Gerechtshof Amsterdam 21-03-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:691

Datum publicatie28-03-2023
Zaaknummer200.315.318/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Verhuizing met kind
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vrouw krijgt in hoger beroep alsnog vervangende toestemming om te verhuizen met dochter (9). Zij heeft het recht en belang om haar persoonlijke omstandigheden te wijzigen en zich te vestigen bij haar partner en samen met hem een gezin te vormen. Zij heeft na het uiteengaan het merendeel van de zorg voor het kind gedragen. Het is het belang van het kind dat de vrouw hoofdverzorger blijft. Kind is nog jong en daardoor in staat om zich aan te passen aan nieuwe woonomgeving, ook groeit zij dan op met (half)broertje.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Zaaknummer: 200.315.318/01

Zaaknummer rechtbank: C/15/328000 / FA RK 22-2198

Beschikking van de meervoudige kamer van 21 maart 2023 in de zaak van

[de vrouw] ,

wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente 1] ,

verzoekster in principaal hoger beroep,

verweerster in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. I. Vledder te Amsterdam,

en

[de man] ,

wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente 2] ,

verweerder in principaal hoger beroep,

verzoeker in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. A.E. Muller te Haarlem.

Als belanghebbende is verder aangemerkt:

- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ).

In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,

hierna te noemen: de raad.

1Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) van 13 juli 2022, hersteld bij beschikking van 29 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

De vrouw is op 1 september 2022 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 13 juli 2022, hersteld bij beschikking van 29 juli 2022.

2.2

De man heeft op 4 november 2022 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.

2.3

De vrouw heeft op 20 december 2022 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep, tevens houdende een aanvullend verzoek ingediend.

2.4

Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:

- een brief van de zijde van de man van 30 december 2022 met bijlagen.

2.5

De mondelinge behandeling heeft op 13 januari 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

- de raad, vertegenwoordigd door de heer W. Daalderop.

Beide advocaten hebben pleitaantekeningen overgelegd.

3De feiten

3.1

Uit de in 2016 verbroken relatie van de man en de vrouw (hierna gezamenlijk ook: de ouders) is [minderjarige 1] geboren [in] 2013.

De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige 1] . [minderjarige 1] staat sinds 29 augustus 2022 ingeschreven op het adres van de man.

3.2

Na het uiteengaan van partijen zijn zij in onderling overleg overeengekomen dat [minderjarige 1] bij de vrouw blijft wonen en dat zij bij de man verblijft iedere week op maandag en donderdag uit de BSO tot na het eten, en iedere vrijdag uit school tot zaterdag rond de lunch.

3.3

In de zomer van 2022, na de bestreden beschikking, is de vrouw verhuisd naar [plaats A] en woont [minderjarige 1] bij de man. In afwachting van de uitkomst van deze procedure bij het hof zijn partijen het volgende overeengekomen:

• [minderjarige 1] staat met ingang van 29 augustus 2022 ingeschreven op het adres van de man en hij ontvangt de kinderbijslag en de aan [minderjarige 1] verbonden toeslagen;

• er geldt tussen de vrouw en [minderjarige 1] de navolgende zorgregeling:

-1 x per veertien dagen haalt de vrouw [minderjarige 1] op vrijdag uit school en blijft [minderjarige 1] bij de vrouw tot maandagochtend naar school;

-1 x per veertien dagen haalt de vrouw [minderjarige 1] op zaterdag na voetbal circa 13.00 uur bij de man op en blijft zij bij de vrouw tot maandagochtend naar school;

- elke week haalt de vrouw [minderjarige 1] op dinsdag uit school, eet zij met haar en brengt zij [minderjarige 1]

na het eten omstreeks 19.30 uur weer terug bij de man;

• de vrouw zal coulant zijn in het geval er zijdens de man op zaterdagmiddag een verjaardag in zijn familie- of vriendenkring wordt gevierd waarbij [minderjarige 1] ook uitgenodigd is. In dat geval zal de man dit uiterlijk een week van tevoren aangeven aan de vrouw.

De man zal coulant zijn na de geboorte van de baby waarvan de vrouw in verwachting is, zodat [minderjarige 1] bij haar halfbroertje kan zijn.

3.4

De vrouw is een geregistreerd partnerschap aangegaan met [X] . Uit deze relatie is [in] 2022 [minderjarige 2] geboren.

3.5

Bij beschikking van 3 oktober 2022 heeft de rechtbank – in afwachting van de beslissing van het hof – de door partijen in onderling overleg getroffen zorgregeling, zoals hiervoor beschreven onder 3.3, vastgelegd en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de man bepaald.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de (herstelde) bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, bepaald dat,

- de vrouw niet met [minderjarige 1] naar [plaats A] mag verhuizen;

- de vrouw, indien zij in strijd handelt met het verbod om te verhuizen, een dwangsom verbeurt van € 500,- per dag, met een maximum van € 50.000,-;

- de vrouw [minderjarige 1] niet mag uitschrijven van haar huidige basisschool [basisschool 1] in [plaats C] en dat de vrouw [minderjarige 1] niet mag inschrijven op een andere basisschool in [plaats A] of ergens anders;

- de vrouw [minderjarige 1] niet mag uitschrijven bij haar huidige huisarts en dat de vrouw [minderjarige 1] niet mag inschrijven bij een huisarts in [plaats A] of ergens anders;

Verder heeft de rechtbank de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt vastgelegd:

reguliere zorgregeling:

[minderjarige 1] blijft iedere week bij de man:

- op maandag uit de BSO tot 20.00 uur;

- op donderdag uit de BSO tot 20.00 uur;

- op vrijdag uit school tot zaterdag na de lunch;

vakanties:

alle vakanties worden bij helfte gedeeld.

De verzoeken van de vrouw ten aanzien van de vervangende toestemming om met [minderjarige 1] te mogen verhuizen naar [plaats A] , heeft de rechtbank afgewezen.

4.2

De vrouw verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, opnieuw rechtdoende alsnog:

- de vrouw vervangende toestemming te verlenen om zo spoedig mogelijk na datum beschikking samen met [minderjarige 1] te verhuizen naar [plaats A] en haar in te schrijven op het adres [A-straat] te [plaats A] ;

- de vrouw vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven op de basisschool [basisschool 2] in [plaats A] ;

- de vrouw vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven bij de tandarts [tandarts] [plaats] en huisarts [huisarts] in [plaats] ;

- de vrouw vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven bij voetbalclub [voetbalclub] [plaats A] ;

- de reguliere zorgregeling als volgt vast te stellen: dat [minderjarige 1] om de week van vrijdag uit school om 14.00 uur tot zondagavond 19.00 uur bij de man is, waarbij de vrouw haar ophaalt, alsmede dat zij om de week op woensdagmiddag bij de man is waarbij hij haar om 14.00 uur van school haalt en de vrouw haar om 19.00 uur ophaalt.

Aanvullend verzoekt de vrouw in het kader van de reguliere zorgregeling vast te leggen dat zij [minderjarige 1] bij zich heeft in de oneven jaren gedurende de eerste helft van de vakanties en de man gedurende de tweede helft, en dat in de even jaren te wisselen.

4.3

De man verzoekt in principaal hoger beroep de verzoeken van de vrouw af te wijzen.

4.4

De man verzoekt in incidenteel hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, opnieuw rechtdoende alsnog,

primair

dat (bij terugverhuizing van de vrouw naar [plaats C] ) een co-ouderschapsregeling wordt vastgelegd waarbij [minderjarige 1] afwisselend de ene week van zondag tot zondag bij de vrouw is en de andere week van zondag tot zondag bij de man;

subsidiair

dat (als de vrouw in [plaats A] wenst te blijven wonen) de huidige verdeling van de zorg- en contactregeling geldt tussen de vrouw en [minderjarige 1] , te weten:

- eenmaal per veertien dagen haalt de vrouw [minderjarige 1] op vrijdag uit school en blijft [minderjarige 1] bij de

vrouw tot maandagochtend naar school;

- eenmaal per veertien dagen haalt de vrouw [minderjarige 1] op zaterdag na voetbal na het avondeten

om 19.30 uur bij de man op en blijft zij bij de vrouw tot maandagochtend naar school;

- elke week haalt de vrouw [minderjarige 1] op dinsdag uit school, eet zij met haar en brengt zij [minderjarige 1]

na het eten omstreeks 19.30 uur weer terug bij de man.

4.5

In incidenteel hoger beroep verzoekt de vrouw de verzoeken van de man af te wijzen.

5De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader

5.1

Op grond van artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.

Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind zijn belast en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.

5.2

Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan – voor zover in deze zaak van belang – onder andere omvatten:

a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.

De standpunten van partijen

5.3

De vrouw stelt in principaal beroep dat alle belangen in de beoordeling dienen te worden betrokken en dat de uitkomst daarvan behoort te zijn dat zij alsnog toestemming krijgt om met [minderjarige 1] te verhuizen naar [plaats A] . Sinds het uiteengaan van partijen in 2016 (maar ook daarvoor) heeft de vrouw het grootste deel van de zorg voor [minderjarige 1] op zich genomen. De man zag [minderjarige 1] enkel op maandag en donderdag na 17.00 uur tot na het avondeten en op vrijdag van 17.00 uur tot zaterdag 13.00 uur. Het merendeel van de vakanties was [minderjarige 1] bij de vrouw. Het contact met school werd door de vrouw onderhouden en zij regelde ook verder alle zorgtaken rond [minderjarige 1] . Als [minderjarige 1] ziek was of er was een studiedag, dan was de man niet beschikbaar in verband met zijn werk. Ook de vakanties werden door het werk van de man niet bij helfte gedeeld.

Toen de vrouw zwanger bleek van haar huidige partner, heeft zij dit aan de man laten weten met het nieuws dat zij naar [plaats A] zouden gaan verhuizen. De man reageerde hier aanvankelijk positief en begrijpend op. Zij heeft haar huis in [plaats C] , dat sowieso door de gezinsuitbreiding te klein zou worden, verkocht. Uiteindelijk heeft zij tot haar spijt afgelopen zomer zonder [minderjarige 1] moeten verhuizen. De vrouw is genoodzaakt om naar [plaats A] te verhuizen in verband met de binding die haar partner heeft met deze omgeving. Hij is hier geboren en getogen en heeft een riant koophuis in een kindvriendelijke buurt, in de omgeving van zijn vrienden en familie. Een vergelijkbare woning in de buurt van [plaats C] zouden de vrouw en haar partner niet kunnen bekostigen. Daarnaast heeft de partner een eigen onderneming samen met een compagnon uit hetzelfde dorp. Zij zijn voor opdrachten en met werkdagen die beginnen om 7.00 uur ’s ochtends, gebonden aan de regio [plaats A] . De vrouw werkt nog steeds voor een bedrijf dat in Halfweg gevestigd is, maar zij kan haar werk grotendeels vanuit huis doen.

Voor [minderjarige 1] zal de verhuizing geen grote impact hebben. Ook in [plaats A] kan zij op voetbal en zij heeft inmiddels vriendinnetjes in [plaats A] . Zij voelt zich hierdoor al thuis in [plaats A] en de vrouw vindt het in het belang van [minderjarige 1] dat zij in gezinsverband met haar broertje [minderjarige 2] zal opgroeien. Ook zal de vrouw de man compenseren in tijd doordat hij meer (vakantie)dagen met [minderjarige 1] door kan brengen en is zij bereid meer van het halen en brengen op zich te nemen. De man is verhuisd naar [plaats B] , waarmee [minderjarige 1] geen enkele binding heeft. Hierdoor is haar leefomgeving over drie plekken verdeeld en moet zij met de auto naar school, voetbal en vriendinnetjes in [plaats C] worden gebracht. Dit is niet in het belang van [minderjarige 1] , aldus de vrouw.

5.4

De man verweert zich in principaal beroep als volgt.

De man zag [minderjarige 1] voorafgaand aan de verhuizing van de vrouw iedere maandag en donderdag, en om de vrijdag. Ook was de man betrokken bij haar school, door middel van de tienminutengesprekken. De zomer- en kerstvakanties werden standaard bij helfte gedeeld en bij studiedagen en ziekte paste de man op.

Na de bestreden beschikking is de vrouw verhuisd waardoor de man genoodzaakt was om in zeer korte tijd een woning te vinden waar hij met [minderjarige 1] kon worden ingeschreven. Dit is hem gelukt, hij heeft een woning in [plaats B] gevonden. Deze woning is slechts dertien minuten rijden van de voormalige woning van de vrouw. [minderjarige 1] heeft haar eigen kamer en kan hierdoor naar haar vertrouwde school en voetbal blijven gaan. De man vindt dat de huidige zorgregeling goed verloopt.

Indien de verzoeken van de vrouw in hoger beroep zouden worden toegewezen zouden [minderjarige 1] en de man elkaar maar eens in de twee weken een weekend zien en eventueel op woensdagmiddag. Dat vindt de man te weinig. De man heeft altijd zijn vaderrol ingevuld en is de betrokken ouder bij de voetbal. Dat zou door de verhuizing wegvallen.

Daarnaast vindt de man dat de situatie van de partner van de vrouw niet relevant zou moeten zijn wanneer het over [minderjarige 1] gaat. Haar leven speelt zich af in [plaats C] . De vrouw en haar partner zouden in de buurt van [plaats C] een nieuw huis kunnen kopen, aldus de man.

5.5

In incidenteel hoger beroep verzet de man zich tegen de bij de bestreden beschikking bepaalde zorgregeling. De man zou graag een co-ouderschapsregeling zien waarbij [minderjarige 1] de ene week bij de ene ouder is en de andere week bij de andere ouder. Indien de vrouw in [plaats A] blijft wonen, dient de huidige regeling te worden voortgezet, maar met een uitbreiding waarbij [minderjarige 1] eenmaal per veertien dagen bij de man is tot 19.30 uur na het avondeten in plaats van tot 13.00 uur, zodat zij ook eens iets leuks met elkaar kunnen ondernemen in het weekend, aldus de man.

5.6

In incidenteel hoger beroep verweert de vrouw zich en stelt zich op het standpunt dat zij niet begrijpt waarom de man ineens een punt maakt van de zaterdagmiddag terwijl hij eerder nooit om meer omgang vroeg. Bovendien is het in de huidige situatie van belang dat [minderjarige 1] genoeg tijd doorbrengt met haar moeder, aldus de vrouw.

Het advies van de raad

5.7

De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. De raad is namelijk van mening dat de beslissing in deze zaak is ingehaald door de beschikking van 3 oktober 2022, waarbij de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de man heeft bepaald.

De beoordeling van het hof

5.8

Zoals hiervoor bij punt 3.4 benoemd, heeft de rechtbank bij beschikking van 3 oktober 2022 een zorgregeling vastgesteld en daarbij de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de man bepaald, in afwachting van de beslissing in dit hoger beroep.

In deze procedure ligt de bepaling van de hoofdverblijfplaats niet ter beoordeling aan het hof voor, zodat het hof daarover niet kan beslissen. Het hof gaat daarom over tot een beslissing ten aanzien van hetgeen wel voorligt, te weten de vervangende toestemming tot verhuizing en de zorg- en vakantieregeling, zoals partijen het hof hebben verzocht.

5.9

Het hof overweegt als volgt.

Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen.

Het hof zal de vrouw vervangende toestemming verlenen om met [minderjarige 1] te verhuizen naar [plaats A] en neemt daarbij de volgende omstandigheden en belangen in aanmerking.

De ouders zijn in 2016 uit elkaar gegaan. [minderjarige 1] was toen één jaar oud. [minderjarige 1] is vanaf dat moment bij de vrouw blijven wonen. De man zag [minderjarige 1] op maandag, donderdag en vrijdag nadat hij haar van de BSO ophaalde rond 17.30 uur. Op maandag en donderdag bracht hij [minderjarige 1] na het avondeten weer naar de vrouw, bij wie zij door de weeks sliep. Op vrijdag bleef [minderjarige 1] bij hem slapen, tot zaterdagmiddag rond 13.00 uur. Deze contactmomenten vielen samen met de voetbaltrainingen en -wedstrijden van [minderjarige 1] . Het hof maakt hieruit op dat de man een betrokken vader was die [minderjarige 1] niet langdurig maar wel op frequente basis zag. Hij zag haar op meerdere korte momenten per week. De man en [minderjarige 1] hebben er samen belang bij om deze band met elkaar te bestendigen.

De vrouw heeft het recht en belang om haar persoonlijke omstandigheden te wijzigen en zich te vestigen bij haar partner en samen met hem een gezin te vormen. In 2021 heeft de vrouw haar huidige partner ontmoet en zij bleek sneller dan verwacht zwanger van hem. Zij voelt zich zeer welkom in de familie van haar partner, die een eigen huis heeft in [plaats A] . De vrouw en [minderjarige 1] zijn inmiddels ook vertrouwd met deze omgeving en [in] 2022 zijn de vrouw en haar partner ouders geworden van het halfbroertje van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] . De vrouw heeft naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat zij geen soortgelijke woning zal kunnen betrekken in de regio [plaats C] en dat haar partner in meerdere opzichten gebonden is aan de regio [plaats A] .

Uit de verdeling van de zorg, zoals hiervoor omschreven, blijkt dat de vrouw van 2016 tot en met augustus 2022 het merendeel van de zorg voor [minderjarige 1] heeft gedragen. Weliswaar heeft de man de afgelopen maanden, na de bestreden beschikking, een grotere rol in het leven van [minderjarige 1] op zich genomen, maar dat weegt niet op tegen de zes jaren waarin voornamelijk de vrouw voor [minderjarige 1] zorgde. Het hof acht het in het belang van [minderjarige 1] dat de situatie, waarin de vrouw de hoofdverzorger is (zoals zij vele jaren is geweest), wordt gecontinueerd. [minderjarige 1] is op dit moment negen jaar oud en zit in groep 5 van de basisschool. Zij is nog jong en daardoor nog in staat om zich aan te passen aan een nieuwe woonomgeving in [plaats A] . Bovendien zal zij dan opgroeien samen met haar (half)broertje.

Door de verhuizing van [minderjarige 1] met de vrouw zal de betrokkenheid van de man in het leven van [minderjarige 1] anders worden, maar in het hierna te bespreken voorstel van de vrouw wordt de man – mede gezien de zorgtaakverdeling tot aan de bestreden beschikking – voldoende gecompenseerd in zijn tijd met [minderjarige 1] en hoeft dit niet tot verschraling van zijn vaderrol te leiden. Verder ziet het hof in de verstandhouding tussen de ouders geen belemmering voor een verhuizing. De communicatie tussen de ouders verloopt in het algemeen goed en zij zijn beiden in staat tot constructief overleg over [minderjarige 1] en kunnen uitvoering geven aan een gewijzigde zorgregeling. Dit in aanmerking nemende is het hof van oordeel dat de vrouw haar keuze weloverwogen heeft gemaakt en bij haar afwegingen het belang van [minderjarige 1] en haar belang van goede mogelijkheden tot contact met de man heeft betrokken.

Alles afwegende is het hof van oordeel dat het belang van de vrouw om met [minderjarige 1] naar [plaats A] te verhuizen, zwaarder weegt dan het belang van de man bij afwijzing van dit verzoek.

5.10

Uitgaande van de situatie dat [minderjarige 1] verhuist naar [plaats A] heeft de vrouw een voorstel gedaan voor een zorg- en vakantieverdeling, waar tegen de man op zichzelf geen verweer heeft gevoerd. Evenmin heeft hij voor die situatie een ander voorstel gedaan. Ten aanzien van het door de man verzochte co-ouderschap heeft hij aangegeven dat dit niet haalbaar is indien de ouders niet dicht bij elkaar wonen. Daarom ziet het hof aanleiding om een zorgregeling te bepalen in overeenstemming met het verzoek van de vrouw en acht het hof deze zorgregeling ook in het belang van [minderjarige 1] .

Het hof zal bepalen dat [minderjarige 1] bij de man verblijft om de week van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur en de andere week van woensdag uit school tot 19.00 uur.

5.11

Ook de vakantieregeling zal het hof bepalen in overeenstemming met de verzoeken van de vrouw, te weten, dat [minderjarige 1] in de even jaren de eerste helft van de vakanties bij de man zal zijn en in de oneven jaren, de tweede helft.

5.12

Gelet op het voorgaande zal het hof eveneens vervangende toestemming verlenen voor de inschrijving van [minderjarige 1] op het adres van de vrouw en haar partner, de basisschool, de tandarts, de huisarts en voetbalclub, in (de regio) [plaats A] , zoals zij heeft verzocht.

5.13

Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6Beslissing

Het hof:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 13 juli 2022, hersteld bij beschikking van 29 juli 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:

verleent de vrouw vervangende toestemming om met ingang van heden met [minderjarige 1] te verhuizen naar [plaats A] en haar in te schrijven op het adres [A-straat] te [plaats A] ;

verleent de vrouw vervangende toestemming om [minderjarige 1] in te schrijven op de basisschool [basisschool 2] in [plaats A] ;

verleent de vrouw vervangende toestemming om [minderjarige 1] in te schrijven bij de tandarts [tandarts] [plaats] en huisarts [huisarts] in [plaats] ;

verleent de vrouw vervangende toestemming om [minderjarige 1] in te schrijven bij voetbalclub [voetbalclub] [plaats A] ;

bepaalt dat [minderjarige 1] om de week van vrijdag uit school om 14.00 uur tot zondagavond 19.00 uur bij de man is, waarbij de vrouw haar ophaalt, alsmede dat [minderjarige 1] om de week op woensdagmiddag bij de man is waarbij hij haar om 14.00 uur van school haalt en de vrouw haar om 19.00 uur ophaalt;

bepaalt dat [minderjarige 1] in de even jaren de eerste helft van de vakanties bij de man is en in de oneven jaren de tweede helft;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. J.M. van Baardewijk en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 21 maart 2023 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733