Rechtbank Noord-Nederland 27-02-2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1142

Datum publicatie24-03-2023
Zaaknummer186708
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsLeeuwarden
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Geen wijziging omgangsregeling op verzoek van de man. De man weigert nog steeds persoonlijkheidsonderzoek te laten verrichten zoals de rechtbank hem eerder bij onherroepelijk uitspraak heeft bevolen, waardoor niet kan worden beoordeeld of uitbreiding van de omgang in het belang van de minderjarige is.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaak-/rekestnummer: C/17/186708 / FA RK 22-2004

beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 27 februari 2023

inzake

[de man] ,

wonende te [plaats] ,

hierna ook te noemen de man,

advocaat mr. T.L. Wiersma, kantoorhoudende te Leeuwarden,

tegen

[de vrouw] ,

wonende op een voor de rechtbank bekend adres,

hierna ook te noemen de vrouw,

advocaat mr. D. van der Wal, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1Procesverloop

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

 het verzoekschrift van de man, binnengekomen bij de griffie op 10 november 2022;

 het verweerschrift van de vrouw tevens inhoudende zelfstandige verzoeken, binnengekomen bij de griffie op 3 januari 2023.

1.2.

De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 januari 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen:

 partijen, bijgestaan door hun advocaat,

 namens de Raad voor de Kinderbescherming, [naam] .

2De feiten

2.1.

Partijen hebben affectieve relatie gehad. Zij zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 in [plaats] .

2.2.

De man heeft [de minderjarige] erkend. De vrouw is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .

2.3.

Bij beschikking van deze rechtbank van 21 januari 2022 is kort samengevat bepaald dat er tussen [de minderjarige] en de man een omgangsregeling geldt, waarbij [de minderjarige] één dag per week - gedurende het IAG-traject op de vrijdag en na afloop van dit traject op de zaterdag - van 9:30 uur tot 16:30 uur, met uitzondering van drie weken aaneengesloten in de zomervakantie indien de vrouw dan met [de minderjarige] op vakantie is, bij de man verblijft. Voorts is bepaald dat de ouder waar [de minderjarige] verblijft hem naar de andere ouder brengt.

3. De verzoeken, de standpunten van partijen en de beoordeling daarvan

3.1.

De man verzoekt de rechtbank om de omgangsregeling te wijzigen, zoals die is vastgesteld bij beschikking van 21 januari 2022, en om te bepalen dat:

I. de eerste zes weekenden na datum beschikking [de minderjarige] van vrijdag 16:30 uur tot zaterdag 16:30 uur bij de man verblijft;

II. na het verstrijken van deze zes weken, [de minderjarige] het ene weekend van vrijdag 16:30 uur tot en met zondag 16:30 uur bij de man verblijft en het andere weekend van vrijdag 16:30 uur tot en met zaterdag 16:30 bij de man verblijft;

III. een feest- en vakantieregeling vast te stellen (zoals door de man onder punt 24 in het verzoekschrift is uitgewerkt);

IV. [de minderjarige] door de vrouw op vrijdag 16:30 uur bij de man wordt gebracht en door de vrouw op zaterdag dan wel zondag wordt opgehaald bij de man;

V. iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

3.2.

De vrouw voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken van de man. De vrouw verzoekt de rechtbank om te bepalen dat de beschikking van deze rechtbank van 21 januari 2022 wordt gewijzigd in de zin dat wordt bepaald dat het halen en brengen van [de minderjarige] wordt verzorgd door de vrouw.

De omgangsregeling

3.3.

Op grond van artikel 1:377e eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen of van diegene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.

Ontvankelijkheid

3.4.

De rechtbank moet allereerst beoordelen of er sprake zijn van gewijzigde omstandigheden die aanleiding kunnen geven om de bij beschikking van 21 januari 2022 vastgestelde omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de man, te wijzigen. Het is de rechtbank duidelijk geworden na voornoemde beschikking er positieve ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. De man heeft namelijk zowel het IAG-traject als het VHT-traject gevolgd en beide trajecten met goed gevolg afgerond. Deze ontwikkelingen maken dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, waardoor de man kan worden ontvangen in zijn verzoek.

Inhoudelijke beoordeling

3.5.

De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de gewijzigde omstandigheden aanleiding geven om de bij beschikking van 21 januari 2022 vastgesteld omgangsregeling te wijzigen. De rechtbank is van oordeel dat de gewijzigde omstandigheden niet maken dat de omgangsregeling gewijzigd moet worden. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.

3.6.

Er zijn door de rechtbank inmiddels twee beschikkingen gewezen (op 8 juli 2021 en op 21 januari 2022) die verband houden met de omgang tussen [de minderjarige] en de man. In voornoemde beschikkingen is telkens benadrukt dat het van groot belang is dat de man zich aan een persoonlijkheidsonderzoek onderwerpt om zodoende duidelijkheid te krijgen over de aan- of afwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis. Bij beschikking van 21 januari 2022 is hierover door de rechtbank nog expliciet het volgende overwogen: "De situatie is op dit moment dat er geen beter zicht is gekomen op de persoonlijkheid van de man terwijl de RvdK en de rechtbank dit van belang achten voor de beantwoording van de vraag of de omgang kan worden uitgebreid." De rechtbank oordeelde dat het persoonlijkheidsonderzoek noodzakelijk was vanwege de vele zorgen die naar voren kwamen uit het onderzoek door de RvdK. Uit de beschikking van 8 juli 2021 blijkt ook dat de man met de door de RvdK geformuleerde hulpvraag een persoonlijkheidsonderzoek kon laten verrichten en dat de rechtbank overwoog dat indien de man te zijner tijd stelt dat de benaderde instanties niets voor hem kunnen betekenen, de man dit dan met stukken moet onderbouwen. Deze onherroepelijk geworden uitspraak is voor de rechtbank nog steeds leidend.

3.7.

De rechtbank stelt vast dat de man zich tot op heden niet heeft onderworpen aan een persoonlijkheidsonderzoek. De man heeft aangegeven dat hij meerdere instanties heeft benaderd om een persoonlijkheidsonderzoek te laten verrichten, maar dat zij hebben aangegeven niets voor de man te kunnen betekenen. De man heeft nagelaten dit standpunt met stukken te onderbouwen. Verder heeft de man aangegeven dat hij bij zijn standpunt blijft dat er bij hem geen sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Gedurende de ingezette trajecten hebben de betrokken hulpverleners geen aanwijzingen waargenomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis bij de man. Dit sterkt de man des te meer in zijn overtuiging dat een dergelijk onderzoek niet van toegevoegde waarde is en achterwege kan blijven. De rechtbank volgt deze stelling niet. De rechtbank wil geen afbreuk doen aan de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden aan de zijde van de man en dat er wekelijks onder begeleiding fijne contacten plaatsvinden tussen [de minderjarige] en de man, maar de rechtbank kan er niet omheen dat er tot op heden geen persoonlijkheidsonderzoek heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat de ingezette trajecten (IAG en VHT) niet te vergelijken zijn met een persoonlijkheidsonderzoek. De ingezette trajecten hebben zich met name gericht op het (verbeteren) van de interactie tussen [de minderjarige] en de man en niet op de vraag of er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis bij de man.

Om de aan- of afwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis vast te kunnen stellen, is ander onderzoek geïndiceerd, namelijk een persoonlijkheidsonderzoek met verschillende specifieke instrumenten (interviews, vragenlijsten en classificatiesystemen). Deze instrumenten zijn niet gebruikt tijdens voornoemde trajecten. De rechtbank is samen met de RvdK van oordeel dat zo lang een persoonlijkheidsonderzoek niet plaatsvindt er geen zicht kan worden verkregen op de persoonlijkheid van de man en daardoor de vraag of omgang tussen [de minderjarige] en de man kan worden uitgebreid, niet beantwoord kan worden. De rechtbank komt alles afwegende dan ook tot de conclusie dat het verzoek van de man moet worden afgewezen. De rechtbank benadrukt (wederom) dat het aan de man is om actie te ondernemen en om ervoor te zorgen dat hij zich laat onderwerpen aan een dergelijk onderzoek.

3.8.

De vrouw heeft verzocht om te bepalen dat het halen en brengen wordt verzorgd door de vrouw. De vrouw heeft (zo begrijpt de rechtbank) hiermee bedoeld dat de feitelijke situatie waarbij opa (moederszijde) ervoor zorgt dat hij [de minderjarige] brengt en ophaalt wordt vastgelegd. De man heeft hiermee ingestemd. De rechtbank zal de omgangsregeling zoals die is neergelegd bij beschikking van 21 januari 2022 op dit punt wijzigen.

4Beslissing

De rechtbank:

4.1.

wijzigt de bij beschikking van 21 januari 2022 vastgesteld omgangsregeling (enkel en alleen) ten aanzien van het halen en brengen van [de minderjarige] en bepaalt dat de vrouw zorgdraagt voor het halen en brengen van [de minderjarige] ;

4.2.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

4.3.

wijst af het verzoek van de man.


Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2023.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.

fn: 704



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733