Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 08-06-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4863

Essentie (redactie)

Het betoog van de vrouw dat er gerekend moet worden met een werkelijke woonlast van € 0 omdat man geen eigen woonruimte heeft slaagt niet. De man kan niet gratis wonen. Het is aannemelijk dat het voor korte(re) periodes huren van alle verschillende (hotel)kamers en huizen in de praktijk zelfs duurder zal uitvallen. Ook van belang is dat als nu rekening wordt gehouden met een woonlast van € 0,-, dat zou betekenen dat man - zodra hij een woning vindt - eerst in overleg met vrouw tot een verlaging van de bijdrage moet komen.


Datum publicatie26-06-2023
Zaaknummer200.322.296
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen;
Jeugdbescherming / Jeugdwet;
Alimentatie; Woonlasten bij kinderalimentatie (forfaitair)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Het hof beëindigt het gezag van de vader en belast de moeder met het eenhoofdig gezag. Het hof heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de communicatie tussen de ouders in de toekomst zal verbeteren. Het hof houdt geen rekening met een werkelijke woonlast van € 0,-, omdat de vader, ondanks dat hij geen vaste woonruimte heeft, niet gratis kan wonen.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.322.296

(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 540259 en 540262)

beschikking van 8 juni 2023

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende in [woonplaats1] ,

verzoeker in het principaal hoger beroep,

verweerder in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. G.B. van de Bunt in Putten,

en

[verweerster] ,

wonende in [woonplaats2] ,

verweerster in het principaal hoger beroep,

verzoekster in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. T. Cooman in De Meern.

Als overige belanghebbende is aangemerkt:

De gecertificeerde instelling stichting Samen Veilig Midden-Nederland,

gevestigd in Utrecht,

verder te noemen: de GI.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 20 oktober 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 19 januari 2023;

  • het verweerschrift met incidenteel hoger beroep met producties;

  • een journaalbericht van de moeder van 10 mei 2023 met producties;

  • het verweerschrift in incidenteel appel;

  • een journaalbericht van de vader van 16 mei 2023 met producties;

  • een e-mail van de GI van 24 mei 2023 en

  • een journaalbericht van de moeder van 24 mei 2023 met producties.

2.2

De mondelinge behandeling was op 26 mei 2023. Daarbij waren aanwezig:

  • de vader met zijn advocaat;

  • de moeder met haar advocaat;

  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).

3De feiten

3.1

Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest.

3.2

Partijen zijn de ouders van:

  • [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2017, en

  • [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2019.

Partijen hebben samen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .

3.3

In de beschikking van 4 november 2020 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en - onder andere - bepaald dat de vader € 308,50 per kind per maand aan kinderalimentatie moet betalen aan de moeder, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

3.4

[de minderjarige1] en [de minderjarige2] staan sinds 15 april 2022 onder toezicht van de GI.

4De omvang van het geschil

4.1

In eerste aanleg heeft de vader verzocht om de kinderalimentatie te wijzigen. De moeder heeft verzocht om het gezamenlijk gezag van de ouders te wijzigen en de moeder te belasten met het eenhoofdig gezag.

4.2

In de bestreden beschikking heeft de rechtbank – voor zover van belang:

- de beschikking van 4 november 2020 gewijzigd voor wat betreft de kinderalimentatie en beslist dat:

o de kinderalimentatie vanaf 13 juni 2022 tot 17 augustus 2022 € 61,- per kind per maand bedraagt;

o de kinderalimentatie vanaf 7 augustus 2022 € 28,- per kind per maand bedraagt;

o de vader de kinderalimentatie steeds voor de eerste van de maand moet betalen aan de moeder;

o de moeder de te veel ontvangen kinderalimentatie (voor zover aan de orde) niet hoeft terug te betalen aan de vader;

  • de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en

  • het verzoek van de moeder over het gezag afgewezen.

4.3

De vader komt met één grief in principaal hoger beroep. De grief ziet op de ingangsdatum van de wijziging van de kinderalimentatie. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen:

  • dat de kinderalimentatie vanaf 1 juli 2021 tot 17 augustus 2022 € 61,- per kind per maand bedraagt;

  • dat de kinderalimentatie vanaf 17 augustus 2022 € 28,- per kind per maand bedraagt;

  • dat de vader de kinderalimentatie steeds voor de eerste van de maand aan de moeder moet betalen;

  • waarbij primair de moeder de te veel betaalde kinderalimentatie moet terugbetalen aan de vader en waarbij subsidiair geen terugbetalingsverplichting geldt.

4.4

De moeder voert verweer in het principaal hoger beroep en vraagt het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren of zijn verzoeken af te wijzen. De moeder komt met twee grieven in incidenteel appel. Die grieven zien op de woonlasten van de vader en het gezag. De moeder verzoekt het hof:

  • de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de hoogte van de kinderalimentatie en te bepalen dat de vader € 236,- per kind per maand moet betalen vanaf 13 juni 2022, althans een zodanig bedrag en ingangsdatum als het hof juist vindt;

  • de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft het gezag en haar zelfstandig verzoek om haar te belasten met het eenhoofdig gezag, alsnog toe te wijzen.

4.5

De vader voert verweer in het incidenteel hoger beroep. Hij vraagt het hof om het incidenteel hoger beroep van de moeder af te wijzen.

5De motivering van de beslissing

Gezag

5.1

De rechter kan na de echtscheiding bepalen dat voortaan één van de ouders alleen het gezag heeft als:

  1. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, of

  2. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is (1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW)).

5.2

Het hof is van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] noodzakelijk is dat de moeder het eenhoofdig gezag krijgt.

5.3

Het hof stelt vast dat partijen een heftige voorgeschiedenis hebben met elkaar. De vader is veroordeeld voor meerdere geweldsdelicten tegen de moeder. Sinds 31 oktober 2022 heeft de vader een contactverbod voor de duur van één jaar met de moeder. De moeder heeft verteld dat zij EMDR-therapie heeft gehad om de traumatische gebeurtenissen uit haar relatie met de vader te verwerken, maar dat zij nog steeds bang voor hem is.

5.4

De GI heeft het hof per brief laten weten dat er nu geen communicatie tussen de ouders mogelijk is vanwege het contactverbod. De GI schrijft dat het – los van het contactverbod –ook de vraag is of de ouders in de toekomst na de inzet van hulpverlening wel met elkaar zullen kunnen communiceren.

5.5

Het hof stelt vast dat de ouders vanwege het contactverbod voorlopig geen hulpverlening voor hun onderlinge communicatie kunnen krijgen. Bovendien verwacht het hof niet dat de vader in staat is om zijn gedrag in de toekomst in voldoende mate te veranderen. De vader lijkt niet in te zien wat de impact van zijn gedrag is op de moeder en hij bagatelliseert de situatie. Volgens de vader is er niets aan de hand en kan hij na afloop van het contactverbod “gewoon” weer met de moeder communiceren. De GI heeft de vader geadviseerd om hulp te zoeken bij zijn emotieregulatie. De vader heeft verteld dat hij dit niet heeft gedaan, omdat hij daar geen tijd voor had. Hij stelt weliswaar dat hij van plan is dit weer op te pakken, maar hoe en wanneer hij dat gaat doen heeft hij niet verder onderbouwd. Verder stelt het hof vast dat de vader zich niet houdt aan andere afspraken en adviezen van de GI. Zo heeft de vader zonder overleg met de moeder gaatjes voor oorbellen laten schieten bij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Op de zitting heeft de vader verteld dat zijn dochters heel blij waren met hun oorbellen. De vader lijkt niet in te zien dat hij dit niet zonder overleg had moeten doen. Daarnaast heeft de vader [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op het contactmoment van 18 mei 2023 drie uur te laat terug laten gaan naar de moeder. De GI heeft de vader inmiddels een vooraankondiging van een schriftelijke aanwijzing gestuurd. De vader zal de schriftelijke aanwijzing krijgen om zich begeleidbaar op te stellen en zich aan de afspraken met de GI te houden.

5.6

Vanwege deze houding van de vader verwacht het hof niet dat de onderlinge communicatie tussen de ouders, die nodig is om samen beslissingen te nemen over de kinderen, binnen afzienbare tijd voldoende kan verbeteren. Het hof stelt bovendien vast dat tussen de ouders al vele jaren en nog steeds grote spanningen bestaan. Het is zeer waarschijnlijk dat deze spanningen hun weerslag hebben op [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en dat is niet in hun belang.

5.7

Het hof is daarom van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] noodzakelijk is dat de moeder het eenhoofdig gezag over hen krijgt. De grief van de moeder over het gezag slaagt.

Kinderalimentatie

Behoefte en draagkracht(tekort)

5.8

Partijen zijn het erover eens dat de behoefte van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] € 406,- per kind per maand is in 2022. Partijen zijn het er ook over eens dat de vader een netto besteedbaar inkomen (NBI) heeft van € 1.670,- per maand en dat de moeder een NBI heeft van € 2.258,- per maand.

5.9

Partijen zijn het niet eens over de ingangsdatum van de wijziging van de kinderalimentatie en over de woonlasten van de man. Partijen zijn het er wel over eens dat zij samen niet genoeg draagkracht hebben om in de behoefte van de kinderen te voorzien.

Draagkracht vader en forfaitaire woonlast

5.10

De moeder voert in haar grief aan dat het de rechtbank onterecht rekening heeft gehouden met de forfaitaire woonlast voor de vader. Volgens de moeder heeft de vader sinds medio 2020 geen woonlasten, omdat hij geen eigen woonruimte heeft. De moeder voert aan dat het hof daarom moet rekenen met een werkelijke woonlast van € 0,-.

5.11

De vader heeft verteld dat hij in de afgelopen jaren, nadat de voormalige echtelijke woning aan de moeder is toebedeeld, op allerlei plekken heeft verbleven. Hij heeft een tijdje gezworven, een tijdje in een hotel gezeten en veel kamers en huisjes gehuurd, via AirBnB en ook particulier en in onderhuur. De vader heeft regelmatig contant betaald, vooral omdat de onderhuur over het algemeen niet geregistreerd werd.

5.12

Het hof volgt de moeder niet in haar standpunt. Het is mogelijk dat de rechter afwijkt van het forfaitaire systeem en rekening houdt met de werkelijke woonlast van een ouder. Nodig is dan dat sprake is van een draagkrachttekort en dat de onderhoudsplichtige ouder(s) een woonlast heeft (hebben) die duurzaam lager is dan de forfaitaire woonlast. Het hof is echter van oordeel dat de vader niet een duurzaam lagere woonlast heeft. Weliswaar kan het hof niet vaststellen dat de woonlast van de vader daadwerkelijk lager is geweest dan de forfaitaire woonlast, maar de vader kan niet gratis wonen. Het hof acht aannemelijk dat het voor korte(re) periodes huren van alle verschillende (hotel)kamers en huizen in de praktijk zelfs duurder zal uitvallen.

5.13

Daarbij komt dat de vader hoopt dat hij na verloop van tijd eigen woonruimte vindt. Als het hof nu rekening houdt met een woonlast van € 0,-, zou dat betekenen dat de vader - zodra hij een woning vindt - eerst in overleg met de moeder tot een verlaging van de bijdrage moet komen. Gezien de onderlinge verhoudingen acht het hof de kans groot dat partijen niet tot overeenstemming zullen kunnen komen. De vader zal dan een procedure moeten starten om de kinderalimentatie opnieuw te wijzigen, voordat hij die woning kan betalen. Dat is niet wenselijk.

5.14

De grief van de moeder faalt dus.

Tussenconclusie

5.15

Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft gerekend met de forfaitaire woonlast. Partijen hebben verder geen grieven gericht tegen de wijze waarop de bedragen van € 61,- tot aan augustus 2022 en € 28,- vanaf 17 augustus 2022 heeft berekend. Het hof sluit daarom aan bij deze bedragen.

Ingangsdatum en terugbetalingsverplichting

5.16

De rechtbank heeft de kinderalimentatie gewijzigd met ingang van 13 juni 2022. De vader voert in zijn grief aan dat de kinderalimentatie gewijzigd had moeten worden met ingang van 1 juli 2021. Vanaf die datum is de vader zijn baan kwijt en kon hij de kinderalimentatie van € 308,50 per kind per maand niet meer opbrengen. Doordat de kinderalimentatie is gewijzigd per 13 juni 2022, heeft de vader nu een flinke betalingsachterstand. De vader heeft verteld dat het voor hem het meest belangrijk is dat hij van deze schuld afkomt. De schuld hangt de vader boven het hoofd en hij kan ook maar beperkt inlopen op de betaalachterstand. Bovendien gaat een deel van het inkomen van de vader op aan de incassokosten van het LBIO.

5.17

Het is niet in geschil dat het inkomen van de vader – en daarmee zijn draagkracht – sinds 1 juli 2021 aanzienlijk gedaald is. Indien de vader vanaf deze datum een lager bedrag aan kinderalimentatie vastgesteld had willen hebben, had het op zijn weg gelegen eerder een verzoekschrift daartoe in te dienen. Het hof ziet geen aanleiding om af te wijken van de datum die door de rechtbank is gehanteerd, te weten 13 juni 2022. Dat betekent dat de vader nog een betalingsachterstand heeft, die is ontstaan in de periode tussen 1 juli 2021 en 13 juni 2022. Op de mondelinge behandeling is verteld dat de vader weliswaar betalingen heeft gedaan, maar dat de huidige achterstand nog € 1.704,51 bedraagt. Hoewel de wens van de vader om schuldenvrij te zijn begrijpelijk is, is het hof van oordeel dat de kinderen van partijen ook behoefte hebben aan een bijdrage van de vader, te meer nu sprake is van een fors draagkrachttekort en de kosten van de kinderen reeds voor het overgrote deel bij de moeder blijven liggen.

5.19

De grief van de vader faalt dus.

6De slotsom

6.1

Het hof vernietigt de bestreden beschikking voor wat betreft het gezag en zal het verzoek van de moeder over het gezag toewijzen.

6.2

Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking voor wat betreft de kinderalimentatie

7De beslissing

Het hof:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 20 oktober 2022 voor wat betreft het gezag;

beëindigt het gezag van de vader en bepaalt dat de moeder voortaan het eenhoofdig gezag heeft over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ;

bekrachtigt de beschikking voor het overige.

Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, J.B. de Groot en P.B. Kamminga, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 8 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733