Hoge Raad 22-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1282

Essentie (redactie)

Cassatieberoep moeder gegrond. Moeder was bij het hof in een procedure waar het ging om gezagsbeeindiging niet verschenen. Het hof had zowel de aangetekende brief met afschrift beroepschrift en verweertermijn als de per gewone post verstuurde brief waarin moeder werd opgeroepen voor de zitting niet naar het adres van moeder verzonden, maar “p/a” de GI. GI had dit niet doorgestuurd aan moeder. Hoge Raad oordeelt dat het hof haar bij aangetekende brief had moeten oproepen voor de zitting. Vernietiging en verwijzing.


Datum publicatie22-09-2023
Zaaknummer23/00465
ProcedureCassatie
Formele relatiesConclusie: ECLI:NL:PHR:2023:698, Gevolgd; In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2022:2887, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
RechtsgebiedenCiviel recht; Burgerlijk procesrecht
TrefwoordenKinderen;
Jeugdbescherming / Jeugdwet;
Familieprocesrecht; Hoor en wederhoor
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Gezagsbeëindiging. Procesrecht. Behoorlijke oproeping.

Volledige uitspraak


HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 23/00465

Datum 22 september 2023

BESCHIKKING

In de zaak van

[de moeder],

wonende op een geheim adres,

VERZOEKSTER tot cassatie,

hierna: de moeder,

advocaat: K. Aantjes,

tegen

1. RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING ROTTERDAM,

gevestigd te Rotterdam,

VERWEERDER in cassatie,

hierna: de raad voor de kinderbescherming,

niet verschenen,

en

2. [de vader],

wonende te [woonplaats],

hierna: de vader,

3. WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

gevestigd te Amsterdam,

hierna: de GI,

BELANGHEBBENDEN in cassatie,

niet verschenen.

1Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

a. de beschikkingen in de zaken C/10/626509 / JE RK 21-2637 en C/10/627613 / JE RK 21-2819 van de rechtbank Rotterdam van 30 november 2021 en 24 februari 2022;

b. de beschikking in de zaak 200.310.781/01 van het gerechtshof Den Haag van 23 november 2022.

De moeder heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.

De raad voor de kinderbescherming, de vader en de GI hebben geen verweerschrift ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot vernietiging van de beschikking van het hof en tot verwijzing.

2Uitgangspunten en feiten

2.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) De moeder en de vader zijn ouders van een minderjarige dochter (hierna: de dochter). Zij oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de dochter.

(ii) De dochter is onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Zij verblijft bij pleegouders.

2.2

De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling van de dochter en de machtiging tot uithuisplaatsing van de dochter in een voorziening voor pleegzorg op verzoek van de GI verlengd tot 1 december 2022. Zij heeft het verzoek van de raad voor de kinderbescherming tot gezagsbeëindiging van de ouders afgewezen.

2.3

Op het hoger beroep van de raad voor de kinderbescherming heeft het hof, met gedeeltelijke vernietiging van de beschikking van de rechtbank, het gezag van de moeder en de vader over de dochter beëindigd.

Bij de mondelinge behandeling van dit beroep waren een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming, de vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. Volgens rov. 2.4 van de beschikking van het hof zijn de moeder en de pleegouders, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

3Beoordeling van het middel

3.1

Het middel komt op tegen rov. 2.4 van de beschikking van het hof en voert onder meer aan dat de moeder niet behoorlijk is opgeroepen. Zij heeft geen oproep ontvangen en is van het hoger beroep niet op de hoogte gesteld. Zij werd op enig moment met de beschikking geconfronteerd. Duidelijk is geworden dat het beroepschrift aangetekend en de oproep voor de mondelinge behandeling per gewone post ter attentie van de moeder p/a aan de GI zijn verzonden, en dat de GI deze stukken niet aan de moeder heeft doorgezonden. Nu de moeder ten onrechte niet ter zitting is gehoord, is de beschikking met schending van het beginsel van hoor en wederhoor tot stand gekomen, aldus het middel.

3.2

De klacht slaagt. Uit de in cassatie overgelegde stukken blijkt dat de door het hof aan de moeder gerichte brieven niet zijn verzonden naar het adres van de moeder. Zowel de aangetekende brief waarbij een kopie van het beroepschrift werd verstrekt en mededeling werd gedaan van de termijn voor het indienen van een verweerschrift, als de per gewone post verstuurde brief waarin de moeder werd opgeroepen voor de mondelinge behandeling, is niet verzonden naar het adres van de moeder, maar geadresseerd aan de moeder “p/a” de GI.

Nu de moeder in hoger beroep geen verweerschrift heeft ingediend, is zij voorts als niet in de procedure verschenen belanghebbende ten onrechte niet overeenkomstig het bepaalde in art. 272 Rv, dat ingevolge art. 362 Rv ook in hoger beroep van toepassing is, bij aangetekende brief opgeroepen voor de mondelinge behandeling. 1

Het voorgaande brengt mee dat de beschikking van het hof niet in stand kan blijven.

4Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 23 november 2022;

- verwijst het geding naar het gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 22 september 2023.

1

HR 21 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR3086, rov. 3.3.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733