Rechtbank Den Haag 06-12-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:13591

Datum publicatie17-03-2023
ZaaknummerC/09/622373 / FA RK 21-8498
ProcedureTussenbeschikking
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenIPR familierecht;
Kinderen
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Draagmoederschapzaak. Nederlandse openbare orde verzet zich tegen erkenning in Russische Federatie tussen verzoeker en uit draagmoeder geboren tweeling vastgestelde familierechtelijke betrekkingen. Door gebruik te maken van anonieme eiceldonatrice kunnen kinderen nooit deel van hun afstamming achterhalen. Bijzondere curator benoemd om te kijken of vaderschap man gerechtelijk kan worden vastgesteld.

Volledige uitspraak


\\Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer

Rekestnummer: FA RK 21-8498

Zaaknummer: C/09/622373

Datum beschikking: 6 december 2022

Erkenning buitenlandse beslissing en gerechtelijke vaststelling vaderschap

Beschikking op het op 1 september 2021 bij de rechtbank Amsterdam ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker1] ,

in de Basisregistratie Personen (BRP) geregistreerd als [verzoeker1] ,

verzoeker,

wonende te [woonplaats1] ,

advocaat mr. R.J. Neijenhof te Amsterdam.

Als belanghebbenden worden aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats1] ,

zetelend te [plaats1] ,

hierna te noemen: de ambtenaar,

Procedure

Bij beschikking van de enkelvoudige kamer van deze rechtbank van 31 augustus 2022 is verzoeker belast met de voogdij over de nog minderjarige kinderen:

  • [minderjarige] , geboren op [geboortedatum1] 2020 te [geboorteplaats1] , Rusland ( [minderjarige] ), in de BRP geregistreerd als [minderjarige] ;

  • [minderjarige2] , geboren op [geboortedatum1] 2020 te [geboorteplaats1] , Rusland ( [minderjarige2] ), in de BRP geregistreerd als [minderjarige2] ;

hierna samen te noemen: de kinderen.

De rechtbank heeft de behandeling van de verzoeken in deze zaak voor het overige pro forma aangehouden tot 1 september 2022 in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad in vergelijkbare, bij deze rechtbank eerder aanhangige, zaken. De rechtbank heeft hierbij verwezen naar de beschikkingen van deze rechtbank van 17 december 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:13949 en ECLI:NL:RBDHA:2021:13950.

De Hoge Raad heeft bij arrest van 13 mei 2022 (ECLI:NL:HR:2022:685) zijn prejudiciële beslissing gegeven. De Hoge Raad heeft afgezien van beantwoording van de gestelde prejudiciële vragen en dat als volgt toegelicht in rechtsoverweging 3.4:

“Zolang een wettelijke regeling ontbreekt, is het aan de rechter om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen, met inbegrip van de mogelijkheid om de beslissing op het verzoek aan te houden. Het staat de rechter vrij om bij de beantwoording van vragen over de erkenning van een buitenlandse rechterlijke beslissing of een buitenlandse akte waarbij afstammingsrechtelijke relaties zijn vastgesteld tussen het kind en de wensouders, overeenkomstige toepassing te geven aan de art. 10:100 en 10:101 BW. ”

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

  • het inleidende verzoekschrift;

  • de brief van de ambtenaar van 26 oktober 2021;

  • het F9-formulier van 26 november 2021 met bijlagen, van de zijde van verzoeker;

  • de beschikking van de rechtbank [plaats] van [beschikkingsdatum] 2021;

  • de brief van de ambtenaar van 2 maart 2022;

  • het F9-formulier van 28 maart 2022, houdende een aanvullend verzoek;

  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming Regio [regio] , locatie [plaats2] (hierna: de Raad) van 31 mei 2022;

  • het F9-formulier van 17 juni 2022 met bijlage van de zijde van verzoeker;

  • het F9-formulier van 1 augustus 2022 met bijlage van de zijde van verzoeker;

  • het F9-formulier van 15 augustus 2022 met bijlagen van de zijde van verzoeker.

Op 8 november 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld.

Hierbij zijn verzoeker en zijn advocaat verschenen. Tevens was aanwezig. [tolk] , tolk in de Russische taal. De ambtenaar is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

De draagmoeder kan in beginsel als belanghebbenden als bedoeld in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden aangemerkt in deze procedure. Uit de feiten blijkt echter dat de draagmoeder – kort gezegd – ermee heeft ingestemd dat verzoeker de enige ouder is en dat zij er mee instemt dat verzoeker de verantwoordelijkheid op zich neemt voor het leven en de gezondheid van de minderjarige kinderen en alle nodige beslissingen neemt om de rechten en wettelijke belangen van de minderjarigen te beschermen. De rechtbank zal, gelet op deze verklaringen die zich in het dossier bevinden, de draagmoeder niet als belanghebbende aanmerken.

Na de zitting is nog ingekomen:

- het F9-formulier van 17 november 2022 met bijlagen, houdende een aanvullend verzoek van verzoeker.

Feiten

  • Verzoeker is geboren op [geboortedatum2] 1980 te [geboorteplaats2] , Rusland , en heeft de Russische nationaliteit.

  • Blijkens de basisregistratie personen (BRP) woont verzoeker sinds oktober 2015 in Nederland.

  • Verzoeker kon zijn kinderwens niet op eigen kracht verwezenlijken en heeft gekozen voor hoogtechnologisch draagmoederschap.

  • Uit de beschikking van [datum beschikking] 2021 van de rechtbank van het distrikt [district] van de stad [plaats3] , Rusland met nummer [nummer1] blijkt het navolgende:

  • Verzoeker heeft contact gezocht met de Reproductiekliniek van het Europees Medisch Centrum in Moskou en heeft [naam5] , geboren op [geboortedatum3] 1996 te [geboorteplaats3] , Rusland (hierna: de draagmoeder) bereid gevonden om met behulp van hoogtechnologisch draagmoederschap een kind te dragen.

  • Er zijn twee embryo’s tot stand gekomen waarbij er voor beide kinderen gebruik is gemaakt van een zaadcel van verzoeker en een eicel van een onbekende eiceldonatrice. De embryo’s zijn op [datum 1] 2020 bij de draagmoeder ingebracht.

  • De draagmoeder heeft de Russische nationaliteit en is alleenstaand.

  • De draagmoeder is na een ivf behandeling bij voornoemde kliniek in verwachting geraakt en op [geboortedatum1] 2020 bevallen van een mannelijk en een vrouwelijk kind.

  • Volgens een vertaalde kopie van een bij de notaris opgemaakte akte, opgemaakt op [datum 2] 2020 met nummer [nummer3] , heeft de draagmoeder bij de notaris (samengevat) verklaard dat zij op [geboortedatum1] 2020 in de Geboortekliniek nr. [nummer 1] te [plaats3] is bevallen van een vrouwelijk en mannelijk kind, van wie de enige ouder verzoeker is. Zij heeft ermee ingestemd dat verzoeker als enige ouder op de geboorteakte van de kinderen komt te staan.

  • Volgens een vertaalde kopie van een bij de notaris opgemaakte akte, opgemaakt op [datum 2] 2020 met nummer [nummer 2] heeft de draagmoeder op [datum 2] 2020 toestemming gegeven aan verzoeker om de uit haar op [geboortedatum1] 2020 geboren kinderen mee te nemen voor een verblijf buiten de Russische Federatie. Ook gaat zij ermee akkoord dat verzoeker de verantwoordelijkheid op zich neemt voor het leven en de gezondheid van de kinderen en alle nodige beslissingen neemt om de rechten en wettelijke belangen van de kinderen te beschermen.

  • De rechtbank van het distrikt [district] van de stad [plaats3] , Rusland , heeft op [datum beschikking] 2021 een beschikking afgegeven in de zaak met nummer
    [nummer1] . Volgens de vertaling van deze beschikking heeft de enkelvoudige kamer van deze rechtbank besloten:
    “Het Comité Burgerlijke Stand van het Bestuur van [plaats3] te verplichten tot het registreren van de geboorte van twee kinderen op basis van medisch geboortebewijs serie [serie] nr. [nummer2] en medisch geboortebewijs serie [serie] nr. [nummer4] van [datum 3] -2020, afgegeven door de uit de staatsbegroting gefinancierde zorginstelling “Geboortekliniek nr. [nummer 1] ” op [datum 3] -2020, namelijk van een vrouwelijk kind en een mannelijk kind uit de draagmoeder [naam5] , met vermelding van [verzoeker1] , geboren op [geboortedatum2] -1980, burger van de Russische Federatie, geboren in de staat [staat] , paspoort [nummer 3] , (…), als de vader van het kind, en het gedeelte “gegevens van de moeder” in het geboorteregister door te halen.
    De beschikking is onmiddellijk uitvoerbaar (…).”

  • De beschikking van [datum beschikking] 2021 is op [datum 4] 2021 onherroepelijk geworden.

  • Op 21 januari 2021 zijn de Russische geboorteaktes afgegeven van [minderjarige] , met nummer [nummer 4] en van [minderjarige2] , met nummer [nummer 5] , waarin alleen vadergegevens zijn opgenomen.

  • Uit de deskundigenrapportage van Verilabs van [datum 5] 2022 volgt dat praktisch is bewezen dat verzoeker de biologische vader is van [minderjarige] en [minderjarige2] .

  • Verzoeker verzorgt de kinderen en voedt hen samen met zijn partner op.

Verzoek en verweer

De nog voorliggende verzoeken strekken - na wijziging en aanvulling - ertoe:

  1. de beslissing van de rechtbank te [plaats3] van [datum beschikking] 2021 te erkennen, waarbij verzoeker als enige ouder van de kinderen is aangemerkt, en hem als enige ouder van de kinderen in te schrijven op hun geboorteakten, alsmede deze beslissing voor recht te verklaren in de zin van artikel 1:26 BW;

  2. primair het ouderschap van verzoeker over [minderjarige] en [minderjarige2] gerechtelijk vast te stellen,
    subsidiair een bijzondere curator te benoemen teneinde het ouderschap van verzoeker over de kinderen gerechtelijk vast te stellen;

  3. verzoeker te belasten met het ouderlijk gezag over [minderjarige] en [minderjarige2] ;

een en ander bij beschikking, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad.

Beoordeling

1 Het verzoek om een verklaring voor recht af te geven

Rechtsmacht

De rechtbank heeft op grond van artikel 3 onder a Rv rechtsmacht om van het eerste verzoek kennis te nemen omdat verzoeker zijn woonplaats in Nederland heeft.

Toepasselijk recht

Op grond van artikel 1:26 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een ieder die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand. Verzoeker stelt belang te hebben bij zijn verzoek, omdat hij allerlei problemen ondervindt in Nederland in verband met de status van de kinderen en de familierechtelijke betrekkingen, zoals bij de inschrijving van de kinderen voor de kinderopvang.

Toetsing van de beslissing van de rechtbank te [plaats3] van [datum beschikking] 2021

Op grond van art. 10:100 lid 1 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:

a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;

b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of

c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.

Uitgangspunt van de wet is dat de Russische beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld tussen verzoeker en de kinderen wordt erkend. Dit is slechts anders indien er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land, aan de beslissing geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissing onverenigbaar is met de openbare orde.

Niet in geschil is dat sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en van behoorlijke rechtspleging. Nu het draagmoederschap in de Russische Federatie heeft plaatsgevonden en de draagmoeder en verzoeker beiden de nationaliteit van dat land hebben en de draagmoeder daar ook woonachtig is, acht de rechtbank aannemelijk dat er voor de rechtsmacht van de Russische rechter voldoende aanknoping bestond. In ieder geval kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Russische rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond. In deze zaak gaat het om de vraag of de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals vastgesteld in de Russische beslissing.

Openbare orde exceptie: zorgvuldig draagmoederschapstraject?

De rechtbank stelt vast dat de ambtenaar zich, ten aanzien van de toetsing in het kader van het traject van draagmoederschap, aan het oordeel van de rechtbank refereert.

De rechtbank acht het in het kader van de openbare orde toets van belang om te oordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel de kinderen, de draagmoeder als de wensouder in kwestie.

Omdat verzoeker in de Russische beslissing als enige ouder van de kinderen is aangemerkt dient hierbij naar het oordeel van de rechtbank met name te worden gekeken of de belangen van de kinderen en de draagmoeder voldoende in acht zijn genomen. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45 ) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouder en de kinderen.

Uit de aanbevelingen volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).

Verzoeker heeft op de zitting toegelicht dat het in Rusland gebruikelijk is om te werken met een anonieme eiceldonatrice. Het is daarnaast bij wet verboden dat er genetische verwantschap bestaat tussen een draagmoeder en het door haar gedragen kind. Dat maakt dat verzoeker gebruik heeft gemaakt van een anonieme eiceldonatrice.

Op grond van de overgelegde stukken en dat wat op de zitting is besproken, komt de rechtbank tot het oordeel dat het traject van draagmoederschap in de Russische Federatie niet met voldoende waarborgen, die overeenkomen met de aanbevelingen van de Staatscommissie, is omkleed. Er is namelijk gebruik gemaakt van een anonieme eiceldonatrice. Dit maakt dat [minderjarige] en [minderjarige2] in de toekomst, ook al zouden zij dat willen, geen mogelijkheid hebben om contact te zoeken met de eiceldonatrice en zich zodoende geen volledig beeld kunnen vormen van hun afstamming. Evenmin is er in deze procedure een overeenkomst met de eiceldonatrice overgelegd, zodat op geen enkele manier getoetst kan worden op welke manier de eiceldonatie tot stand is gekomen.

De kinderen zijn gelet op de door verzoeker bewandelde weg en de door hem gemaakte keuzes niet in staat zijn hun volledige afstamming te achterhalen. Dit is in strijd met het fundamentele (mensen)recht van het kind om zijn of haar afstamming te kunnen herleiden. Het staat haaks op de hiervoor vermelde aanbevelingen van de Staatscommissie en de door het kabinet geformuleerde waarborgen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het gebruiken van een onbekende eiceldonatrice in het traject van draagmoederschap strijdigheid oplevert met een beginsel en waarde die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel wordt beschouwd. Het verzoek tot erkenning van de Russische beslissing zal dan ook worden afgewezen.

Omdat de Russische beslissing niet wordt erkend, worden daarmee ook de in Rusland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen tussen verzoeker en de kinderen niet in Nederland erkend, zodat verzoeker niet als enige ouder van de kinderen kan worden ingeschreven op hun geboorteakten. Daarbij komt dat er van de kinderen op dit moment geen geboorteakte in Nederland is ingeschreven, zodat ook het verzoek om die reden strandt.

2 Gerechtelijke vaststelling vaderschap/benoeming bijzondere curator

Rechtsmacht

De rechtbank heeft op grond van artikel 3 onder a Rv rechtsmacht om van het tweede verzoek kennis te nemen omdat verzoeker zijn woonplaats in Nederland heeft.

Afstammingskwestie

Verzoeker heeft in zijn aanvullende verzoek verzocht om gerechtelijke vaststelling van zijn vaderschap over de kinderen.

In zaken van afstamming worden minderjarige kinderen op grond van artikel 1:212 BW vertegenwoordigd door een bijzondere curator. In deze procedure is tot op heden geen bijzondere curator benoemd, gelet op de eerder voorliggende verzoeken. De rechtbank ziet in het aanvullende verzoek aanleiding om nu, zoals ook op de zitting is besproken, een bijzondere curator te benoemen over de kinderen.

In afwachting van het advies van de bijzondere curator zal de rechtbank de procedure pro forma aanhouden.

Nu de verzoeken ten aanzien van de afstamming worden aangehouden zal ook het verzoek ten aanzien van het gezag worden aangehouden.

Voortgang van de procedure

De rechtbank merkt op dat – tenzij uit de door partijen over te leggen stukken als hierna vermeld anders blijkt – de zaak in beginsel zonder verdere behandeling op zitting zal worden afgedaan.

Beslissing

De rechtbank:

wijst het onder 1. verzochte af;

benoemt mr. [naam8] , kantoorhoudend aan de [adres1] , [postcode1] [plaats1] ,

tot bijzondere curator over de minderjarige kinderen:

  • [minderjarige] , geboren op [geboortedatum1] 2020 te [geboorteplaats1] , Rusland , en

  • [minderjarige2] , geboren op [geboortedatum1] 2020 te [geboorteplaats1] , Rusland ,

en verklaart deze benoeming uitvoerbaar bij voorraad;

bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 1 maart 2023 pro forma in afwachting van een door de bijzondere curator namens de kinderen in te dienen verslag;

bepaalt dat verzoeker en de ambtenaar desgewenst twee weken na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator daarop kunnen reageren, waarbij verzoeker zich ook dient uit te laten over de grondslag van zijn verzoek ten aanzien van het gezag;

bepaalt dat de bijzondere curator twee weken na ontvangst van eventuele de reactie verzoeker en/of de ambtenaar daarop kan reageren;

houdt iedere verdere beslissing aan tot 1 maart 2023 pro forma.

Deze beschikking is gegeven door mrs. W.G. de Boer, J.C. Sluymer en C.S.F. de Nijs, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2022.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733