Gerechtshof Den Haag 10-05-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:855

Datum publicatie17-05-2023
Zaaknummer200.314.638/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenMeerderjarigenbescherming; Bewind;
Erfrecht;
Fiscaal familierecht; Schenkbelasting/erfbelasting
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Afwijzing verzoek bewindvoerders voor schenkingen van € 257.500, nu niet is gebleken dat sprake is van een schenkingstraditie voor het thans beoogde bedrag van de schenkingen, dat een veelvoud inhoudt van de schenkingen in het verleden. Geen bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat dient te worden afgeweken van het uitgangspunt dat sprake moet zijn van een schenkingstraditie. Fiscale redenen en verlaging van de bijdrage aan het CAK zijn hiervoor onvoldoende.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Familie

zaaknummer : 200.314.638/01

zaaknummer rechtbank : 9597895 EJ VERZ 21-85875

beschikking van de meervoudige kamer van 10 mei 2023

inzake

[appellant 1] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

hierna te noemen: [appellant 1] ,

en

[appellant 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: [appellant 2] ,

in hun hoedanigheid van bewindvoerders over de goederen toebehorende aan de rechthebbende,

verzoekers in hoger beroep,

hierna gezamenlijk te noemen: de bewindvoerders,

advocaat mr. M. van der Meulen te Rosmalen.

Als belanghebbenden in deze zaak is aangemerkt:

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de rechthebbende.

1Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, locatie Gouda, van 19 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2Het geding in hoger beroep

2.1

De bewindvoerders zijn op 16 augustus 2022 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

2.2

Bij het hof is voorts ingekomen een journaalbericht van de zijde van de bewindvoerders van 20 maart 2023 met als bijlage audiofragmenten, ingekomen op 21 maart 2023.

2.3

De mondelinge behandeling heeft op 4 april 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- [appellant 2] , bijgestaan door zijn advocaat.

[appellant 1] en de rechthebbende zijn, hoewel daartoe opgeroepen, niet verschenen.

3De feiten

3.1

De rechthebbende is geboren op [geboortedatum] 1934 te [geboorteplaats] . Zij verblijft op dit moment in een verpleeghuis aan de [adresgegevens] . De rechthebbende is de moeder van de bewindvoerders.

3.2

Bij beschikking van 16 december 2020 heeft dit hof over de goederen die rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld, omdat zij als gevolg van de lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen waar te nemen, met benoeming van [appellant 1] en [appellant 2] tot bewindvoerders.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de bewindvoerders om een machtiging tot het doen van een schenking van in totaal € 257.500,- aan de bewindvoerders afgewezen.

4.2

De bewindvoerders zijn het met deze beslissing niet eens en verzoeken het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:

- primair: te bepalen dat, nu de rechthebbende en de bewindvoerders samen willen overgaan tot het schenken van geldbedragen uit het vermogen van de rechthebbende, zij geen machtiging nodig hebben en zij tezamen mogen overgaan tot het schenken van geldbedragen uit het vermogen van de rechthebbende mits na de schenkingen een bedrag van € 30.000,- resteert;

  • subsidiair: de bewindvoerders te machtigen om uit het vermogen van de rechthebbende aan ieder van de bewindvoerders een bedrag van € 130.000,- (in totaal
    € 260.000,-) te mogen schenken;

  • meer subsidiair: de bewindvoerders te machtigen om uit het vermogen van de rechthebbende aan ieder van de bewindvoerders een bedrag van € 128.750,- (in totaal
    € 257.500,-) te mogen schenken.

5De motivering van de beslissing

Het juridische kader

5.1

Op grond van artikel 1:441 lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) behoeft de bewindvoerder toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter voor het beschikken over een onder het bewind staand goed, tenzij de handeling als gewone beheersdaad kan worden beschouwd of krachtens rechterlijk bevel geschiedt.

5.2

Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige wordt gebruik gemaakt van de “Aanbevelingen meerderjarigenbewind” (hierna: de aanbevelingen), zoals deze door het LOVCK met het oog op de gewenste uniformering in de rechtstoepassing binnen de bewindspraktijk zijn vastgesteld. Uit de aanbevelingen volgt dat een door de bewindvoerder ingediend verzoek om te worden gemachtigd tot het doen van een schenking namens een rechthebbende, die zijn wil niet kan bepalen, wordt afgewezen, indien geen schenkingstraditie wordt aangetoond. In bijzondere, door de bewindvoerder aan te voeren, omstandigheden kan daarvan worden afgeweken indien het belang van de rechthebbende dat vereist, dan wel indien de schenking de leefomgeving van de rechthebbende verbetert. Voorts wordt een machtigingsverzoek tot het doen van een schenking in beginsel niet toegestaan als het liquide vermogen van de rechthebbende als gevolg van die schenking minder dan € 30.000,- komt te bedragen.

Oordeel van het hof

5.3

Het hof overweegt als volgt. Anders dan de bewindvoerders in hun eerste grief stellen, is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat de rechthebbende op dit moment in staat is toestemming te geven aan de bewindvoerders voor de door hen verzochte schenkingen. De rechthebbende lijdt sinds een aantal jaren aan dementie en is opgenomen in een verzorgingstehuis. Uit de CIZ indicatie blijkt dat de rechthebbende 24 uur per dag intensieve dementiezorg nodig heeft. De kantonrechter heeft in eerste aanleg met de rechthebbende gesproken. Volgens de kantonrechter heeft de rechthebbende toen niet duidelijk ingestemd met de voorgenomen schenking. [appellant 2] heeft daarover ter zitting in hoger beroep verklaard dat de rechthebbende heldere en minder heldere momenten heeft. Om die reden kan ook het hof niet vaststellen of de rechthebbende toestemming geeft voor het machtigingsverzoek. Het hof gaat daarbij voorbij aan de stelling van de bewindvoerders dat de toestemming blijkt uit de verklaring van 17 juli 2022 en de audiobestanden. Het hof kan op basis van deze stukken niet vaststellen of de rechthebbende een consistente wens heeft ten aanzien van de schenkingen. Nog afgezien van de inhoud van de verklaring en de bestanden, gaat het om een momentopname, terwijl gebleken is dat betrokkene tegenover de kantonrechter daarover haar wil niet heeft kunnen verklaren. Het hof zal het bewijsaanbod tot het afluisteren van deze audiobestanden dan ook passeren als niet ter zake doende en het primair verzochte afwijzen.

5.4

De bewindvoerders hebben op grond van artikel 1:441 lid 2 onder a BW bij gebrek aan toestemming van de rechthebbende een machtiging van de kantonrechter nodig voor de schenkingen. Een verzoek om een machtiging wordt volgens de aanbevelingen afgewezen indien geen schenkingstraditie kan worden aangetoond. Het hof overweegt dat in deze zaak niet is gebleken dat sprake is van een schenkingstraditie in de zin van de aanbevelingen. In de jaren voorafgaand aan de onderbewindstelling heeft de rechthebbende haar kinderen en kleinkinderen weliswaar meerdere keren een bedrag geschonken ter hoogte van het belastingvrije bedrag dat voor het betreffende jaar gold, maar op basis van deze eerdere schenkingen kan geen schenkingstraditie worden aangenomen voor het thans beoogde bedrag van de schenkingen, dat een veelvoud inhoudt van de schenkingen in het verleden, te weten een totaalbedrag van € 260.000,-. Gelet op de (geringe) omvang van deze eerder geschonken bedragen, afgezet tegen de totale hoogte van het huidige schenkingsverzoek, kan naar het oordeel van het hof niet gesproken worden van een schenkingstraditie waar de verzochte schenkingen bij aansluiten.

5.5

Het hof is van oordeel dat de bewindvoerders verder geen bijzondere omstandigheden hebben aangevoerd die rechtvaardigen dat dient te worden afgeweken van het uitgangspunt in de aanbevelingen dat sprake moet zijn van een schenkingstraditie. De stelling dat uit het testament van de rechthebbende blijkt dat de voorgenomen schenking past binnen het doel van rechthebbende tot het treffen van fiscaal gunstige regelingen voor haar erfgenamen is hiervoor onvoldoende. Dat het belang van de rechthebbende zelf de schenkingen vereist of dat haar leefomgeving door de schenkingen verbetert, is naar het oordeel van het hof niet gebleken. De rechthebbende zal niet profiteren van het verminderen van de te betalen erfbelasting. Hoewel een verlaging van de bijdrage aan het CAK in het belang van een rechthebbende kan zijn, ziet het hof ook hierin geen bijzondere omstandigheid. De rechthebbende heeft voldoende vermogen om de huidige bijdrage te kunnen voldoen. Het hof zal hetgeen subsidiair en meer subsidiair is verzocht dan ook afwijzen.

5.6

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

5.7

Dit leidt tot de volgende beslissing.

6De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Warnaar, F. Ibili en K. van Barneveld-Peters, bijgestaan door I.E. van der Leij als griffier, en is op 10 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733