Rechtbank Zeeland-West-Brabant 06-03-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:1584

Datum publicatie14-03-2024
ZaaknummerC/02/418756 / FA RK 24-531
ProcedureRekestprocedure
ZittingsplaatsMiddelburg
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen;
Jeugdbescherming / Jeugdwet;
Familieprocesrecht; Ontvankelijkheid
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Man verzoekt bij wijze van provisionele voorziening wijziging hoofdverblijf en vervangende toestemming inschrijving school. GI niet-ontvankelijk in verzoek met betrekking tot (voorwaardelijke) beëindiging OTS; onvoldoende samenhang met verzoeken man. Geschillen over de gezamenlijke gezagsuitoefening zijn iets anders dan een kinderbeschermende maatregel. Deze onderwerpen hebben ieder een aparte rechtsingang en een ander procesrecht. Bovendien is in het eerste geval de rechtbank bevoegd en in het tweede geval de kinderrechter.

Volledige uitspraak


RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht

Middelburg

Zaaknummer: C/02/418756 / FA RK 24-531

Datum uitspraak: 6 maart 2024

beschikking betreffende provisionele voorziening

in de zaak van

[de man] (hierna: de man),

wonende te [woonplaats 1] ,

verzoeker,

advocaat: mr. G.A.P. Avontuur te Oosterhout,

tegen

[de vrouw] (hierna: de vrouw),

wonende te [woonplaats 2] ,

verweerster.

Als belanghebbende in deze procedure is aangemerkt:

-Stichting Jeugdbescherming west Zeeland, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI), gevestigd te Middelburg.

Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,

hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1Het procesverloop

1.1

De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:

- het op 2 februari 2024 ontvangen provisionele verzoek van mr. Avontuur, met bijlagen;

- het op 12 februari 2024 ontvangen verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, van de GI, met bijlagen;

- de e-mail van de vrouw van 19 februari 2024, met bijlagen.

1.2

De verzoeken zijn mondeling behandeld op 22 februari 2024. Bij die gelegenheid is verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat. Tevens waren aanwezig twee vertegenwoordigsters van de GI en een vertegenwoordigster van de Raad.

Met bijzondere toestemming van de rechtbank was voorts aanwezig mevrouw [naam 1] , werkzaam als teammanager bij de GI.

1.3

De vrouw is, hoewel behoorlijk en tijdig opgeroepen, niet verschenen.

2De feiten

2.1

Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende, thans nog minderjarige kind is geboren:

- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2014.

2.2

[minderjarige] verblijft bij de vrouw.

2.3

Voor zover in deze procedure van belang hebben de ouders in het ouderschapsplan

van 4 juni 2015 voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken het

onderstaande opgenomen:

“De ouders zijn de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen. Indien omstandigheden dit vragen, kan de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in de toekomst aangepast worden. [minderjarige] is eens per twee weken van vrijdagmiddag tot zondagmiddag bij vader. In de week waarin geen omgangsweekend valt heeft de vader op donderdag gedurende enkele uren te Middelburg de zorg voor [minderjarige] . Vader draagt zorg voor het halen en brengen. Vakanties en feestdagen worden in overleg gedeeld. Als er geen andere afspraken worden gemaakt dan loopt de zorgregeling door. Op Vaderdag en vaders verjaardag is [minderjarige] bij vader, op Moederdag en moeders verjaardag is [minderjarige] bij moeder. De verjaardag van [minderjarige] wordt daar gevierd waar zij volgens de regeling is. De andere ouder kan op bezoek komen om [minderjarige] te feliciteren.”

2.4

Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 september 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd, voor het laatst tot 20 september 2024.

2.5

Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 september 2023 is, voor zover van belang in deze procedure, de volgende zorgregeling vastgesteld:

- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] , en de vader zijn gerechtigd tot het hebben van minimaal één dag in de twee weken (even weken) onbegeleid contact op een zaterdag of een zondag waarbij de GI de begin- en eindtijd van het bezoekmoment telkens met de moeder en de vader afstemt, en bij geen overeenstemming zelf beslist, met de mogelijkheid om ter bepaling van de GI en met inachtneming van het tempo van [minderjarige] het contact tussen [minderjarige] en de vader uit te breiden tot maximaal één keer in de twee weken (even weken) onbegeleid contact van vrijdag om 16.30 uur tot zondag om 16.30 uur, welke – ter beoordeling van de GI op welke wijze en wanneer – na maximaal twee maanden na het starten van het eerste bezoekmoment volledig dient te zijn opgebouwd.

- De vader haalt [minderjarige] (in de even weken) bij de moeder op voor het afgesproken bezoekmoment. De vader staat in een parkeervak bij het grasveldje tegenover het huis van de moeder. De moeder blijft bij haar deur staan. [minderjarige] zal (in het begin) door een neutraal persoon worden begeleid om van het huis van de moeder naar de auto van de vader te lopen;

- De vader brengt [minderjarige] (in de even weken) na het afgesproken bezoekmoment weer terug naar de moeder. De vader staat dan op het parkeervak bij het grasveldje tegenover het huis van de moeder. De moeder blijft bij haar deur staan. [minderjarige] zal (in het begin) door een neutraal persoon worden begeleid om van de auto van de vader naar het huis van de moeder naar te lopen;

- Tijdens de overdracht is er geen communicatie tussen ouders, totdat er afspraken zijn gemaakt bij OSB;

- Vader zal tijdens de omgangsmomenten in noodsituaties betreffende [minderjarige] zowel de moeder als de GI informeren;

- Moeder zorgt ervoor dat tijdens de omgangsmomenten voldoende kleding / sokken / ondergoed / schoolspullen / sportkleding etc. worden meegegeven aan [minderjarige] .

Daarnaast is bij deze beschikking de schriftelijke aanwijzing van de GI van 28 juni 2023

deels bekrachtigd en deels vervallen verklaard en is aan de moeder een dwangsom van

€ 250,= (tweehonderdvijftig euro) opgelegd voor iedere keer dat de moeder punt 5, 6 of 7van

de schriftelijke aanwijzing van 28 juni 2023 niet nakomt te weten – kort gezegd – voor het

niet aanwezig zijn bij OSB of de gesprekken met de jeugdbeschermers, tot een maximum

van € 2.500,= (tweeduizendvijfhonderd euro).

2.6

Op 14 februari 2024 heeft de man een bodemprocedure aanhangig gemaakt (bekend onder zaaknummer C/02/418758 / FA RK 24-533) strekkende tot wijziging van het hoofdverblijf van de [minderjarige] , het verlenen van vervangende toestemming inschrijving school, en het verlenen van vervangende toestemming voor het afnemen van een NICHD-interview bij de [minderjarige] .

3De verzoeken

3.1

De man verzoekt bij wijze van provisionele voorziening, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat:

  1. te bepalen dat [minderjarige] voorlopig, in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure, haar hoofdverblijf bij vader zal hebben;

  2. te bepalen dat de rechtbank vervangende toestemming verleent voor de inschrijving van [minderjarige] op [basisschool] , [adres] [woonplaats 1] .

3.2

De vrouw is niet in de procedure verschenen en heeft derhalve geen verweer gevoerd tegen het provisionele verzoek van de man.

3.3

De GI voert evenmin verweer tegen het provisionele verzoek van de man.

Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de GI, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] , per dagtekening van de in deze procedure te wijzen beschikking te beëindigen indien de minderjarige haar hoofdverblijfplaats bij de moeder behoudt, althans een door de rechtbank in goede justitie te wijzen beschikking.

3.4

Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4De beoordeling

4.1

Spoedonderzoek door de Raad

4.1.1

Zoals tijdens de mondelinge behandeling met de aanwezigen is besproken, acht de rechtbank zich op dit moment onvoldoende geïnformeerd om een beslissing te kunnen geven op de provisionele verzoeken van de man tot wijziging van het hoofdverblijf van de [minderjarige] en het verlenen van vervangende toestemming inschrijving school. Er is al lange tijd zeer beperkt tot vrijwel geen zicht op [minderjarige] en de opvoedsituatie bij de vrouw. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vrouw elke medewerking weigert aan de in de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 26 september 2023 vastgestelde (verlenging van de) ondertoezichtstelling van [minderjarige] en de (bovengenoemde) zorgregeling. Ook is het de rechtbank gebleken dat de GI sinds deze beschikking op verschillende manieren en meermaals tevergeefs heeft geprobeerd om met de vrouw in contact te komen. De vrouw weigert elk contact en is inmiddels met [minderjarige] naar een nog onbekende plek verhuisd. De rechtbank begrijpt voorts dat de deurwaarder er tot op heden nog niet in is geslaagd om de aan de vrouw opgelegde dwangsommen te incasseren.

4.1.2

De GI stelt dat er, ondanks deze zorgelijke ontwikkelingen, op dit moment nog geen verdergaande maatregelen zijn genomen, omdat uit het vrij beperkte zicht dat er de afgelopen tijd op [minderjarige] en de opvoedsituatie bij de vrouw thuis is geweest (voorafgaand aan de verhuizing), niet is gebleken dat er sprake was van een zodanig ernstige onveiligheid dat onmiddellijk ingrijpen gerechtvaardigd was. Ten aanzien van de situatie na de verhuizing is via de nieuwe school bekend dat [minderjarige] het goed lijkt te doen op haar nieuwe school. Daarnaast komt [minderjarige] nog bij de judo, waar er geen zorgen over haar zijn. De GI heeft meermalen multidisciplinair afgewogen of een machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader aan de orde was, maar is hiertoe niet overgegaan, vanwege het gegeven dat er geen directe zorgen over de opvoedvaardigheden van de vrouw waren en omdat een machtiging de nodige impact op [minderjarige] zal hebben. Dit neemt niet weg dat de GI wel ernstige zorgen heeft over de huidige situatie vanwege het ontbreken van zicht hierop in combinatie met de houding die de vrouw op dit moment aanneemt.

4.1.3

De man stelt dat er wel degelijk sprake is van ernstige signalen van onveiligheid over de opvoedsituatie bij de vrouw. Hij vindt het zeer zorgelijk dat de vrouw steeds verder lijkt weg te zakken in het autonome gedachtegoed dat zij is gaan aanhangen en maakt zich zorgen over de effecten daarvan op [minderjarige] . Volgens de man lijkt de vrouw vanwege haar mentale toestand steeds verder los te komen van de realiteit, zoals onder meer blijkt uit de berichten die de vrouw naar de rechtbank en de GI stuurt, maar ook uit de berichten en foto’s die zij op Facebook plaatst en uit de boetefacturen die zij naar de GI en naar de vorige school van [minderjarige] heeft verstuurd. De vrouw is voorts, zonder toestemming van de man, met [minderjarige] verhuisd naar een onbekende plek. De man heeft wel een vermoeden waar de vrouw en [minderjarige] thans verblijven, namelijk op een vakantiepark in [plaats] . De man maakt zich tevens zorgen over de herkomst van de middelen waar de vrouw over lijkt te kunnen beschikken. Ook vindt hij de betrokkenheid van de inmiddels strafrechtelijk veroordeelde zelfbenoemde jurist [naam 2] in het leven van de vrouw (en dat van [minderjarige] ) zorgelijk. Daarnaast is het sociaal isolement van [minderjarige] en de vrouw waar in de beschikking van september 2023 al over werd gesproken nog verder toegenomen nu de vrouw volgens de man ook het contact met haar eigen moeder en zus heeft verbroken. De man zag zich vanwege al deze zorgen en het gebrek aan handelen van de GI, maar met name omdat hij al zo lange tijd geen contact meer heeft gehad met [minderjarige] , genoodzaakt om de voorliggende verzoeken in te dienen. Mocht de rechtbank de verzoeken toewijzen, dan dient er een heel goed veiligheidsplan te worden opgesteld voor [minderjarige] , de man en zijn gezin. De man verwacht dat de vrouw zich net als nu het geval is, niet aan de beschikking zal houden en is van mening dat er maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat het contact tussen de vrouw en [minderjarige] veilig kan verlopen. De man heeft er geen vertrouwen in dat de vrouw haar medewerking (deze keer wel) zal verlenen aan een (spoed)onderzoek van de Raad.

4.1.4

Namens de Raad is aangegeven dat de huidige situatie van [minderjarige] en de vrouw zeer zorgelijk is. De omstandigheid dat [minderjarige] al lange tijd wordt onttrokken aan haar vader raakt direct aan haar veiligheid. Het is daarom erg belangrijk dat er zicht komt op [minderjarige] en op de opvoedsituatie bij de vrouw, en er afspraken met de vrouw kunnen worden gemaakt. Het is van groot belang dat [minderjarige] in een veilige omgeving met haar beide ouders contact kan hebben, hetgeen ook een doelstelling van de ondertoezichtstelling betreft. Dat lukt op dit moment niet. De Raad kan op basis van de huidige informatie echter niet bepalen of een wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] , hetgeen een zeer ingrijpende beslissing voor [minderjarige] betreft en verregaande gevolgen heeft, in dit geval de oplossing is. De door de man verzochte verhuizing van [minderjarige] zal hoe dan ook traumatisch voor [minderjarige] zijn, omdat dit haar leven volledig overhoop haalt en dit gevolgen zal hebben voor haar loyaliteiten richting de vrouw en haar hechtingsrelatie met de vrouw en haar broertje. De Raad heeft vanwege de onmogelijkheid om de rechtbank op dit moment ten aanzien van de voorliggende verzoeken van advies te voorzien, aangegeven bereid te zijn om een spoedonderzoek te verrichten ten behoeve van de aanhangige bodemprocedure.

4.1.5

De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat een spoedonderzoek door de Raad geïndiceerd is voordat een beslissing kan worden gegeven op de voorliggende verzoeken. De advocaat van de man, de GI en de Raad hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven in te stemmen met een pro forma aanhouding van deze zaak, in afwachting van de uitkomst van het raadsonderzoek. Van belang is dat er zicht komt op [minderjarige] en op de opvoedsituatie van [minderjarige] bij de vrouw. De Raad voor de Kinderbescherming, locatie Middelburg zal daarom worden verzocht om een spoedonderzoek in te stellen ter beantwoording van de navolgende vragen:

- In hoeverre komt een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] , conform het verzoek van de man, tegemoet aan de belangen van de [minderjarige] ?

- In hoeverre komt een wijziging van school voor [minderjarige] , conform het verzoek van de man, tegemoet aan de belangen van de [minderjarige] ?

- Wordt de door de man (in de aanhangige bodemprocedure, bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/418758 / FA RK 24-533) verzochte afname van een NICHD-interview bij [minderjarige] in het belang van de [minderjarige] geacht?

4.1.6

In afwachting van de rapportage van de Raad zal de behandeling van de zaak worden aangehouden. De Raad heeft desgevraagd aangegeven dat de verwachte duur van het spoedonderzoek twee maanden bedraagt. De rechtbank zal de zaak daarom aanhouden tot de mondelinge behandeling van [datum] 2024 om [uur]. De rechtbank zal de provisionele verzoeken van de man tijdens deze mondelinge behandeling gelijktijdig met de reeds bij de rechtbank aanhangige bodemprocedure (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/418758 / FA RK 24-533) behandelen. De rechtbank ziet gelet op de aard en de complexiteit van de zaak aanleiding om de beide zaken voor de (verdere) inhoudelijke behandeling en beslissing te verwijzen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.

4.2

Zelfstandig verzoek GI

4.2.1

Ten aanzien van het zelfstandig verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te beëindigen ingeval het provisionele verzoek van de man om het hoofdverblijf van [minderjarige] te wijzigen niet wordt toegewezen, overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 282 lid 4 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) mag het verweerschrift een zelfstandig verzoek bevatten, mits dit betrekking heeft op het onderwerp van het oorspronkelijke verzoek. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de GI onvoldoende samenhang heeft met de verzoeken van de man. Het verzoek van de man om bij wege van provisionele voorziening het hoofdverblijf van [minderjarige] te wijzigen en vervangende toestemming voor inschrijving van [minderjarige] op school te verlenen betreft een geschil omtrent de gezamenlijke gezagsuitoefening, hetgeen een ander onderwerp is dan het verzoek van de GI tot het beëindigen van de ondertoezichtstelling, dat ziet op een kinderbeschermende maatregel. Deze onderwerpen hebben volgens de wet ieder een aparte rechtsingang, een ander procesrecht en daarnaast geldt dat in het eerste geval de rechtbank en in het tweede geval de kinderrechter bevoegd is. De rechtbank concludeert daarom dat het zelfstandig verzoek van de GI onvoldoende connexiteit heeft met de verzoeken van de man. Gelet daarop wordt de GI op basis van artikel 282 lid 4 Rv niet-ontvankelijk verklaard in het zelfstandig verzoek.

5De beslissing

De rechtbank:

5.1

verklaart de GI niet-ontvankelijk in het verzoek met betrekking tot de (voorwaardelijke) beëindiging van de ondertoezichtstelling;

5.2

verwijst deze zaak en de reeds bij de rechtbank aanhangige bodemprocedure met zaaknummer C/02/418758 / FA RK 24-533 voor (verdere) behandeling en beslissing naar de meervoudige kamer van deze rechtbank;

5.3

verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming locatie Middelburg een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven onder r.o. 4.1.5 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport twee weken voorafgaand aan de hierna te noemen mondelinge behandeling bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaat van de man, de vrouw en de GI;

5.3

houdt de behandeling van deze zaak en de reeds bij de rechtbank aanhangige bodemprocedure met zaaknummer C/02/418758 / FA RK 24-533 aan tot de mondelinge behandeling van [datum] 2024 om [uur] , welke zal worden gehouden in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, Kousteensedijk 2, 4331 JE;

5.4.1

bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die

mondelinge behandeling van [datum] 2024 om [uur] voor de beide zaken, voor de advocaat van de vader, de moeder, de Raad en de GI;

5.5

behoudt zich iedere verdere beslissing voor.

Deze beschikking is gegeven door mr. Zuijdweg, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.

Mededeling van de griffier:

Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:

  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het

gerechtshof ’s-Hertogenbosch.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733