnen maken. Het hof is van oordeel dat de verzoekers daardoor ernstig in hun belangen zijn geschaad.

Hoger beroep is echter ook een gelegenheid om fouten en verzuimen in eerste aanleg te herstellen. Het hof heeft de verzoekers in de gelegenheid gesteld om tijdens de mondelinge behandeling te worden gehoord en om hun standpunt(en) kenbaar te maken. Hoewel deze grief van de verzoekers dus terecht is voorgesteld, leidt dat niet tot vernietiging van de bestreden beschikking.

de noodzaak van onderbewindstelling

5.2

Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van:

  1. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel

  2. verkwisting of het hebben van problematische schulden,

tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.

5.3

Voor het hof is op basis van het summiere proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg onduidelijk waar de kantonrechter het oordeel op baseert dat het instellen van een bewind over de goederen die [naam1] (zullen) toebehoren nodig is. Zowel uit de stukken als uit wat tijdens de mondelinge behandeling bij het hof naar voren is gekomen blijkt die noodzaak niet. Tijdens die mondelinge behandeling is gebleken dat [naam3] de financiële zaken van [naam1] en hem regelt en dat de kinderen hem indien nodig daarbij helpen. [naam1] , [naam3] en de kinderen hebben allen verklaard dat dit goed gaat, zodat het hof constateert dat een bewind niet nodig is. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het bewind ook niet wordt uitgevoerd.

5.4

Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek van [naam2] tot het instellen van een beschermingsbewind ten behoeve van [naam1] met benoeming van hemzelf tot bewindvoerder alsnog afwijzen.

6De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Utrecht, van 19 mei 2023 en opnieuw beschikkende:

wijst het verzoek van [naam2] tot het instellen van een beschermingsbewind ten behoeve van [naam1] met benoeming van hemzelf tot bewindvoerder alsnog af;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en E. de Boer, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 6 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733