Essentie (redactie)
Kort geding vader om vervangende toestemming kind op korfbal in te schrijven. Spoedeisend belang vader aangenomen, nu kind al geruime tijd wekelijks zonder toestemming moeder naar korfbal gaat en kwestie ouders haar belast. Vordering zelf afgewezen: weliswaar gezagskwestie, maar voortdurende strijd tussen ouders (meer dan 20 procedures) ernstiger ontwikkelingsbedreiging voor kind dan al dan niet mogen doorgaan met korfbal. Niet vast te stellen dat vervangende toestemming in belang kind is. Proceskosten voor vader.
Datum publicatie | 24-11-2023 |
Zaaknummer | C/02/414587 / KG ZA 23-483 |
Procedure | Kort geding |
Zittingsplaats | Breda |
Formele relaties | Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2024:3062 |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Kinderen; Gezag; Jeugdbescherming / Jeugdwet; Familieprocesrecht; Proceskosten |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Kort geding. Aanmelding minderjarige bij de korfbalvereniging is een gezagsbeslissing en behoeft dus in beginsel de instemming van beide ouders met gezag. Aangezien de ouders hierover geen overeenstemming hebben en de aanmelding niet in het belang van de minderjarige noodzakelijk is, wijst de voorzieningenrechter de vordering tot vervangende toestemming af.Volledige uitspraak
vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANTTeam Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaakgegevens: C/02/414587 / KG ZA 23-483
Vonnis in kort geding van 20 november 2023
in de zaak van
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat: mr. N. Schuerman te Rotterdam,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. L.J.H.M. Achten te Zwolle.
De kinderrechter merkt als informant in deze procedure aan:
de gecertificeerde instelling STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST,
locatie Dordrecht, hierna te noemen: de GI.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, de voorzieningenrechter over de vorderingen geadviseerd.
1De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
-
de betekende dagvaarding, met producties;
-
de brief van 2 november 2023 van de GI, met producties;
-
de brief van 6 november 2023 van mr. Achten, met producties;
-
de brief van 7 november 2023 van mr. Schuerman, met producties;
-
de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotities van mr. Achten.
Op 8 november 2023 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen en heeft de voorzieningenrechter gehoord:
-
de man, bijgestaan door mr. Schuerman;
-
de vrouw, bijgestaan door mr. Achten;
-
een vertegenwoordigster namens de Raad.
Hoewel daartoe correct opgeroepen, is de GI, met bericht van afmelding, niet verschenen.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling, op 1 november 2023, heeft [minderjarige 1] haar mening over de vorderingen kenbaar gemaakt tijdens een gesprek met de voorzieningenrechter.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2De feiten
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Tijdens deze relatie zijn de nu nog minderjarige kinderen van partijen geboren:
-
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2015 te [plaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2019 te [plaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
[minderjarige 1] heeft haar hoofdverblijf bij de man en [minderjarige 2] heeft zijn hoofdverblijf bij de vrouw.
Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 12 februari 2021 is in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] steeds iedere twee weken eerst van maandagochtend 9.00 uur tot woensdagochtend 9.00 uur bij de man verblijven, van woensdagochtend 9.00 uur tot zaterdagochtend 9.00 uur bij de vrouw, vervolgens van zaterdagochtend 9.00 uur tot donderdagochtend 9.00 uur bij de man en ten slotte van donderdagochtend 9.00 uur tot maandagochtend 9.00 uur bij de vrouw. Voormelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is bekrachtigd bij beschikking van het gerechtshof Den Haag van 23 februari 2022.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn onder toezicht gesteld van de GI, laatstelijk tot 10 augustus 2024.
3De vorderingen
De man vordert bij vonnis in kort geding, zover mogelijk uitvoerbaar:
I. om aan de man vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven als lid bij de [sportvereniging] te [plaats 1] alwaar zij ingedeeld kan worden in een korfbalteam en trainingen en wedstrijden kan volgen en andere activiteiten van de vereniging kan bijwonen;
II. de vrouw in de kosten van deze procedure te veroordelen.
Namens en door de man is daartoe, samengevat, aangevoerd dat hij [minderjarige 1] , nadat zij een aantal proeflessen heeft gevolgd, medio augustus 2023 voorwaardelijk heeft aangemeld bij de korfbalvereniging, maar dat de vrouw als medegezaghebbende ouder blijft weigeren om die aanmelding definitief te maken. Dit ondanks het feit dat de vrouw wel heeft meegedeeld aan de man in haar mail van 19 september 2023 dat de (proef)training van het korfbal leuk was om te zien. Ook schrijft de vrouw van mening te zijn dat [minderjarige 1] een actieve teamsport zou moeten doen, dit is goed voor [minderjarige 1] .
De man heeft [minderjarige 1] zonder toestemming van de vrouw voorlopig aangemeld bij de korfbalvereniging, omdat het korfbalseizoen en de teamvorming aan het begin van het schooljaar van start gingen en [minderjarige 1] anders mogelijk niet meer geplaatst kon worden in het team met haar vriendinnetjes en klasgenootjes. De man vindt het van belang dat [minderjarige 1] kan blijven sporten bij de korfbalvereniging, omdat zij daar in teamverband, met vriendinnetjes en klasgenootjes, deelneemt aan een actieve sport. [minderjarige 1] vindt het korfballen bovendien erg leuk. De man betwist dat de korfbaltrainingen en -wedstrijden, naast de dansles die zij volgt, te veel van haar zouden vragen. In het verleden heeft zij naast dansles namelijk ook deelgenomen aan zwemles. Daarbij is ontspanning in de vorm van sport en beweging juist in het belang van [minderjarige 1] . De man acht het daarom in het belang van [minderjarige 1] om haar nu definitief aan te melden bij de korfbalvereniging. De vrouw heeft tot nu toe geen steekhoudende argumenten aangevoerd om haar toestemming te weigeren.
Het is partijen in het kader van het traject dat zij momenteel doorlopen bij het Centrum voor Gezinsbehandeling in [plaats 1] (CGB) en tijdens de onderlinge gesprekken met hun advocaten tot nu toe niet gelukt om hierover overeenstemming te bereiken. De GI houdt zich bovendien afzijdig en verwijst partijen naar voormeld traject bij het CGB. Echter, de man heeft er geen vertrouwen meer in dat partijen er samen uit kunnen komen. In de afgelopen jaren is het hen over allerlei onderwerpen die de minderjarigen aangaan niet gelukt om in goed onderling overleg gezagsbeslissingen te nemen.
Omdat [minderjarige 1] als gevolg van de voortdurende onduidelijkheid over de vraag of zij bij de korfbalvereniging mag blijven wordt belast en om te voorkomen dat zij haar plek in het team, waarbij zij met toestemming kan aansluiten, kwijtraakt, heeft de man spoedeisend belang bij zijn vordering om [minderjarige 1] nu definitief aan te melden bij de korfbalvereniging. De man zag zich daarom genoodzaakt om deze kortgedingprocedure te starten. Omdat de man daartoe in het verleden al meermaals genoodzaakt was, daar de vrouw misbruik maakt van haar ouderlijk gezag en daarbij de belangen van de kinderen veronachtzaamt in de kennelijke strijd die zij voert met de man, verzoekt de man om de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure. Indien de man in het ongelijk wordt gesteld, zo heeft hij tijdens de mondelinge behandeling aangegeven, vindt hij dat hij in de kosten van deze procedure dient te worden veroordeeld.
De vrouw voert verweer tegen de vorderingen van de man en concludeert (primair) tot niet-ontvankelijkheid van de man in die vorderingen, dan wel (subsidiair) tot afwijzing daarvan. Daartoe is namens en door de vrouw, samengevat, aangevoerd dat de kwestie tussen partijen over de aanmelding van [minderjarige 1] bij de korfbalclub zich niet leent voor een inhoudelijke behandeling in kort geding, maar dient te worden voorgelegd aan de rechtbank in een bodemprocedure in het kader van geschilbeslechting bij gezamenlijk gezag op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarnaast wordt betwist dat de man spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, ook al is het korfbalseizoen al begonnen. [minderjarige 1] gaat namelijk al naar dansles waardoor zij voldoende lichaamsbeweging heeft. De vrouw acht het definitief aanmelden van [minderjarige 1] bij de korfbalvereniging ook niet in haar belang. Zij vindt namelijk dat [minderjarige 1] in alle vrijheid moet kunnen onderzoeken welke sport het beste bij haar past. Tegen de vrouw heeft [minderjarige 1] het ook over andere sporten dan korfbal. Voor [minderjarige 1] wordt het ook teveel om naast dansles driemaal per week te korfballen. De vrouw heeft grote zorgen over de belasting van [minderjarige 1] , nu recentelijk is gebleken dat zij erg veel last heeft van de spanningen die er tussen de ouders zijn. De vrouw vindt dat beide partijen in het kader van het traject bij het CGB dienen in te zetten op het verbeteren van de onderlinge communicatie en samenwerking. Partijen moeten samen een beslissing nemen. In plaats daarvan is de man deze kortgedingprocedure gestart. Om die reden ziet de vrouw geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in familierechtelijke zaken dat de kosten van partijen tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt indien zij in het ongelijk wordt gesteld.
Op de overige stellingen van partijen en de adviezen van de GI en de Raad zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
4De beoordeling
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Spoedeisend belang bij een voorziening heeft de eiser van wie niet kan worden gevergd dat hij een bodemprocedure afwacht. Het inschrijven van een minderjarige bij een sportclub levert, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, in beginsel onvoldoende spoedeisend belang op. Echter, [minderjarige 1] gaat momenteel al geruime tijd wekelijks zonder de daartoe benodigde toestemming van de vrouw naar de korfbalvereniging. Nu deze kwestie tussen partijen instaat en [minderjarige 1] wordt belast als gevolg van de daarmee gepaard gaande spanningen, vindt de voorzieningenrechter het van belang dat hier nu duidelijkheid over ontstaat en dat die belasting voor [minderjarige 1] wordt weggenomen. De voorzieningenrechter zal daarom aannemen dat de man voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
Uitgangspunt in dit kort geding is dat partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] hebben. Dit betekent dat partijen over en weer toestemming moeten vragen over belangrijke aangelegenheden die [minderjarige 1] aangaan. Als de toestemming door de andere ouder niet wordt gegeven, kan het geschil op grond van artikel 1:253a BW worden voorgelegd aan de (voorzieningen)rechter en kan vervangende toestemming van de rechter worden gevraagd.
In het vonnis in kort geding van 21 juni 2023 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is beslist over een eerder geschil tussen partijen over de (dubbele) aanmelding/ het laten meetrainen van de kinderen bij een zwemschool dan wel sportclub. In dat vonnis is een juridisch kader gegeven voor dergelijke zaken dat ook ten aanzien van dit geschil geldt.
De voorzieningenrechter heeft daar, voor zover hier nu van belang, overwogen dat de aanmelding van een kind bij een zwemschool/sportclub niet valt aan te merken als een kleine dagelijkse beslissing, maar als een beslissing van enig belang en dus als een gezagsbeslissing. Het laten meetrainen bij een sportclub waar een kind (nog) niet als lid is aangemeld, is ook als zodanig aan te merken nu er sprake is van het onder verantwoordelijkheid van de club en het in clubverband wekelijks meetrainen door het kind. Bij het ontbreken van toestemming van de andere gezagdragende ouder dan wel vervangende toestemming van de rechtbank, is een ouder niet gerechtigd tot aanmelding van een kind bij een sportclub dan wel het laten meetrainen bij die club. Door een kind toch zonder toestemming te laten meetrainen, kan bovendien gehandeld worden in strijd met het belang van het kind.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat [minderjarige 1] op 8 april 2023 en op 19 augustus 2023 heeft deelgenomen aan een proefles (clinic) bij de korfbalvereniging. Vervolgens heeft zij op 21 augustus 2023 voor het eerst deelgenomen aan een korfbaltraining. De man stelt dat hij op 22 augustus 2023 aan de vrouw per e-mail onder meer het volgende heeft verzocht:
“Ik heb al vaker aangegeven dat ik het belangrijk voor [minderjarige 1] vindt als ze een teamsport gaat doen en dan bij voorkeur een balsport. Het is algemeen bekend dat een teamsport goed is voor je mentale en sociale ontwikkeling. Bovendien leer je bij een teamsport om goed samen te werken. Het kan verder voor [minderjarige 1] ’s conditie geen kwaad als ze op een teamsport gaat, want haar conditie is eerlijk gezegd niet zo heel goed. Wat een teamsport betreft liggen [minderjarige 1] ’s interesses voornamelijk bij voetbal of korfbal. Aangezien ze altijd graag mee wil doen met schoolkorfbal en ze ook al eens een clinic heeft gehad voor korfbal, heeft ze afgelopen zaterdag opnieuw meegedaan met een clinic korfbal. Dit is heel goed bevallen en dat vond ze heel erg leuk. Ze is vervolgens uitgenodigd om 3x vrijblijvend mee te komen trainen, om te kijken of ze het echt leuk vindt. Gisteren heeft ze de 1e van de 3 trainingen gehad. Ze was zelf zo enthousiast en vond het zo leuk, dat ze vroeg of ik haar meteen kon inschrijven. Voor [minderjarige 1] is het heel erg leuk om op korfbal te gaan. Ze gaat dan op een teamsport, krijgt meer balgevoel, gaat een betere conditie opbouwen, krijgt een nog grotere sociale kring en kan deze hobby/sport ook delen met veel van haar klasgenootjes. Want uit haar klas zitten [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] ook op korfbal. Ook haar schoolmeester van vorig jaar zit bij dezelfde korfbalvereniging. [minderjarige 1] kan dan ook mee gaan trainen op dezelfde dagen als haar klasgenootje [naam 4] (maandag en/of woensdag). Ook haar goede vriendin en oud klasgenootje [naam 5] zit op dezelfde korfbalvereniging en traint op dezelfde dagen, hetgeen ook weer voor extra enthousiasme zorgt. Wedstrijden worden op zaterdag gespeeld. Ik wil je dus vragen voor toestemming om [minderjarige 1] in te schrijven bij de korfbalvereniging in [plaats 1] . Je kunt hierbij net zoveel als mij betrokken zijn, want [minderjarige 1] is de ene woensdag bij mij en de andere woensdag bij jou, dus we kunnen beiden om en om een training op ons nemen en hetzelfde geldt voor de wedstrijden op zaterdag, waarbij zij de ene week bij jou is en de andere week bij mij. Mocht je het niet leuk vinden om met [minderjarige 1] naar de korfbal te gaan, dan ben ik bereid [minderjarige 1] te halen en te brengen, ook als dit op jouw dag(en) valt. Op die manier hoeft ze niks te missen. We hopen op je toestemming en medewerking en mocht je het leuk vinden om binnenkort een korfbaltraining te komen bekijken, dan kunnen we dat samen afspreken. Dit is voor mij geen probleem, ook niet als het op een dag valt dat [minderjarige 1] bij mij is. Mocht ik voor a.s. zondag 27 augustus niet van je vernemen, dan ga ik er vanuit dat je geen bezwaar hebt dat [minderjarige 1] in [plaats 1] op korfbal gaat en dan zal ik haar a.s. maandag in gaan schrijven.”
De man stelt dat de vrouw op 22 augustus 2023 aan hem terugmailt:
“Ik zou dit punt graag met je bespreken tijdens ons gesprek bij het CGB. Je geeft aan dat je haar zonder tegenbericht inschrijft aanstaande maandag. Ik geef er nu nog geen akkoord op, omdat ik dit eerst graag met je wil bespreken.”
Als bijlage bij voormelde brief van 6 november 2023 van mr. Achten, is als productie 2 een e-mailbericht van de vrouw aan de man d.d. 19 september 2023 gevoegd. Hierin heeft de vrouw, voor zover hier nu van belang, aangegeven:
“Ik zou graag tot een overeenstemming willen komen met je omtrent de sportclubjes. Ik heb mijn onderstaande voorstel in mijn ogen vanuit het belang van de kinderen opgesteld. Ik hoop dat je je hierin kan vinden, zodat we hier geen discussies meer over hoeven te krijgen.
(..)
De (proef)training van het korfbal was leuk om te zien. Ik ben dan ook van mening dat [minderjarige 1] een actieve team sport zou moeten doen. Dit is goed voor haar. Wel hoor ik [minderjarige 1] ook over meerdere sporten. Ik zou eerst graag de komende tijd willen kijken wat [minderjarige 1] nou zelf echt graag zou willen. Op die leeftijd willen ze van alles. Ik stel voor dat we haar de komende tijd een aantal proeflessen laten doen voor verschillende sporten. Ze heeft het bijvoorbeeld ook gehad over basketbal. Vind je het goed als ik een proefles basketbal organiseer? Wellicht kan jij dan met haar kijken voor een proefles bij een andere sport.
(..)
Ik verzoek je om te wachten op het officieel aanmelden van de kinderen tot we samen overeenstemming hebben bereikt. Dit om onduidelijkheid voor de kinderen te voorkomen. In het kader van water bij de wijn doen, vertrouw ik erop dat we er op deze manier uit kunnen komen. Wel vind ik het dan belangrijk dat dit geen eenrichtingsverkeer gaat zijn, want dan zal ik mijn voorstel heroverwegen.
(..)”
Als bijlage bij voormelde brief van 6 november 2023 van mr. Achten, is als productie 3 een e-mailbericht van de vrouw aan de man d.d. 20 september 2023 gevoegd. Hierin heeft de vrouw aangegeven:
“Ik zal kort zijn, ik geef op dit moment nog geen toestemming voor het korfballen en het voetballen. Wij dienen het eerst met elkaar eens te worden. Ik vind het belangrijk dat we ons goed oriënteren wat de kinderen zelf willen doen en ik wil hier ruimte voor maken. Dit heeft geen haast. Het voetballen heb je er zelf doorheen gedrukt, zonder toestemming van mij. Indien jij er toch voor kiest om dit wederom proberen door te drukken via een rechtbank, dan sta ik daar niet achter maar ik laat die keuze bij jou. Ik ben van mening dat er ruimte moet zijn voor oriëntatie voor sportclubjes van de kinderen. Mijn voorstel is niet gebaseerd op alleen maar sporten bij mij in de buurt, integendeel zelfs.”
De man stelt dat hij op 21 september 2023 aan de vrouw heeft laten weten geen voorstander te zijn van langer uitstel en vraagt opnieuw om toestemming voor de inschrijving van [minderjarige 1] bij de korfbalvereniging, waarop de vrouw diezelfde dag opnieuw aangeeft dat zij (nog) geen akkoord geeft voor korfbal. De man stelt vervolgens een ultimatum tot de eerstvolgende maandag 12.00 uur. Bij geen overeenstemming volgt er een nieuw kort geding, aldus de man. De vrouw geeft geen akkoord voor de inschrijving.
In haar verzoekschrift d.d. 26 september 2023 schrijft de GI onder meer het volgende:
“Het is voor de ouders ondanks de intensieve inzet van JBW nog altijd moeilijk om de strijd te staken en op neutrale wijze te communiceren. Ouders hebben nog nooit een ouderschapsplan gehad en er dienen afspraken gemaakt te worden om de rust terug te krijgen, bijvoorbeeld over vakanties en sporten van de kinderen. Met name rondom de sportclubs kon de strijd hierover verhevigen en is er noodgedwongen ook teruggegrepen op de rechtbank. Zie beschikking die hierover is opgemaakt d.d. 21 juni 2023. Het is duidelijk gemaakt dat gezaghebbende beslissingen altijd in overleg moeten worden genomen.”
Volgende man mailt de vrouw hem op 27 september 2023:
“Voor wat betreft het korfballen, ik geef nog geen toestemming en dus ook geen akkoord voor de training. Graag eerst overeenstemming voor een extra sportclub. Dit zaait onnodige verwarring bij onze dochter. We hebben hier een zitting over gehad en dat geldt dus ook voor jou.”
Als bijlage bij voormelde brief van 6 november 2023 van mr. Achten, is als productie 6 een e-mailbericht van de korfbalvereniging d.d. 1 november 2023 gevoegd. Hierin is, voor zover hier nu van belang, aangegeven:
“Vanuit het bestuur en de jeugdcommissie is er besloten dat [minderjarige 1] mag meetrainen tot de uitspraak van de rechter bekend is van het kort geding dat 8 november 2023 dient. (..)”
De voorzieningenrechter overweegt, gezien het voorgaande, dat uit niets blijkt dat partijen tot overeenstemming zijn gekomen over de inschrijving en/of het laten deelnemen van [minderjarige 1] aan trainingen bij de korfbalvereniging. Ondanks dat de vrouw meermaals ondubbelzinnig heeft aangegeven dat zij niet instemt met het inschrijven en/of het laten deelnemen van [minderjarige 1] aan trainingen bij de korfbalvereniging, laat de man [minderjarige 1] sinds 21 augustus 2023 en tot heden wekelijks deelnemen aan korfbaltrainingen. De man handelt hiermee dus in beginsel in strijd met het belang van [minderjarige 1] , met name nu de voorzieningenrechter partijen in het vonnis van 21 juni 2023 hierop expliciet heeft gewezen.
De voorzieningenrechter ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het belang van [minderjarige 1] het vergt dat er alsnog vervangende toestemming dient te worden verleend voor het aanmelden van [minderjarige 1] bij de korfbalvereniging.
[minderjarige 1] heeft tijdens het gesprek met de voorzieningenrechter, samengevat, aangegeven dat zij korfbal tot nu toe de leukste sport vindt die zij heeft geprobeerd, ook omdat zij samen met vriendinnen korfbalt.
Namens de GI is in voormelde brief aan de rechtbank van 2 november 2023, samengevat, aangegeven dat in het verleden tussen ouders een veelvoud aan rechtszaken en juridische geschillen is aangespannen. Zij hebben zeker wel wat duidelijkheid en soms ook gerechtigheid gebracht, maar vooralsnog geen duurzame oplossing geboden. Het draagt in zijn algemeenheid niet bij aan het doorbreken van het destructieve patroon tussen ouders (met ieder een eigen aandeel).
Gezien wordt dat de man voortdurend probeert om zaken (zoals het aanmelden van de kinderen bij een sportvereniging) te regelen, maar dat dit niet lukt. Anderzijds wordt gezien dat de vrouw de communicatie van de man als dwingend ervaart en dat zij wisselende signalen afgeeft. De GI vindt het opvallend dat het partijen niet lukt om er samen uit te komen, ondanks dat zij het er over eens zijn dat het voor [minderjarige 1] goed zou zijn om een (extra) sport te beoefenen. De GI stelt vast dat de strijd tussen partijen een ontwikkelingsbedreiging vormt voor [minderjarige 1] . Het al dan niet deelnemen aan korfbal vormt daarentegen geen ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige 1] . Een schriftelijke aanwijzing is om die reden niet gegeven. Er zijn prima voors- en tegens te bedenken bij beide standpunten.
Voor de minderjarigen acht de GI het van belang dat partijen met behulp van specialistische begeleiding (vanuit het CGB) zullen leren om op een verantwoorde wijze knopen door te hakken en te komen tot een duurzame oplossing voor de minderjarigen. Op dit moment is alle inzet en focus nodig om dit traject te laten slagen. De strijd tussen de ouders over het korfbal staat nu echter op de voorgrond en de ouders lijken hier een onnodig ingewikkeld spel van te maken.
Namens de Raad is tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, aangegeven dat de Raad de visie van de GI deelt dat partijen dienen te werken aan het onderliggende probleem, te weten de verstoorde communicatie en samenwerking tussen partijen. Indien geschilpunten tussen partijen voortdurend door anderen worden beslecht, zullen partijen bovendien onvoldoende de noodzaak voelen om aan die onderliggende problematiek te (blijven) werken. Partijen dienen met inzet van hulpverlening te werken aan het verbeteren van de onderlinge communicatie en samenwerking. Het belang van de minderjarigen staat hierbij voorop. Over de vraag of [minderjarige 1] dient te worden aangemeld bij de korfbalvereniging zal de Raad zich dan ook niet uitlaten. Indien de onderlinge communicatie en samenwerking tussen partijen niet verbetert, vraagt de Raad zich wel af of het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarigen gehandhaafd moet blijven. De Raad heeft kortom grote zorgen over de toekomst van de minderjarigen, maar niet met betrekking tot korfbal.
Gezien al het voorgaande overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Hoewel het in zijn algemeenheid in het belang van een kind te achten is om te sporten, kan zij in dit specifieke geval niet vaststellen of het in het belang van [minderjarige 1] te achten is om haar in te schrijven als lid bij de korfbalvereniging, zodat zij kan worden ingedeeld in een korfbalteam en zij kan deelnemen aan trainingen, wedstrijden en andere activiteiten van de vereniging.
Beide ouders hebben hun eigen visie op het inschrijven van [minderjarige 1] bij de korfbalclub als een tweede sport, waarbij voor elke visie begrijpelijke argumenten zijn aangevoerd.
Daarbij komt dat het al dan niet aanmelden/ meetrainen van [minderjarige 1] bij de korfbalvereniging onderdeel is geworden van de strijd tussen de ouders en daardoor niet langer onbelast is voor [minderjarige 1] . Het lukt de ouders al maandenlang niet om op dit punt tot overeenstemming te komen. Net als de GI meent de voorzieningenrechter dat deze strijd tussen de ouders is een ontwikkelingsbedreiging vormt.
De vordering van de man om hem vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven als lid bij de [sportvereniging] te [plaats 1] alwaar zij ingedeeld kan worden in een korfbalteam en trainingen en wedstrijden kan volgen en andere activiteiten van de vereniging kan bijwonen zal daarom worden afgewezen.
Aangezien voormelde vordering van de man zal worden afgewezen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure. De daartoe strekkende vordering van de man zal daarom eveneens worden afgewezen.
De voorzieningenrechter acht het in het belang van [minderjarige 1] (en [minderjarige 2] ) en de verantwoordelijkheid van partijen dat zij de onderlinge strijd staken. Gebleken is dat partijen al meer dan twintig gerechtelijke procedures zijn gestart, waarbij zij onder meer allerlei gezagskwesties aan de rechtbank hebben voorgelegd met het verzoek om die kwesties te beslechten. Partijen lijken echter niet te willen of kunnen inzien dat het probleem is gelegen in de strijd tussen de ouders en naar het oordeel van de voorzieningenrechter ligt daar ook de oplossing. Beide minderjarigen zijn nog zeer jong, dus het gezag over hen zal nog jarenlang uitgeoefend moeten worden. Het kan niet zo zijn dat de rechtbank nog jarenlang allerlei gezagsbeslissingen over de minderjarigen zal (moeten blijven) nemen, omdat het partijen niet lukt om er samen uit te komen. De voorzieningenrechter vindt het in dat licht bezien zeer zorgelijk dat de man heeft aangegeven dat hij er geen vertrouwen (meer) in heeft dat het partijen met inzet van zorg vanuit CBG zal lukken om samen tot afspraken en beslissingen over de minderjarigen te komen.
In zaken van familierechtelijke aard is het gebruikelijk dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen. Bijzondere omstandigheden kunnen in familierechtelijke zaken een proceskostenveroordeling rechtvaardigen. De voorzieningenrechter overweegt dat namens de vrouw is aangevoerd dat zij van mening is dat de kosten tussen partijen in deze procedure tussen hen dienen te worden gecompenseerd indien zij in het ongelijk wordt gesteld. Niet aangevoerd is dat zij geen kostenveroordeling verlangt indien de man in het ongelijk wordt gesteld.
In de omstandigheid dat de voorzieningenrechter slechts enkele maanden geleden ook al heeft beslist over het al dan niet aanmelden van de kinderen van partijen bij een zwemschool/ sportclub, waarbij een duidelijk juridisch kader is gegeven en proceskostenveroordelingen zijn uitgesproken, in combinatie met de nog steeds voortdurende strijd tussen partijen en het aantal gevoerde procedures (in kort geding) bij de rechtbank, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de man ambtshalve te veroordelen in de kosten van de vrouw in deze procedure, ook al heeft de vrouw dat niet expliciet gevorderd. Dit temeer nu de man [minderjarige 1] maandenlang zonder toestemming van de vrouw heeft laten deelnemen aan korfbaltrainingen, waarmee zij nu zal moeten stoppen, en daarmee niet in het belang van [minderjarige 1] heeft gehandeld. Daarbij wijst de voorzieningenrechter uitdrukkelijk op de laatste alinea van rechtsoverweging 4.9 van het vonnis van 21 juni 2023:
“De voorzieningenrechter vertrouwt erop dat beide partijen zich in het vervolg maximaal zullen inspannen om in het belang van hun kinderen redelijk, zakelijk en tijdig over aangelegenheden betreffende de gezagsuitoefening met elkaar te overleggen (zonder tussenkomst van de rechter).”
De voorzieningenrechter betrekt hierbij tenslotte dat de man tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat indien hij in het ongelijk wordt gesteld, hij vindt dat hij in de kosten van deze procedure dient te worden veroordeeld.
De door de man te betalen kosten aan de zijde van de vrouw worden begroot op:
- salaris advocaat € 697,=
- griffierecht € 314,=
-----------
- totaal € 1.011,=
Dit leidt tot de volgende beslissing.
5De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen van de man af;
veroordeelt de man in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de vrouw gevallen en tot op heden begroot op € 697,= aan salaris advocaat en € 314,= aan griffierecht (totaal € 1.011,=).
Dit vonnis is gewezen en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023 door mr. Combee, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos als griffier.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733