Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23-05-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4362

Datum publicatie25-05-2023
Zaaknummer200.313.694
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenTuchtrecht / aansprakelijkheid; Tuchtrecht/aansprakelijkheid bewindvoerder/curator;
Meerderjarigenbescherming; Bewind
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Verweerder is niet tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder jegens ouder die slachtoffer is van toeslagenaffaire. Toen bewindvoerder schuld voldeed, was de pauzeknopregeling (nog) niet van toepassing. Hiermee kon dus geen rekening worden gehouden. Verzoekster heeft verder zelf het bankrekeningnummer bij ABN AMRO - en dus niet de beheerrekening van de bewindvoerder - doorgegeven aan de belastingdienst voor uitbetaling van compensatie toeslagaffaire, waardoor daarmee eerst de eigen roodstand is voldaan.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.313.694

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 9077141)

beschikking van 23 mei 2023

inzake

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: [verzoekster] ,

advocaat: mr. A.T. Leigh te Haarlem,

en

[verweerder] ,

h.o.d.n. [naam1],

tevens h.o.d.n. [naam2],

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen: [verweerder] ,

advocaat: mr. M.J.G. Boender-Lamers te Rotterdam.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Amersfoort) van 22 juni 2021 en 21 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 21 april 2022 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 juli 2022;

  • het verweerschrift met producties;

  • een journaalbericht van mr. Boenders-Lamers van 13 april 2023;

  • een journaalbericht van mr. Leigh van 14 april 2023.

2.2

Partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling.

3De feiten

3.1

De kantonrechter heeft bij beschikking van 3 november 2020 de goederen, die aan [verzoekster] toebehoren of zullen toebehoren, op haar eigen verzoek onder bewind gesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden en [verweerder] tot bewindvoerder benoemd.

3.2

Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 5 maart 2021, heeft [verzoekster] verzocht het bewind op te heffen. Daarnaast heeft [verzoekster] geklaagd over de uitvoering van het bewind.

3.3

Bij beschikking van 22 juni 2021 heeft de kantonrechter de klacht gegrond verklaard en - in afwachting van de reacties van [verzoekster] en [verweerder] - iedere verdere beoordeling van (eventuele) schade aangehouden. Daarnaast heeft de kantonrechter in deze beschikking het bewind opgeheven met ingang van 1 juli 2021.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van [verzoekster] om aan haar - door [verweerder] veroorzaakte - geleden financiële schade te vergoeden afgewezen.

4.2

[verzoekster] is met zes grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. [verzoekster] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en haar verzoek alsnog toe te wijzen tot het beloop van de schadeposten die ter beoordeling aan het hof zijn voorgelegd dan wel een beslissing te nemen als het hof juist acht. [verweerder] voert verweer.

5De motivering van de beslissing

5.1

Een bewindvoerder is jegens de rechthebbende aansprakelijk indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekortschiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend (artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De kantonrechter kan de schade vaststellen die de rechthebbende heeft geleden door tekortschietend bewind van de bewindvoerder en de bewindvoerder veroordelen die schade aan de rechthebbende te vergoeden (artikel 1:445 lid 5 BW in combinatie met artikel 1:362 BW) . Op de inhoud en omvang van de schadevergoedingsplicht is titel 1 afdeling 10 Boek 6 BW van toepassing. In deze procedure moet eerst worden vastgesteld of [verweerder] is tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder. Zo ja, dan moet worden vastgesteld hoeveel vermogensschade [verzoekster] door het tekortschietend bewind van [verweerder] heeft geleden (artikel 6:95 BW) . Voor de omvang van deze schade zal het hof de huidige situatie vergelijken met de situatie in het geval [verweerder] de belangen van [verzoekster] wel naar behoren zou hebben behartigd en niet zou zijn tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder.

Huurachterstand

5.2

[verzoekster] stelt dat de huurschuld die zij had met behulp van de belastingdienst had kunnen worden gepauzeerd (de zogenaamde pauzeknopregeling). Daarna had de belastingdienst volgens [verzoekster] de huurschuld kunnen betalen. Volgens [verzoekster] is schade ontstaan, omdat [verweerder] de achterstallige huur heeft betaald. [verweerder] voert als verweer aan dat de achterstallige huur is betaald voordat de regeling met betrekking tot de pauzeknop werd gepubliceerd. Ten tijde van de betalingen van de achterstallige huur bestond bovendien het risico van huisuitzetting en heeft [verweerder] dus juist als een goed bewindvoerder gehandeld door de achterstallige huur te betalen.

5.3

Het hof is van oordeel dat [verzoekster] haar stelling tegenover de gemotiveerde betwisting door [verweerder] onvoldoende heeft onderbouwd. Op het moment dat [verweerder] de achterstallige huur betaalde, in februari 2021, was de pauzeknopregeling (nog) niet van toepassing, nog daargelaten de vraag of de pauzeknop regeling van toepassing zou zijn geweest op de huurachterstand van [verzoekster] . Deze pauzeknopregeling werd namelijk pas in maart 2021 gepubliceerd. [verweerder] heeft zorgvuldig gehandeld door de achterstallige huur te betalen, omdat hiermee een dreigende huisuitzetting is voorkomen. Grief II faalt.

Loonbeslagen

5.4

[verzoekster] stelt dat zij via loonbeslagen ten onrechte bestuursrechtelijke premies aan het CAK heeft betaald. Volgens [verzoekster] gold - in het bijzonder voor publieke schulden - al in een zeer vroeg stadium van de compensatieregelingen voor slachtoffers van de kinderopvangtoeslagaffaire dat de overheid de schulden niet meer incasseerde en dat van een pauzeknop gebruikt kon worden gemaakt. [verweerder] had volgens [verzoekster] gebruik moeten maken van die pauzeknop ten aanzien van de loonbeslagen. [verweerder] voert verweer. [verzoekster] liet haar salaris volgens [verweerder] niet op de beheerrekening, maar op haar privérekening uitbetalen, waardoor [verweerder] in zijn werkzaamheden afhankelijk was van de informatie van [verzoekster] . [verweerder] heeft (veelvuldig) contact gehad met het CAK en de zorgverzekeraar. Op 5 februari 2021, dus voor het ingaan van de pauzeknop, heeft het CAK bericht dat de betalingen (en daarmee het loonbeslag) zouden worden stop gezet. Reeds betaalde bedragen zijn vervolgens verrekend met openstaande bedragen. Daarom is volgens [verweerder] geen sprake van schade.

5.5

Het hof is van oordeel dat [verzoekster] haar stellingen tegenover de gemotiveerde betwisting door [verweerder] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. [verzoekster] heeft geen bewijs aangeboden van haar stellingen. Aanvullend overweegt het hof dat het CAK bij brief van 5 februari 2021 aan [verzoekster] (voor het ingaan van de pauzeknopregeling) heeft bericht dat zij voorlopig geen premie meer hoeft te betalen omdat [verzoekster] aan het CAK heeft gemeld dat zij zich heeft aangemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire. In deze brief is ook te lezen dat wanneer [verzoekster] niet zou worden aangemerkt als gedupeerde van de toeslagenaffaire zij de premies alsnog zou moeten betalen. Niet valt in te zien op welke wijze [verweerder] hierin is tekortgeschoten in zijn zorg als goed bewindvoerder. Grief III faalt.

Roodstand rekening ABN AMRO

5.6

Evenals de kantonrechter is het hof van oordeel dat de ingelopen roodstand op de privérekening van [verzoekster] niet kan worden gezien als een schadepost. [verzoekster] heeft zelf het bankrekeningnummer bij ABN AMRO - en dus niet de beheerrekening van de bewindvoerder - doorgegeven aan de belastingdienst en zij heeft op die rekening de compensatie van de kinderopvangtoeslagaffaire ontvangen. [verweerder] is bij deze betalingen niet betrokken geweest en heeft ook geen invloed op het beleid van ABN AMRO dat altijd eerst de eigen roodstand moet worden betaald. [verweerder] is daarom niet tekortgeschoten in zijn zorg als goed bewindvoerder. Grief IV faalt.

Aanvraag bijzondere bijstand

5.7

[verzoekster] stelt tot slot dat schade is ontstaan doordat [verweerder] geen bijzondere bijstand heeft aangevraagd om de kosten van het bewind te voldoen. [verweerder] heeft aangevoerd dat hij [verzoekster] bij herhaling heeft verzocht om stukken aan te leveren, zodat hij een verzoek om bijzondere bijstand te verlenen kon indienen, maar dat [verzoekster] aan deze verzoeken geen gehoor heeft gegeven.

5.8

[verzoekster] heeft haar stelling dat [verweerder] onzorgvuldig heeft gehandeld en dat daardoor schade is ontstaan tegenover de gemotiveerde betwisting door [verweerder] onvoldoende aannemelijk gemaakt. Evenmin heeft [verzoekster] bewijs aangeboden van haar stelling. Het hof gaat hier daarom aan voorbij. Dat [verzoekster] zich niet bewust was van de consequenties van het niet aanleveren van stukken, kan [verweerder] niet worden verweten. Grief V faalt.

5.9

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is gebleken dat [verzoekster] schade heeft geleden doordat [verweerder] tekort is geschoten in zijn taken als bewindvoerder.

5.10

De grieven I en VI behoeven geen bespreking, omdat deze grieven niet zelfstandig kunnen leiden tot het oordeel dat door het handelen van [verweerder] aan de zijde van [verzoekster] schade is ontstaan. Daarmee komt het hof niet toe aan het bewijsaanbod van [verweerder] .

Proceskostenveroordeling

5.11

Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [verzoekster] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. 1

6De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

7.1

bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Amersfoort);

7.2

veroordeelt [verzoekster] tot betaling van € 1.254,- aan salaris van de advocaat van [verweerder] (1 ½ procespunten x appeltarief I);

7.3

bepaalt dat dit bedrag moet worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;

7.4

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, K.A.M. van Os-ten Have en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 23 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

1

HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733