Rechtbank Gelderland 24-05-2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:3011

Datum publicatie26-05-2023
Zaaknummer10307086 BH VERZ 23-2250, 10433571 BH VERZ 23-10741 en 10510161 BH VERZ 23-17346
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZutphen
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenMeerderjarigenbescherming; Bewind
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Automatiseringssysteem SVB sluit niet aan op de taken en verantwoordelijkheden van de bewindvoerder. In het systeem kan bewindvoerder niets bepalen en niet meekijken. Daardoor is zij afhankelijk van informatieverstrekking door de gewaarborgde hulp. Deze verleent echter geen medewerking en geeft geen inzage in de stukken. Uit toelichting bewindvoerder volgt dat zij daadwerkelijk invulling geeft aan haar taken. Dit is voldoende voor toekenning van (forfaitaire) beloning, anders dan door rechthebbende betoogd.

Volledige uitspraak


RECHTBANK GELDERLAND

Team bewind en erfrecht

Zittingsplaats Zutphen

registernummer: BM 65287

zaaknummers: 10307086 BH VERZ 23-2250, 10433571 BH VERZ 23-10741 en 10510161 BH VERZ 23-17346

beschikking van de kantonrechter van 24 mei 2023

betreffende

[naam rechthebbende] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: rechthebbende,

over wiens goederen bewindvoerder is

[naam bewindvoerder] ,

correspondentieadres: [postbusnummer] ,

hierna te noemen: bewindvoerder.

De procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van:

- de brief met bijlagen van rechthebbende, ontvangen op 30 januari 2023;

- de reactie van de bewindvoerder tevens houdend zelfstandig verzoek, ontvangen op 14 februari 2023;

- het verzoekschrift met bijlagen van de bewindvoerder, ontvangen op 28 maart 2023.

De zaak is behandeld op de zitting van 20 maart 2023. Hierbij zijn rechthebbende, zijn vader en gewaarborgde hulp [naam 1] en [naam 2] , begeleider en beoogd mentor, verschenen. Namens de bewindvoerder is [naam 3] verschenen.

De feiten

Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 6 september 2018 is een bewind ingesteld over alle goederen die rechthebbende (zullen) toebehoren wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand, met benoeming van [naam bewindvoerder] tot bewindvoerder.

Rechthebbende ontvangt een persoonsgebonden budget (hierna ook: PGB) op grond van de Wet langdurige zorg (hierna ook: Wlz).

Op 11 februari 2022 heeft de kantonrechter aan de bewindvoerder machtiging verleend voor het in rekening brengen van een beloning voor het beheer van het persoonsgebonden budget van rechthebbende over 2022 in overeenstemming met het in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: de Regeling Beloning) bepaalde bedrag.

Het geschil

Rechthebbende heeft een klacht ingediend bij de kantonrechter omdat de bewindvoerder de maandelijkse vergoeding voor het PGB in rekening brengt. Volgens rechthebbende heeft de bewindvoerder daarop geen recht meer omdat zij geen werkzaamheden meer verricht in verband met het PGB. Deze worden nu verricht door de gewaarborgde hulp, zijn vader.

De bewindvoerder voert aan dat zij wel recht heeft op die vergoeding. Zij is van mening dat het haar wettelijke taak en verantwoordelijkheid is om de juiste besteding van het PGB te beoordelen. Haar verantwoordelijkheid ten aanzien van het persoonsgebonden budget is onveranderd ten opzichte van eerdere jaren, toen de vader nog geen gewaarborgde hulp was. De Sociale verzekeringsbank (hierna: SVB) hanteert een nieuwe werkwijze met een gewaarborgde hulp en een geautomatiseerd portaal. De bewindvoerder heeft geen toegang tot dat portaal. Door deze werkwijze kost het de bewindvoerder veel meer moeite om haar taak te vervullen, zeker als de gewaarborgde hulp daaraan niet meewerkt, zoals in dit geval. De bewindvoerder heeft de gewaarborgde hulp een brief gestuurd, waarin zij schrijft welke informatie zij graag van hem wil ontvangen. In het machtigingsverzoek aan de rechtbank heeft zij de omschrijving van de werkzaamheden aangepast aan de nieuwe situatie. De bewindvoerder is van mening dat zij wel in aanmerking komt voor de extra beloning, omdat zij als bewindvoerder de verantwoordelijkheid draagt, kosten heeft gemaakt en werkzaamheden heeft verricht.

Verder verzoekt de bewindvoerder de kantonrechter om aan de vader van rechthebbende, de gewaarborgde hulp, te vragen de door de bewindvoerder gevraagde informatie met de bewindvoerder te delen.

Op 28 maart 2023 heeft de bewindvoerder verzocht om machtiging voor het in rekening brengen van de beloning voor het beheer van het PGB van rechthebbende over 2023.

De beoordeling

De kantonrechter heeft de stukken gelezen en de toelichting van partijen op de zitting gehoord.

Omstandigheden

Partijen zijn het met elkaar eens dat de omstandigheden als volgt zijn:

Met ingang van 1 april 2022 werken het zorgkantoor en de SVB met een nieuw digitaal zorgportaal voor het PGB. In het zorgportaal kan de vertegenwoordiger van rechthebbende ingezonden nota’s digitaal controleren en accorderen, waarna de zorgverleners door het zorgkantoor worden betaald. De vader van rechthebbende is door het zorgkantoor aangemerkt als diens gewaarborgde hulp. Hij heeft in die hoedanigheid als enige toegang tot het zorgportaal. Het systeem kent (nog) geen mogelijkheid om naast de gewaarborgde hulp ook een mentor of bewindvoerder toegang tot het zorgportaal te verlenen. Een gewaarborgde hulp krijgt geen vergoeding voor zijn werkzaamheden.

De wettelijke regelingen en de toelichting daarop

De kantonrechter zal eerst weergeven wat de geldende wet- en regelgeving is:

Op grond van artikel 1:431 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kantonrechter een bewind voor een bepaalde of onbepaalde tijd instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.

Artikel 1: 438 BW bepaalt dat tijdens het bewind het beheer over de onder bewind staande goederen niet aan de rechthebbende maar aan de bewindvoerder toekomt. Tijdens het bewind kan de rechthebbende met medewerking van de bewindvoerder over de goederen die onder het bewind staan beschikken. Als de bewindvoerder dat weigert kan hij met machtiging van de kantonrechter daarover beschikken.

Artikel 1: 441 BW bepaalt dat de bewindvoerder de rechthebbende vertegenwoordigt. De bewindvoerder draagt zorg voor doelmatige belegging van het vermogen van de rechthebbende als dat niet besteed moet worden voor zijn verzorging. De bewindvoerder kan alle handelingen voor rechthebbende verrichten die bijdragen aan een goed bewind. Voor (onder meer) het beschikken en aangaan van overeenkomsten over een onder het bewind staand goed heeft hij toestemming van de rechthebbende of machtiging van de kantonrechter nodig, behalve als het gaat om een gewone beheersdaad of in opdracht van de rechter gebeurt.

Artikel 3 lid 5 sub c van de Regeling Beloning bepaalt dat de kantonrechter - naast de jaarbeloning - aan de bewindvoerder een beloning toekent voor het beheren van een persoonsgebonden budget van € 549,00 per jaar (tarief voor 2022 en 2023). Voor de mentor en curator geldt een zelfde bepaling.

In de algemene toelichting op de Regeling Beloning (Staatscourant 2014, 32149) staat dat de beloning een forfaitaire beloning is. “Uitgangspunt is dat de curator, bewindvoerder en mentor adequaat worden beloond voor de uitoefening van hun taken. (…) Vanwege de kosten die voor rekening van de betrokkene dan wel van de gemeente komen, is het zaak om de tijd die een vertegenwoordiger aan een betrokkene kan besteden zo effectief mogelijk in te zetten om de zelfredzaamheid van de betrokkene, waar mogelijk, te vergroten. Een adequate beloning betekent ook dat vertegenwoordigers in staat moeten worden gesteld om hun werkzaamheden in het belang van de betrokkene naar behoren uit te voeren.

De jaarbeloning geldt als gemiddelde. Het ene (…) bewind zal meer tijd vergen dan het andere. Het zal ook voorkomen dat gedurende een aantal jaren veel uren aan een betrokkene worden besteed en de volgende jaren minder dan het gemiddelde aantal uren waarop de forfaitaire jaarbeloning is gebaseerd.”

In de toelichting per artikel van de Regeling Beloning staat dat de beloning voor het beheren van een persoonsgebonden budget 7,5 keer het geldende uurtarief bedraagt. Verder staat daar:

Indien aan de rechthebbende een persoonsgebonden budget is toegekend kan de bewindvoerder daarover het beheer voeren. Indien er naast de bewindvoerder tevens een mentor is benoemd, wordt doorgaans de bewindvoerder belast met het beheer van het persoonsgebonden budget. De verantwoordelijkheid voor de kosten, het sluiten van contracten en betalen van rekeningen valt immers onder zijn verantwoordelijkheid (vgl. Aanbevelingen meerderjarigenbewind (versie 21 januari 2014), p. 5).”

Het persoonsgebonden budget is volgens de Wet langdurige zorg “een subsidie waarmee de verzekerde onder (…) gestelde voorwaarden aan hem te verlenen zorg kan inkopen”.

Rechthebbende is de verzekerde in de zin van de Wlz. Hij wordt voor het PGB de budgethouder genoemd.

Artikel 3.3.3. lid 4 Wlz bevat de verplichtingen die op de budgethouder rusten. Zo moet hij op doelmatige wijze voorzien in toereikende zorg van goede kwaliteit. Ook moet hij zelf of met hulp van een vertegenwoordiger de aan het PGB verbonden taken en verplichtingen verantwoord kunnen uitvoeren en de zorgaanbieders en mantelzorgers zo kunnen aansturen en hun werkzaamheden op elkaar kunnen afstemmen dat sprake is van verantwoorde zorg.

Nadere regels staan in het Besluit langdurige zorg (hierna ook: Blz) en de Regeling langdurige zorg (hierna ook: Rlz). In artikel 3.6.7. van het Blz staat dat regels kunnen worden gesteld voor een goede uitvoering van het PGB, onder meer over de hulp van een vertegenwoordiger, beperkingen aan de kring van vertegenwoordigers en de verantwoording en de controle. Die regels staan in de Rlz.

In de Rlz staat in artikel 1.1. de definitie van gewaarborgde hulp. Dit is “de door de verzekerde ingeschakelde hulp van een derde die instaat voor de nakoming van de aan het persoonsgebonden budget verbonden verplichtingen”. Bij die verplichtingen gaat het dan bijvoorbeeld om de verplichtingen uit artikel 3.3.3. lid 4 Wlz die hiervoor zijn opgesomd.

In de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 11 februari 2022, overwegingen 2 tot en met 4 (ECLI:NL:RBMNE:2022:478) 1 staat een beschrijving van het systeem van het PGB, de budgethouder en de gewaarborgde hulp en de taken en verplichtingen die de budgethouder heeft.

Uit artikel 5.11 van de Rlz volgt dat alleen een natuurlijk persoon gewaarborgde hulp kan worden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt echter dat ook een rechtspersoon een budgethouder kan bijstaan in het nakomen van de verplichtingen behorend bij een PGB. 2

Op grond van artikel 5.11 Rlz kan de verlening van een persoonsgebonden budget rechthebbende worden geweigerd als een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de gewaarborgde hulp onvoldoende waarborg zal bieden voor het nakomen van de voor rechthebbende aan het PGB verbonden verplichtingen.

De klacht en het machtigingsverzoek

De kantonrechter komt tot het volgende oordeel over de klacht en het machtigingsverzoek.

Voor rechthebbende is een bewind ingesteld over alle goederen die hem toebehoren of zullen toebehoren. Het aan rechthebbende verleende PGB is een aan hem toebehorend goed. Er zijn rechten en verplichtingen aan verbonden. Omdat het een deel van zijn vermogen is, valt het onder het ingestelde bewind 3.

Het beheer over de goederen van rechthebbende komt op grond van de wet alleen aan de bewindvoerder toe. Tot de taken van de bewindvoerder behoort dat zij toezicht moet houden op de inkomsten en uitgaven van rechthebbende en dat zij moet voorkomen dat nieuwe schulden ontstaan. Dat geldt ook voor de besteding van het PGB. Het is haar verantwoordelijkheid zich in te spannen om te voorkomen dat, bijvoorbeeld doordat een zorgkantoor bij rechthebbende als budgethouder tot terugvordering overgaat, nieuwe schulden ontstaan 4.

Uit de Wet-, het Besluit- en de Regeling langdurige zorg blijkt dat het de taak van de gewaarborgde hulp is om in te staan voor de nakoming van de verplichtingen van de verzekerde (dat is de budgethouder/rechthebbende) die horen bij het PGB. Hij moet ervoor zorgen dat de zorg die rechthebbende ontvangt doelmatig, toereikend, van goede kwaliteit en verantwoord is (artikel 3.3.3. lid 4 Wlz in samenhang met artikel 1.1. Rlz). Hij is niet verantwoordelijk voor het sluiten van de zorgovereenkomsten, het betalen van de rekeningen van de zorgverleners of het terugbetalen van te veel ontvangen PGB. Die verantwoordelijkheden rusten in dit geval op de bewindvoerder. Wat betreft het sluiten van de zorgovereenkomsten ligt de financiële taak bij de bewindvoerder, de zorginhoudelijke taak ligt thans nog bij rechthebbende zelf en binnenkort bij zijn mentor (artikel 1:453 BW) .

Partijen hebben toegelicht dat de betaling van de rekeningen van de zorgverleners vanuit het toegekende PGB gebeurt door de SVB. Deze gebruikt hiervoor een geautomatiseerd systeem. Dit is zo ingericht dat de budgethouder zelf (rechthebbende) of diens gewaarborgde hulp de rekeningen van de zorgverleners accordeert voordat de SVB overgaat tot betaling aan de zorgverleners. De kantonrechter constateert dat die systematiek ertoe dient te controleren of de zorg echt verleend is voordat er voor betaald wordt maar dat die voorbij gaat aan de wettelijke taak van de bewindvoerder tot beheer van het vermogen van rechthebbende en de verantwoordelijkheid daarvoor. Doordat de bewindvoerder (nog) geen toegang krijgt tot het systeem kan deze niet rechtstreeks meekijken met en controle uitoefenen over de bestedingen. De beperking in het automatiseringssysteem maakt het de bewindvoerder dus moeilijk haar taak adequaat uit te oefenen.

De bewindvoerder heeft toegelicht hoe zij er in het nieuwe systeem voor zorgt dat zij in dit soort dossiers toezicht kan houden op de besteding van het PGB. Uit deze verduidelijking volgt dat zij, ook in het onderhavige dossier, daadwerkelijk invulling geeft aan haar taken.

Wel blijkt dat zij daarbij afhankelijk is van de informatie die de gewaarborgde hulp haar verstrekt. Dat blijkt in dit geval problematisch omdat de gewaarborgde hulp geen medewerking verleent en geen inzage geeft in de stukken. De kantonrechter constateert dat dat echter niets verandert aan het feit dat het beheer wettelijk gezien bij de bewindvoerder berust en dat zij de eindverantwoordelijkheid draagt. Het (noodgedwongen) uit handen geven van een deeltaak, ontslaat haar niet van haar verantwoordelijkheid om de uitvoering van die taak te controleren en zo nodig bij te sturen 5. De onderhavige discussie maakt alleen duidelijk dat het door de SVB gebruikte automatiseringssysteem niet aansluit op de civielrechtelijke taken en verantwoordelijkheden van de bewindvoerder. In het automatiseringssysteem kan de bewindvoerder niets bepalen en zij kan daarin ook niet meekijken. Daardoor is zij afhankelijk van informatieverstrekking door de gewaarborgde hulp. Ook kan de gewaarborgde hulp (bijvoorbeeld) (als enige) bepalen naar welke rekening het verantwoordingsvrij bedrag wordt overgeboekt. De taken en verantwoordelijkheden van de bewindvoerder zijn gebaseerd op de door de kantonrechter vastgestelde noodzaak tot bescherming van de vermogensrechtelijke belangen van een (kwetsbare) rechthebbende. De wijze waarop het automatiseringssysteem is ingesteld en de afhankelijkheid van de bewindvoerder van (informatieverstrekking door) de gewaarborgde hulp kan leiden tot het onvoldoende kunnen behartigen van die belangen en tot schade voor rechthebbende.

De uitleg die de bewindvoerder over zijn werkzaamheden heeft gegeven is voldoende voor toekenning van de (forfaitaire) beloning, gelet op de toelichting van de wetgever op de Regeling Beloning.

Op basis van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de bewindvoerder aanspraak kan maken op de beloning uit artikel 3 lid 5 sub c van de Regeling Beloning en dat zij deze terecht in rekening heeft gebracht en brengt. De kantonrechter zal het machtigingsverzoek van de bewindvoerder over 2023 toewijzen en de klacht ongegrond verklaren.

Verantwoordingsvrij bedrag in het PGB

De bewindvoerder heeft toegelicht dat het verantwoordingsvrij bedrag dat in het PGB zit voor 2023 € 1.250,00 is. Op grond van artikel 3.6.6. lid 1 sub 6 van het Blz is het verantwoordingsvrij bedrag ter verkrijging door verzekerde (rechthebbende). De gewaarborgde hulp kan in de zorgportal van de SVB de uitbetaling regelen. Nu het bewind alle goederen van rechthebbende omvat moet de gewaarborgde hulp ervoor zorgen dat dit verantwoordingsvrij bedrag op de beheerrekening van de rechthebbende wordt gestort (verkrijging door rechthebbende). Vervolgens kunnen de bewindvoerder en rechthebbende erover spreken waarvoor het bedrag gebruikt wordt. Als zij hierover een verschillend standpunt hebben, kunnen zij de kantonrechter vragen om machtiging, zoals staat in de artikelen 1:338 en 1:441 BW.

Verzoek van de bewindvoerder

De bewindvoerder verzoekt in zijn verweerschrift aan de kantonrechter om de gewaarborgde hulp te vragen de benodigde informatie met de bewindvoerder te delen.

Hoewel rechthebbende en de bewindvoerder er belang bij hebben om met de gewaarborgde hulp te komen tot een werkbare samenwerking, biedt de wet de kantonrechter die toezicht houdt op het bewind geen ruimte om aan derden, zoals de gewaarborgde hulp, aanwijzingen te geven.

Het is aan de bewindvoerder zelf om zo nodig te beslissen over vervolgstappen. Zij kan zich zo nodig door de kantonrechter laten machtigen om rechtsmaatregelen te nemen (artikel 1:443 BW) .

De kantonrechter spreekt echter de hoop uit dat de gewaarborgde hulp de bewindvoerder (en ook de mentor) voortaan de gevraagde informatie geeft en bij de uitoefening van zijn taken rekening houdt met de taken en verplichtingen van de bewindvoerder (en mentor).

Verzoek instellen mentorschap

Op het door rechthebbende ingediende verzoek tot benoeming van een professionele mentor wordt in een aparte beschikking beslist. De mentor vertegenwoordigt rechthebbende bij rechtshandelingen in aangelegenheden betreffende zijn verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding. Tot zijn taken behoort dus het regelen van doelmatige, toereikende, verantwoorde zorg van goede kwaliteit en het houden van algemeen toezicht daarop.

De kantonrechter zal gelet op de inhoud van deze beschikking bepalen dat een afschrift hiervan ook aan de mentor wordt verstrekt.

De beslissing

De kantonrechter:

- verklaart de klacht ongegrond;

- wijst het machtigingsverzoek van de bewindvoerder toe voor het in rekening brengen van € 549,00 exclusief BTW voor het beheer van het PGB in 2023;

- beslist op het verzoek tot instellen van mentorschap in een aparte beschikking;

- bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking aan de mentor verstrekt;

- wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. T.I. Spoor en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.

Tegen deze beslissing kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

a. door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden:

binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op

andere wijze bekend is geworden.

1

Uitspraken met een ECLI-nummer zijn onder dat nummer terug te vinden op www.rechtspraak.nl.

2

Zie ook rechtbank Limburg 23 december 2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:11222.

3

Zie ook Gerechtshof Leeuwarden 12 april 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ2772.

4

Zie ook CRvB 22 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1123 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 juli 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5747.

5

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ7825.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733