Gerechtshof 's-Hertogenbosch 14-03-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:847

Datum publicatie23-03-2023
Zaaknummer200.314.812_01
ProcedureHoger beroep kort geding
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
Formele relatiesEerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2022:5552
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenErfrecht; Executeur nalatenschap;
Tuchtrecht / aansprakelijkheid; Tuchtrecht/aansprakelijkheid notaris
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Beheersexecuteur verkoopt woning om verdere verkrotting tegen te gaan. Notaris verleent geen medewerking aan levering, omdat executeur woning niet te gelde mocht maken. Alle erfgenamen hebben echter ingestemd met verkoop. Zo de notaris voordien al gegronde reden heeft gehad om van hem verlangde ambtsverrichting te weigeren of op te schorten vanwege zijn zorg voor daarbij mogelijkerwijs betrokken belangen mede-erfgenamen, was daarvan ten tijde van (wijzen van het) beroepen vonnis geen sprake meer.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.314.812/01

arrest van 14 maart 2023

in de zaak van

de maatschap [---] Notarissen,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellante,

hierna: de notaris,

advocaat: mr. LJ.L.E. Marchal te Maastricht,

tegen

[geïntimeerde] q.q.,

woonplaats gekozen hebbende bij zijn advocaat,

in de hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van

[erflaatster] ,

geïntimeerde,

hierna: [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. F.C. Frederiks te Zwijndrecht,

op het bij dagvaardingsexploot van 12 augustus 2022 ingeleide hoger beroep van het kortgedingvonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 20 juli 2022 tussen [geïntimeerde] als eiser en als (vijf) gedaagden: drie notariskantoren waaronder de notaris, [notaris 1] (hierna: [notaris 1] ) en [notaris 2] (hierna: [notaris 2] ).

1Het geding in eerste aanleg (zaak C/03/306572/ KG ZA 22-245)

Hiervoor verwijst het hof naar voornoemd vonnis.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het voornoemde dagvaardingsexploot van de notaris;

  • de memorie van grieven van de notaris met producties;

  • de memorie van antwoord van [geïntimeerde] met producties;

- de schriftelijke toelichtingen van beide partijen.

2.2

Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de voornoemde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

Korte aanduiding van (de aard van) het geschil

2.3

In dit geding gaat het kort gezegd om een verschil van mening over de beheerbevoegdheid die een executeur ten aanzien van een tot de nalatenschap behorende woning claimt, maar een notaris ontkent en daarom zijn ambtsverrichting weigert.

3De feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten.

3.1

De op [geboortedatum] 1945 geboren [erflaatster] (hierna: [erflaatster] ) was laatstelijk gehuwd met [persoon A] (hierna: [persoon A] ). [erflaatster] is op 30 januari 2015 overleden.

3.2

[erflaatster] heeft bij testament van 24 april 2009 (hierna: Testament) over haar nalatenschap beschikt. Haar erfgenamen zijn:

  • haar zus [notaris 1] voor 20%,

  • haar broer [notaris 2] voor 5%,

  • voormalig echtgenote en erfgename van haar vooroverleden broer [persoon B] : [persoon B] voor 10%,

  • haar zus [persoon C] (hierna: [persoon C] ) voor 20%,

  • de twee kinderen van haar vooroverleden zus [persoon D] : [persoon E] en [persoon F] samen voor 25%,

  • haar broer [geïntimeerde] (tevens executeur, maar hierna als erfgenaam aan te duiden als: [geïntimeerde] ) voor 20%.

Het Testament vermeldt:

“(…) EXECUTEUR

8. Ik benoem (…) tot executeur van mijn nalatenschap met de macht tot inbezitneming voor de duur der afwikkeling: mijn voornoemde partner [hof: [persoon A] ] (…)

Voor de executeur bepaal ik, voor zoveel mogelijk, dat deze alle handelingen, daaronder: afgifte van legaten, de voldoening van de kosten van mijn uitvaart, van eventuele taxatie en boedelkosten en van de successierechten die ten laste komen van erfgenamen of legatarissen, tegelde making van goederen en (een) lega(a)t(en) aan zichzelf afgeven en (zelf als wederpartij optreden bij de) uitvoering of nakoming van overeenkomsten, mag verrichten zonder overleg met- en toestemming van de (eventueel andere) erven, executeur(s) naast zich mag benoemen en voor wie, met inachtneming van de geldende regels, een vervanger kan worden benoemd. (…)”

3.3

Op 30 maart 2015 heeft [persoon A] zijn executeursbenoeming bij notariële Verklaring aanvaard. Executeur [persoon A] heeft naast zich als executeur benoemd: [geïntimeerde] , die zijn executeursbenoeming bij notariële Verklaring van 9 april 2015 heeft aanvaard. De op 22 april 2015 gedateerde notariële Verklaring van executele vermeldt dat [persoon A] en [geïntimeerde] hun executeursbenoemingen hebben aanvaard en verder:

“(…) De executeurs hebben ingevolge de wet en ingevolge de hiervoor vermelde uiterste wilsbeschikking de taak en de bevoegdheid de nalatenschap te beheren. Zij zijn bevoegd de door hen beheerde goederen te gelde te maken, voorzover dit nodig is voor de tot hun taak behorende voldoening van schulden der nalatenschap. De executeurs behoeven voor de tegeldemaking van een goed geen toestemming van de erfgenamen. Gedurende hun beheer vertegenwoordigen de executeurs bij de vervulling van hun taak de erfgenamen in en buiten rechte. Mitsdien zijn de genoemde executeurs op grond van de wet onder meer bevoegd de nalatenschap te beheren en zijn de erfgenamen tezamen met de executeurs bevoegd om over de goederen behorende tot de nalatenschap te beschikken. Voorts zijn de executeurs (…) bevoegd de tot de nalatenschap behorende vorderingen te innen en om voor die inning kwijting te verlenen.”

3.4

Op 22 juni 2016 heeft [persoon A] bij notariële Verklaring afstand gedaan van zijn executeurschap:

“ zodat [hof: [geïntimeerde] ] alleen zijn taak als executeur zal uitvoeren”.

3.5

Tot de nalatenschap behoorde onder meer de ouderlijke woning [adres] te [plaats] (hierna: de woning). [geïntimeerde] heeft voor de woning laten opmaken:

  • het op 2 september 2021 door [persoon G] (Vereniging Eigen Huis) uitgebrachte rapport Bouwtechnische keuring;

  • het op 28 september 2021 gedateerde Calcasa-taxatierapport.

Onder bijvoeging van die beide rapportages heeft [geïntimeerde] bij brief van 6 oktober 2021 aan alle andere erfgenamen geschreven:

“(…) Inmiddels is het ruim zes jaar geleden dat [erflaatster] is overleden. De conditie van het pand dat toen al jaren leegstond, is er in de afgelopen jaren niet beter op geworden. De toestand is inmiddels zodanig verslechterd dat ik het noodzakelijk vond om een bouwkundige inspectie te laten plaatsvinden. (…) De bevindingen van de bouwkundig inspecteur laten zien dat onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk is om verdere verkrotting van het pand en dus veel ellende te voorkomen.

Aangezien ik maar over een uiterst beperkt budget beschik, waarmee ik hooguit nog twee jaar de vaste lasten van het pand zou kunnen betalen en derhalve geen enkele calamiteit kan opvangen, acht ik het moment aangebroken om tot verkoop van het pand over te gaan.

Hoewel ik als executeur de bevoegdheid heb om het pand zonder jullie toestemming te verkopen, zodra ik schulden moet gaan maken om in de kosten ervan te voorzien, hecht ik eraan om dat met instemming van alle betrokkenen te doen.

Naast het laten uitvoeren van een bouwkundige inspectie heb ik ter oriëntatie tevens een

waardebepaling laten doen en een makelaar ingeschakeld voor het geven van een indicatie van de mogelijke opbrengst van het pand, zodat jullie ook daar een beeld van hebben. (…) Wat de indicatie van de makelaar betreft, die verwacht een opbrengst van maximaal 175.000

vanwege de slechte conditie van het pand en de ongelukkige ligging aan een druk

verkeersknooppunt.

Om ervoor te zorgen dat iedereen in de gelegenheid wordt gesteld zich over de voorgenomen verkoop uit te spreken ontvangen jullie allen deze brief individueel van mij.

Van elke erfgenaam ontvang ik vervolgens graag per post/e-mail een bevestiging van ontvangst en een schriftelijke reactie (…) om daarmee in te stemmen. De termijn daarvoor bedraagt 2 weken na dagtekening van deze brief.

Ik hoop van harte dat ik op de medewerking van eenieder kan rekenen, zodat complicaties kunnen worden voorkomen. (…)”

3.6

Bij brief van 16 november 2021 heeft (de advocaat van) [geïntimeerde] aan alle andere erfgenamen geschreven dat de woning:

“(…) staat al vele jaren leeg en de bouwkundige staat ervan is inmiddels zo slecht dat dit pand kan instorten met alle gevolgen, waaronder mogelijk materiële schade en/of letselschade, van dien. Daarnaast is er ook een financiële reden de verkoop in gang te zetten, omdat het saldo van de boedel op termijn niet meer toereikend zal zijn om de lopende kosten van dit pand te kunnen blijven betalen.

Nu geen van de erfgenamen dit pand uit de nalatenschap toegedeeld wil krijgen, heeft [hof: [geïntimeerde] ] actie ondernomen ter voorbereiding van de verkoop op korte termijn. Er is een bouwkundig rapport opgemaakt en een waardebepaling uitgebracht. Op 6 oktober 2021 heeft [hof: [geïntimeerde] ] u allen een bericht getuurd met het verzoek uw akkoord te geven voor de verkoop van het pand op zo kort mogelijke termijn. Hierop is van alle erfgenamen een positieve reactie ontvangen, met uitzondering van [notaris 2] , die niet heeft gereageerd.

Daarnaast heeft [notaris 1] er wat vragen bij gesteld over de verkoopprijs en het

verkooptraject en wil zij de mogelijkheid krijgen om bij gebrek aan interesse of lage biedingen zelf een bod op het pand te doen. Zodra de verkoop in gang wordt gezet, zal [hof: [geïntimeerde] ] [notaris 1] informeren over de voortgang van het traject, zodat ook zij desgewenst nog een bod kan uitbrengen.

In de wettelijke bepalingen terzake van de taken en bevoegdheden van de executeur is in boek 4 BW bepaald dat de executeur van een nalatenschap bevoegd is door hem beheerde goederen te gelde te maken voorzover dat nodig is voor de tot zijn taak behorende voldoening van schulden van de nalatenschap. Daarnaast speelt de slechte staat, waarin het pand verkeert een rol. In het kader van een goed beheer van dit pand door [hof: [geïntimeerde] ] als executeur is verkoop op korte termijn nu de enige optie. [hof: [geïntimeerde] ] vertegenwoordigt hierbij alle erfgenamen. De erfgenamen die ongeclausuleerd akkoord zijn gegaan met de verkoop van het pand op korte termijn vertegenwoordigen 75% van de erfgenamen.

[hof: [geïntimeerde] ] wil de verkoop van het pand te [plaats] bij voorkeur na volledige instemming van alle erfgenamen in gang zetten en om die reden hierbij het verzoek van [hof: [geïntimeerde] ] als executeur van de nalatenschap aan [notaris 2] en aan [notaris 1] om een ongeclausuleerd akkoord te geven voor de start van de verkoop van het pand voor de hoogst haalbare prijs.

Voor een situatie als deze is in de wet bepaald dat de executeur een erfgenaam, die bezwaar heeft tegen een voorgenomen te gelde making, de gelegenheid moet geven de beslissing van de Kantonrechter in te roepen (zie art. 147 lid 2 van boek 4 BW) .

Gelet op de nu wenselijke spoedeisendheid bij het in gang zetten van de verkoop van het pand verzoekt [hof: [geïntimeerde] ] [notaris 2] en [notaris 1] hierbij om binnen veertien dagen na heden ofwel alsnog een ongeclausuleerd akkoord te geven voor de verkoop van het pand op korte termijn ofwel een verzoek conform het hiervoor genoemde artikel 4:147 lid 2 BW bij de Kantonrechter te Maastricht in te dienen om een beslissing te geven op zijn/haar bezwaar tegen de voorgenomen verkoop van het pand. (…)

Graag verneem ik van u binnen veertien dagen na heden.”

3.7

Bij de op 9 maart 2022 gesloten koopovereenkomst heeft [geïntimeerde] als executeur-testamentair namens de erfgenamen van [erflaatster] de woning verkocht aan [de kopers] (hierna in enkelvoud: de koper) tegen een door de koper te betalen koopsom van € 150.000,= kosten koper. De schriftelijke koopovereenkomst vermeldt:

“(…) Artikel 4 Eigendomsoverdracht

4.1.

De akte van levering zal gepasseerd worden uiterlijk op 15 juli 2022 of zoveel eerder als mogelijk ten overstaan van [hof: de notaris].

4.2.

Verkoper staat in voor zijn bevoegdheid tot verkoop en tot eigendomsoverdracht ten tijde van het passeren van de akte van levering. (…)”

4De vorderingen en uitspraken in eerste aanleg

4.1

In dit met de dagvaarding van 29 juni 2022 ingeleide geding heeft de voorzieningenrechter op vordering van [geïntimeerde] kort gezegd de notaris uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld:

I. om op verbeurte van een dwangsom van € 25.000,= binnen vijf dagen zorg te dragen voor de notariële overdracht van de woning;

II. tot betaling van de op € 1.478,28 begrote proceskosten van [geïntimeerde] , met wettelijke rente.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de vorderingen tegen de twee andere notariskantoren en tegen [notaris 1] en [notaris 2] afgewezen en [geïntimeerde] uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld tot betaling van hun proceskosten.

4.2

Ter uitvoering van het beroepen vonnis heeft op 1 augustus 2022 de notariële overdracht van de woning plaatsgevonden.

5De beoordeling in beroep

5.1

In beroep formuleert de notaris vier grieven en concludeert de notaris in de kern dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen, de vorderingen van [geïntimeerde] uit de eerste aanleg (alsnog) zal afwijzen en [geïntimeerde] uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen in de proceskosten van de eerste aanleg en het beroep.

5.2

[geïntimeerde] weerspreekt de grieven en concludeert in hoofdlijn dat het hof het beroep zal verwerpen, het beroepen vonnis zal bekrachtigen en de notaris uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen in de werkelijke proceskosten van € 7.508,35 voor de eerste aanleg en € 2.593,60 voor het beroep tot en met 14 september 2022.

Spoedeisend belang

5.3

Het hof oordeelt het voor kort geding vereiste spoedeisend belang bij de door [geïntimeerde] gevorderde voorziening nog steeds aanwezig. Dat belang volgt al uit de door [geïntimeerde] ingeroepen bescherming tegen onrechtmatig handelen van de notaris met als gevolg mogelijke schadeclaims en de aard van de verlangde voorziening, zeker in het licht van de op 9 maart 2022 gesloten koopovereenkomst met de daarin opgenomen overdrachtsdatum. Bij gebreke van partijdebat hierover behoeft dit geen verdere bespreking.

Of dat alles terecht is en in hoeverre de vordering van [geïntimeerde] ook toewijsbaar zal blijken, is een andere kwestie en zal het hof hierna onderzoeken.

Rechtsstrijd in hoger beroep

5.4

Met de in beroep geformuleerde vorderingen en grieven spitst dit beroep zich toe op de rechtsverhouding tussen de notaris en [geïntimeerde] . De in eerste aanleg mede betrokken twee andere notariskantoren en [notaris 1] en [notaris 2] zijn als zodanig in beroep geen partij, zodat door de voorzieningenrechter ten aanzien van hen gegeven beslissingen en uitgesproken proceskostenveroordelingen in dit beroep niet (meer) aan de orde zijn. Wel vertegenwoordigt [geïntimeerde] volgens artikel 4:145 lid 2 BW gedurende zijn beheer bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte.

5.5

Nu bij gebreke van daartegen ingesteld (incidenteel) beroep het afgewezen deel van die primaire vordering niet (meer) aan de orde is, concludeert het hof dat dit beroep zich met de in beroep geformuleerde vorderingen en grieven toespitst op de bij het beroepen vonnis op de primaire vordering van [geïntimeerde] uitgesproken veroordeling van de notaris om op verbeurte van een dwangsom van € 25.000,= binnen vijf dagen zorg te dragen voor de notariële overdracht van de woning.

5.6

Alleen als het hof tot een afwijzing van vordering I van [geïntimeerde] zal komen, komt alsnog de subsidiaire variant van die vordering door de devolutieve werking van het beroep aan het hof voor te liggen. Daarbij heeft [geïntimeerde] gevorderd dat hem kort gezegd toestemming zal worden verleend om de woning namens de erfgenamen te verkopen en notarieel over te dragen.

Partijdebat

5.7

[geïntimeerde] legt aan de toegewezen vordering I in de kern ten grondslag dat de notaris onrechtmatig heeft gehandeld door de tijdige medewerking aan de notariële overdracht van de woning te weigeren. Ter onderbouwing licht [geïntimeerde] toe dat hij sinds zijn benoeming het nodige heeft gedaan om de nalatenschapsboedel af te wikkelen, totdat uiteindelijk nog slechts de woning restte. Omdat geen van de erfgenamen toedeling van de woning wenste, was volgens [geïntimeerde] vanwege de slechte staat en de daaruit mogelijk voortvloeiende schade voor de boedel of voor derden, spoed geboden met de verkoop van de woning.

5.8

De notaris betwist in hoofdlijn de onrechtmatigheid van zijn handelen door het inroepen van een rechtvaardigingsgrond, namelijk dat hij als notaris op grond van artikel 21 lid 2 Wet op het Notarisambt (hierna: Wna) verplicht was om zijn dienst te weigeren. Ter onderbouwing van zijn verweer licht de notaris toe dat [geïntimeerde] op grond van artikel 8 Testament zelfstandig alle handelingen mocht verrichten, maar dat gold ingevolge artikel 3:170 lid 2 BW alleen voor de handelingen die voor een normale exploitatie van de woning dienstig waren. Volgens de notaris mocht [geïntimeerde] de woning op grond van artikel 4:147 lid 1 BW slechts te gelde maken als dat nodig was voor de voldoening van nalatenschapsschulden. Omdat hiervan geen sprake was, acht de notaris de ingevolge artikel 4:144 lid 1 BW alleen met het beheer belaste [geïntimeerde] niet zelfstandig bevoegd tot de verkoop en overdracht van de woning.

Grief 1

5.9

Door grief 1 betoogt de notaris naar de kern genomen terecht dat de voorzieningenrechter ten onrechte niet heeft beslist over de door hem ingeroepen rechtvaardigingsgrond van artikel 21 lid 2 Wna. De voorzieningenrechter heeft slechts volstaan met een beslissing over alleen de bevoegdheid van [geïntimeerde] om de woning te verkopen en over te dragen. Grief 1 slaagt dus en het hof zal dit aspect hierna zo nodig nog afzonderlijk onderzoeken.

Grief 2

5.10

Via grief 2 betoogt de notaris dat de voorzieningenrechter buiten de (grenzen van de) voorgelegde rechtsstrijd is getreden door te oordelen -niet alleen op basis van de daartoe door [geïntimeerde] ingeroepen artikelen 8 Testament en 4:144 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), maar ook- op basis van de door [geïntimeerde] niet aangevoerde grondslag van artikel 4:147 lid 1 BW. Mede in het licht van de vooraf gewisselde correspondentie die partijen door inroeping en overlegging onderdeel van hun partijdebat hebben gemaakt, oordeelt het hof dit betoog echter feitelijk onjuist. Maar ook bij juistheid kan dat betoog in beroep nergens toe leiden, omdat [geïntimeerde] in beroep artikel 4:147 lid 1 BW inroept en partijen dat als onderdeel van het partijdebat aan het hof voorleggen. Grief 2 mist dus doel.

De grieven 3 en 4 en overigens

5.11

Met de grieven 3 en 4 betoogt de notaris in de kern dat de voorzieningenrechter de wet (met name artikel 4:147 lid 1 BW) onjuist heeft uitgelegd en toegepast, met name omdat geen sprake was van een relevante opeisbare nalatenschapsschuld.

5.12

Het hof stelt voorop dat [geïntimeerde] op grond van artikel 8 Testament zelfstandig handelingen mocht verrichten. Als onbestreden vaststelling van de voorzieningenrechter dient in dit beroep verder tot uitgangspunt dat [geïntimeerde] :

4.2 (…) beheersexecuteur is en niet (ook) afwikkelingsbewindvoerder. (…)”

Dit uitgangspunt volgt ook uit artikel 8 Testament en de notariële Verklaring van executele.

Voor zover hier relevant heeft de executeur op de voet van artikel 4:144 lid 1 BW verder tot taak de goederen der nalatenschap te beheren en de schulden der nalatenschap te voldoen, die tijdens zijn beheer uit die goederen behoren te worden voldaan.

Ingevolge artikel 4:145 lid 2 BW vertegenwoordigt de executeur gedurende zijn beheer bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte.

5.13.1

In het kader van het voorgaande zijn in het licht van artikel 3:170 lid 2 BW onder beheer te begrijpen: alle handelingen die voor de normale exploitatie van het goed dienstig kunnen zijn. Daartoe kunnen ook daden van beschikking behoren, mits dat door een normale exploitatie van het goed wordt gevorderd. Voor alle andere handelingen betreffende een gemeenschappelijk goed is de executeur echter niet exclusief bevoegd, maar zijn in het licht van artikel 3:170 lid 3 BW uitsluitend de deelgenoten gezamenlijk bevoegd.

5.13.2

Bij gebreke van daartoe benodigde (gestelde of gebleken) concrete feiten, kunnen de verkoop en overdracht van de woning hier redelijkerwijs niet gelden als wat nodig is voor een normale exploitatie ervan. Anders dan [geïntimeerde] meent, leiden het in zijn opdracht op 2 september 2021 door [persoon G] uitgebrachte rapport Bouwtechnische keuring en het op 28 september 2021 gedateerde Calcasa-taxatierapport niet tot een ander oordeel. Zelfs voor zover uit die rapporten technische onvolkomenheden of verbeterpunten zijn af te leiden, zegt dat als zodanig (te) weinig over (enige relatie met) de normale exploitatie van de woning. Daardoor vallen de verkoop en overdracht van de woning hier niet onder het aan [geïntimeerde] toekomende beheer ervan en is [geïntimeerde] daarvoor niet exclusief bevoegd.

5.14.1

Voor zover hier van belang is een executeur op de voet van artikel 4:147 lid 1 BW bevoegd door hem beheerde goederen te gelde te maken, voor zover dit nodig is voor de tot zijn taak behorende voldoening van schulden der nalatenschap. Deze exclusieve beschikkingsbevoegdheid is gerelateerd aan de betaling van nalatenschapsschulden en de schulden van de nalatenschap zijn opgesomd in artikel 4:7 lid 1 BW.

5.14.2

De door [geïntimeerde] gestelde slechte staat van de woning en de daaruit mogelijk voortvloeiende schade voor de boedel of voor derden, vallen echter niet onder die opgesomde nalatenschapsschulden. Voor zover de door [geïntimeerde] en de voorzieningenrechter bedoelde kosten van behoud en bewaring al als daarin opgesomde kosten van executele kunnen gelden, schept de uitputting van daarvoor gereserveerd (beheer)budget voor [geïntimeerde] nog geen grondslag voor de (hem in beginsel niet toekomende) bevoegdheid om de woning te verkopen of de verdeling ervan zelfstandig tot stand te brengen. De enkele aanwijzing als executeur-testamentair maakte [geïntimeerde] ook nog niet bevoegd om de woning te verkopen of de verdeling ervan zelfstandig tot stand te brengen.

5.15

Het voorgaande brengt het hof voorshands tot de conclusie dat de notaris [geïntimeerde] onbevoegd heeft mogen achten om de door hem beheerde woning als executeur te gelde te maken. In zoverre heeft de notaris kunnen denken aan zijn in artikel 21 lid 1 Wna vervatte verplichting om de verlangde werkzaamheden te verrichten, tenzij hij op grond van artikel 21 lid 2 Wna verplicht is zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem verlangd wordt, leidt tot strijd met het recht of de openbare orde of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft. De notaris heeft gerede twijfel kunnen hebben aan de [geïntimeerde] toekomende bevoegdheid om de door hem beheerde woning in het kader van zijn executeurstaak zelfstandig te gelde te maken en heeft redelijkerwijs mogen verlangen dat alle erfgenamen medewerking verlenen aan of nadrukkelijk instemmen met de verkoop en vervreemding van de woning.

5.16

Het hof kan er evenwel niet aan voorbijzien dat alle erfgenamen al vóór de inleidende dagvaarding van 29 juni 2022 met de door [geïntimeerde] voorgestane verkoop en overdracht van de woning hadden ingestemd. De voorzieningenrechter heeft onbestreden vastgesteld:

“2.8. De erfgenamen hebben -aanvankelijk met uitzondering van [notaris 1] en [notaris 2] - met de verkoop ingestemd (…).”

Dat ook [notaris 1] en [notaris 2] daarmee al vóór de inleidende dagvaarding hadden ingestemd, was de notaris al bekend uit de e-mail van 26 april 2022 waarin [geïntimeerde] aan (een medewerker van) de notaris heeft geschreven:

“(…) heb ik alle erfgenamen benaderd met het verzoek in te stemmen met de verkoop van het pand. De meeste erfgenamen stemden direct daarmee in en, na een interventie van een advocaat, ook de overige twee erfgenamen. (…)”.

Dat (een medewerker van) de notaris in reactie daarop bij e-mail van 2 mei 2022 heeft voorgesteld:

“(…) om voor de erfgenamen verkoopvolmachten op te stellen zodat u niet allen bij het passeren van de akte aanwezig hoeft te zijn. (…)”,

is begrijpelijk, maar rechtvaardigt nog niet de door de notaris bij e-mail van 24 mei 2022 nader verlangde:

“(…) getekende aanvulling op de koopovereenkomst. Volledigheidshalve wijs ik u er op dat de aanvulling door alle erfgenamen, de executeur en de koper dient te worden ondertekend. (…)”.

5.17

Dat alle vorenbedoelde verkoopvolmachten al vóór de inleidende dagvaarding onvoorwaardelijk aan de notaris ter hand zijn gesteld, blijkt niet, maar kan in het licht van de navolgende belangenafweging verder in het midden blijven. Dat ook [notaris 1] en [notaris 2] daarmee in ieder geval nog vóór (het wijzen van) het beroepen vonnis hebben ingestemd, blijkt uit de nadrukkelijke en onbestreden gebleven overweging van de voorzieningenrechter:

“3.4. [notaris 1] en [notaris 2] voeren geen (inhoudelijk) verweer en zijn akkoord met de verkoop van de woning.”

Daarmee hadden alle mede-erfgenamen dus al vóór het wijzen van het beroepen vonnis met de door [geïntimeerde] voorgestane verkoop en overdracht van de woning ingestemd. Zo de notaris voordien al gegronde reden heeft gehad om de van hem verlangde ambtsverrichting te weigeren of op te schorten vanwege zijn zorg voor de daarbij mogelijkerwijs betrokken belangen van de mede-erfgenamen van [geïntimeerde] , was daarvan ten tijde van het (wijzen van het) beroepen vonnis dus in ieder geval geen sprake meer.

Hoewel het hof de daartoe door de voorzieningenrechter gebezigde motivering niet zonder meer kan onderschrijven, oordeelt het hof het voorshands dan ook voldoende aannemelijk dat de bodemrechter een eis zoals de toegewezen vordering I uiteindelijk zal toewijzen. Bij deze stand van zaken zal het hof de in eerste aanleg getroffen voorziening reeds in het licht van een belangenafweging in stand laten. Naast het feit dat alle erfgenamen inmiddels met de verkoop en overdracht van de woning aan de koper hebben ingestemd, neemt het hof hierbij in het bijzonder ook in aanmerking dat de in eerste aanleg getroffen voorziening al zijn werking heeft verkregen doordat ter uitvoering van het beroepen vonnis op 1 augustus 2022 de notariële overdracht van de woning aan de koper heeft plaatsgevonden.

5.18

Het hof passeert gedane bewijsaanbiedingen, omdat het beperkte kader van dit kort geding zich niet voor (nader) feitenonderzoek leent.

Slotsom

5.19

Alles bij elkaar concludeert het hof dat grief 1 slaagt maar grief 2 niet, terwijl ook de grieven 3 en 4 ten dele slagen maar niet tot afwijzing van vordering I leiden. Het hof zal het beroepen vonnis dan ook bekrachtigen voor zover dat in hoger beroep voorligt, behoudens de onder II aan [geïntimeerde] toegewezen proceskostenbeslissing. Waar enerzijds [geïntimeerde] onterecht heeft volhard in zijn standpunt dat hij zelfstandig bevoegd was om de door hem beheerde woning als executeur te gelde te maken en op basis van die onjuiste veronderstelling heeft gemeend de inleidende kortgedingdagvaarding te moeten uitbrengen, maar anderzijds de in eerste aanleg gegeven toewijzing van vordering I zal worden bekrachtigd, zal het hof bepalen dat [geïntimeerde] en de notaris als over en weer in het ongelijk gestelde partijen ieder de eigen proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep moeten dragen. Wat partijen verder nog aanvoeren, bevat geen feiten die het hof anders kunnen doen beslissen. Het hof beslist als volgt.

6De uitspraak

Het hof:

vernietigt het beroepen vonnis van 20 juli 2022 alleen voor zover daarbij:

- de notaris is veroordeeld tot betaling van de op € 1.478,28 begrote proceskosten van [geïntimeerde] , met wettelijke rente;

en doet in zoverre opnieuw recht:

- bepaalt dat [geïntimeerde] en de notaris ieder de eigen proceskosten van de eerste aanleg dragen;

en bekrachtigt het beroepen vonnis voor het overige voor zover dat aan het hof voorligt;

bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten van dit hoger beroep draagt;

wijst het meer of anders in beroep gevorderde af.

Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, R.J.M. Creemers en J. van der Steenhoven en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 14 maart 2023.

griffier rolraadsheer



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733