Gerechtshof 's-Hertogenbosch 28-02-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:654

Datum publicatie06-03-2023
Zaaknummer200.298.811_01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Opzettelijk verzwijgen 3:194 BW;
Erfrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Partijen zijn in 2007 gescheiden. In 2013 is verdeling afgerond. Volgens man heeft vrouw bij die verdeling haar gerechtigheid tot nalatenschap van haar vader - overleden in 2000 - verzwegen. Vrouw betoogt dat haar vader in dat jaar in Marokko is verdwenen en dat tot op heden onduidelijkheid bestaat over zijn lot. Man heeft documenten overgelegd die volgens hof niet kunnen dienen als bewijs van zijn stellingen.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

zaaknummer 200.298.811/01

arrest van 28 februari 2023

in de zaak van

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,

hierna aan te duiden als de vrouw,

advocaat: mr. H.F.C. Hoogendoorn te Amsterdam,

tegen

[de man] ,

wonende te [woonplaats] , Marokko,

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

appellant in incidenteel hoger beroep,

hierna aan te duiden als de man,

advocaat: mr. M. Kaouass te Amsterdam,

op het bij exploot van dagvaarding van 16 augustus 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 2 juni 2021, door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen de vrouw als gedaagde en de man als eiser.

1Inleiding

Partijen, van Marokkaanse afkomst, zijn gewezen echtgenoten. De procedure tot verdeling van de huwelijksgemeenschap is in 2013 afgerond. Nadien is de man in het bezit gekomen van (Marokkaanse) documenten die zouden aantonen dat de vader van de vrouw in 2000, dus tijdens het huwelijk van partijen, is overleden. Het aandeel van de vrouw in de nalatenschap van haar vader valt volgens de man in de (inmiddels ontbonden) huwelijksgemeenschap van partijen. Volgens de man heeft de vrouw bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap haar gerechtigheid tot die nalatenschap verzwegen. De vrouw betwist dat uit de Marokkaanse documenten kan worden afgeleid dat haar vader in 2000 is overleden. Zij betoogt dat haar vader in dat jaar in Marokko is verdwenen en dat tot op heden onduidelijkheid bestaat over zijn lot.

2Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/365139 / HA ZA 19-696)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

3Het geding in hoger beroep

3.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding in hoger beroep;

  • de memorie van grieven met producties 1 tot en met 11;

  • de memorie van antwoord en tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met productie 1;

  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met producties 12 tot en met 25;

  • de akte depot van 16 november 2022 waarin is vermeld dat ter griffie zijn gedeponeerd:

o de originele beschikking van de rechtbank Nador van 8 april 2013 inzake de verdeling van de nalatenschap, waarbij de vrouw betrokken is geweest (prod. 1 bij mva in incidenteel hoger beroep);

o het proces-verbaal van verdeling (prod. 8 bij cve);

o het taxatierapport van de onroerende zaken van de vrouw in Marokko (prod. 9 bij cve);

o de overlijdensakte van de vader (prod. 11 bij cvr);

o de verklaring van eiser inzake de rechtmatigheid van het verkregen bewijs (prod. 12 cvr);

  • de akte overlegging producties van 7 december 2022 van de zijde van de vrouw met de prod. 26 en 27;

  • de akte overlegging producties van 7 december 2022 van de zijde van de vrouw met prod. 28;

  • de mondelinge behandeling, waarbij de advocaat van de vrouw spreekaantekeningen heeft overgelegd.

3.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 december 2022. De vrouw is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de man is zijn advocaat in persoon verschenen. De man zelf is niet verschenen.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

4De feiten

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

a. a) Partijen zijn op 10 juni 1985 op het Marokkaanse consulaat te [plaats 1] , België, met

elkaar gehuwd.

b) De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit.

c) Bij beschikking van 21 januari 2004 heeft de rechtbank Leeuwarden de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is bekrachtigd bij beschikking van 31 augustus 2005 van het gerechtshof Leeuwarden. De echtscheidingsbeschikking is op 10 april 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij die beschikking heeft de rechtbank tevens, voor zover thans van belang, partijen gelast de huwelijksgemeenschap te verdelen, voor zover deze tussen hen bestaat.

d) Bij verstekvonnis van 27 augustus 2008 heeft de rechtbank Leeuwarden de verdeling vastgesteld en de man gelast daaraan zijn medewerking te verlenen.

e) De man heeft tegen voornoemd vonnis verzet aangetekend. Bij vonnis van 9 december 2009 heeft de rechtbank Leeuwarden het verstekvonnis van 27 augustus 2008 vernietigd en de verdeling van de huwelijksgemeenschap opnieuw vastgesteld en de vrouw veroordeeld aan de man € 117.745,60 te betalen wegens overbedeling.

f) De vrouw heeft van voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 17 december 2013 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, het vonnis van 9 december 2009 vernietigd (behoudens voor zover daarbij het verstekvonnis van 27 augustus 2008 is vernietigd) en partijen gelast de huwelijksgemeenschap te verdelen op de door het hof aangegeven wijze met bepaling dat de vrouw een schuld aan de Postbank als eigen schuld zal voldoen en met veroordeling van de man om aan de vrouw € 40.073,-- te betalen wegens overbedeling.

g) De man is op 14 november 2017 een herzieningsprocedure gestart bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. De man heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de vrouw haar gerechtigdheid tot de nalatenschap van haar vader heeft verzwegen. Bij arrest van 18 december 2018 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, deze vordering afgewezen vanwege het ontbreken van belang, nu voor hetgeen de man nastreeft een op art. 3:179 lid 2 BW gegronde vordering in combinatie met een op art. 3:194 BW gegronde vordering bij de daarvoor bevoegde rechter kan worden ingesteld.

5De omvang van het geschil

5.1.1.

In de onderhavige procedure vordert de man, na wijziging van eis, de vrouw te veroordelen primair € 201.792,-- en subsidiair € 100.896,-- aan hem te betalen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding

5.1.2.

Aan deze vordering heeft de man, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.

Hij is in het bezit gekomen van stukken die de vrouw bij de rechtbank Leeuwarden en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verzwegen. Uit deze stukken blijkt dat de vader van de vrouw op [datum] 2000 is overleden. Hierdoor beschikte de vrouw tijdens het huwelijk van partijen over een vordering ter zake van haar aandeel in de nalatenschap van haar vader. De rechtbank te Nador, Marokko, heeft bij vonnis van 8 april 2013 de nalatenschap onder de erfgenamen verdeeld. Uit het proces-verbaal van de verdeling blijkt dat het erfdeel van de vrouw bestaat uit een deel van twee kavels de [plaats 2] , Marokko. Dit deel is door een beëdigd taxateur te [plaats 3] getaxeerd op 2.209.630,-- dirham, ofwel € 201.792,--. De vrouw had kennis van haar vordering op de nalatenschap, maar zij heeft die opzettelijk verzwegen. Daarmee heeft zij gehandeld in strijd met art. 3:194 lid 2 BW. Subsidiair maakt de man aanspraak op nadere verdeling.

5.1.3.

De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.

5.1.4.

In het tussenvonnis van 5 februari 2022 heeft de rechtbank een mondelinge behandeling bevolen.

5.1.5.

In het bestreden vonnis heeft de rechtbank het beroep van de man op art. 3:194 BW verworpen en zijn primaire vordering afgewezen. Zijn subsidiaire vordering is toegewezen omdat de vrouw de stellingen van de man over het overlijden van haar vader onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De rechtbank heeft vervolgens als vaststaand aangenomen dat door het overlijden van de vader tijdens het huwelijk van partijen de nalatenschap is opengevallen waardoor sprake is van een (mogelijk) gemeenschappelijk goed. Ten slotte heeft de rechtbank het aandeel van de vrouw in de nalatenschap van haar vader aan de vrouw toegedeeld onder de verplichting de helft van de waarde van het aandeel in die nalatenschap aan de man te betalen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.2.

De vrouw heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd. De vrouw heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vordering van de man. Haar grieven komen er in de kern op neer dat i) niet in rechte kan worden vastgesteld dat de vader op [datum] 2000 is overleden en ii) niet kan worden vastgesteld wat de omvang van de (beweerdelijke) nalatenschap van de vader is geweest.

5.3.

De man heeft de grieven van de vrouw bestreden. Hij concludeert in het principaal hoger beroep tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met uitzondering van de onderdelen waartegen incidenteel hoger beroep is ingesteld en afwijzing van de vorderingen van de vrouw.

De man heeft ook incidenteel hoger beroep ingesteld. In het incidenteel hoger beroep heeft de man, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd het bestreden vonnis te vernietigen (het hof begrijpt: voor zover het betreft de afwijzing van zijn vordering de vrouw te veroordelen primair € 201.792,-- en subsidiair € 100.896,-- aan hem te betalen) en alsnog de huwelijksgemeenschap zelf nader te verdelen, inhoudende dat het aandeel in de nalatenschap aan de vrouw wordt toegedeeld en dat de vrouw wordt veroordeeld om wegens overbedeling primair € 201.792,-- en subsidiair € 100.896,-- aan de man te betalen. Hij heeft daartoe twee grieven aangevoerd. De grieven gaan over de afwijzing van zijn primaire vordering (grief 1) en de omvang van de nalatenschap en de verdeling daarvan (grief 2).

5.4.

De vrouw heeft in het incidenteel hoger beroep gevorderd het bestreden vonnis te bekrachtigen voor zover door de man in incidenteel hoger beroep bestreden en de man te veroordelen in de kosten van het incidenteel hoger beroep.

6De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht

6.1.

Omdat de inleidende dagvaarding van de man is ingediend na 29 januari 2019 (namelijk op 29 oktober 2019), wordt de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om van de vordering van partijen kennis te nemen, bepaald aan de hand van de Verordening (EU) 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels. Ingevolge art. 6 lid 1 van deze Verordening heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht nu de vrouw op het tijdstip van aanbrengen haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.

De rechtbank heeft de vorderingen beoordeeld naar Nederlands recht. Daartegen zijn geen grieven gericht, zodat ook het hof Nederlands recht zal toepassen (zie de conclusie van AG Vlas voor HR 27 april 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BV6684).

De peildatum van de omvang en waarde van de huwelijksgemeenschap

6.2.

Omdat partijen geen huwelijkse voorwaarden hebben opgemaakt, volgt uit de toepasselijkheid van het Nederlandse recht dat partijen zijn gehuwd in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen. Vóór 1 januari 2012 werd de huwelijksgemeenschap (pas) ontbonden bij het einde van het huwelijk door de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand (art. 1:99 lid 1 sub a (oud) BW) . Het huwelijk van partijen is ontbonden op 10 april 2007. In voormeld arrest van 17 december 2013 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, de omvang en de waarde van de huwelijksgemeenschap evenwel vastgesteld op de peildatum van 29 maart 2007. Dit arrest heeft gezag van gewijsde, zodat het hof voor de omvang en waarde van de huwelijksgemeenschap van deze datum zal uitgaan.

Het overlijden van de vader

6.3.

De rechtbank heeft als vaststaand aangenomen dat ‘door het overlijden van de vader tijdens het huwelijk van partijen de nalatenschap is opengevallen en sprake is van een (mogelijk) gemeenschappelijk goed’ (rov. 3.7.). Hiertegen keren zich de grieven van de vrouw.

6.3.1.

Ter toelichting voert de vrouw het volgende aan. De vader is in 2000 in Marokko verdwenen. De hele familie is nog altijd op zoek naar hem. Het is tot op heden onbekend wat er met hem is gebeurd. De vrouw weet niet of hij is overleden. De man is hiervan op de hoogte. De stelplicht en bewijslast van de stelling dat de vader op [datum] 2000 is overleden, rust op de man. De man heeft niet aan zijn stelplicht voldaan.

attestation administratif en extrait d'acte de décès

De man heeft een attestation administratif en een extrait d'acte de décès in het geding gebracht, maar hoe hij daaraan is gekomen, heeft hij niet toegelicht. Deze documenten kunnen ook niet als bewijs dienen van het overlijden van de vader op [datum] 2000. Het attestation administratif is slechts een administratieve verklaring en is bovendien onleesbaar. In het extrait d'acte de décès staan fouten - de geboorteplaats van de vader en de naam van de moeder van de vader zijn onjuist - en de akte is onvolledig: de datum van overlijden volgens de Islamitische kalender, de geboortedatum en het beroep van de vader en de naam en functie van de ambtenaar, ontbreken. Ook is de volledige naam van de vader niet vermeld in het document. De apostille op het extrait d'acte de décès bevestigt alleen de echtheid van de handtekening en de hoedanigheid waarin de ondertekenaar van het stuk heeft gehandeld. Het zegt niets over de juistheid van de inhoud van het document.

vonnis rechtbank Nador en apostille

Het door de man eerst in hoger beroep overgelegde vonnis van 8 april 2013 van de rechtbank Nador waarbij de nalatenschap van de vader zou zijn verdeeld, zou er een indicatie voor zijn dat, als de vader al zou zijn overleden, dat na 2000 zou zijn geweest. Er heeft echter nimmer een procedure tot verdeling van de nalatenschap plaatsgevonden. Het vonnis is niet authentiek. Het door de man als vonnis gepresenteerde document is, alleen al gezien de opmaak daarvan, een zelfstandig door of namens de man op een tekstverwerker geproduceerd document.

De apostille die is overgelegd, zegt niets meer dan dat het document waarop de apostille ziet op 3 juni 2014 is ondertekend en uit drie pagina's bestaat en dat de apostille is afgegeven door de griffie van de rechtbank Nador. Daarmee is niet gezegd dat deze apostille ziet op het vonnis van de rechtbank Nador van 8 april 2013 of op het document dat door de man als vonnis is gepresenteerd. De apostille kan ook betrekking hebben op een heel ander document van de rechtbank Nador met drie pagina's dat toevallig op 3 juni 2014 is ondertekend. De apostille vermeldt ook niet dat de apostille ziet op een vonnis en zegt over de aard van het document dus feitelijk niets.

In het vonnis staat de vrouw als één van de gedaagden genoemd met als adres [adres] , maar de vrouw woont in Europa (eerst in België en later in Nederland). Zij heeft geen woonplaats in Marokko. De vrouw is nooit opgeroepen voor een procedure in Marokko, terwijl zij in elk geval sinds 2008 als in Nederland woonachtig bij het Marokkaans consulaat in [plaats 4] staat geregistreerd. Indien jegens haar een gerechtelijke procedure in Marokko aanhangig zou zijn gemaakt, had zij via het consulaat voor deze procedure opgeroepen moeten zijn (artt. 36 en 37 Code Civil, vgl. prod. 21). Het vonnis vermeldt ook dat zij in de procedure is vertegenwoordigd door advocaat mr. [advocaat] te [plaats 3] , maar deze persoon kent zij niet en heeft zij nooit ontmoet.

proces-verbaal van verdeling

De man heeft in twee procedures twee verschillende versies van het proces-verbaal van verdeling overgelegd, die hij beide heeft betiteld als origineel. Ook het proces-verbaal van verdeling is dus niet authentiek. Daarbij vermeldt het proces-verbaal van verdeling geen datum van overlijden en klopt de inhoud ervan niet. Volgens dit proces-verbaal heeft de gerechtsdeurwaarder zich op 1 april 2014 naar het te verdelen perceel grond begeven en ter plaatse de aanwezigheid van de vrouw geregistreerd, maar in die periode is de vrouw helemaal niet in Marokko geweest, hetgeen blijkt uit de mutaties op de bankrekening van de vrouw.

6.3.2.

De man heeft, samengevat, het volgende verweer gevoerd. Het heeft hem altijd zeer verbaasd dat de vrouw durft te stellen dat zij niet weet dat de vader in 2000 is overleden. De man weet niet anders dan dat de vader op [datum] 2000 in Marokko is overleden en dat hij daar ook is begraven. Hij weet dat omdat hij destijds met de vrouw samenleefde. Er is nooit enige twijfel over geweest dat de vader is overleden. Pas toen hij de erfenis van de vrouw heeft betrokken in de nadere verdeling van de huwelijksgemeenschap betoogde de vrouw, tot zijn grote verbazing, dat zij geen erfenis heeft verkregen, omdat niet vaststaat dat de vader is overleden. Het is in strijd met de waarheid dat de hele familie nog steeds op zoek is naar de vader. Dat blijkt ook daaruit dat de erfgenamen, waaronder de vrouw, in Marokko een verdelingsprocedure hebben gevoerd. Het vonnis van verdeling van 8 april 2013 van de rechtbank te Nador is voorzien van een apostille, waarmee in rechte vaststaat dat het vonnis authentiek is. Met de overgelegde overlijdensakte voorzien van een apostille is aangetoond dat volgens de bevoegde Marokkaanse autoriteiten de vader op [datum] 2000 is overleden. Het is aan de vrouw om te bewijzen dat dat niet zo is. De overgelegde documenten zijn van een familielid van de vrouw verkregen. Dit familielid wil uit respect voor de familieverhoudingen zijn naam niet bekendmaken en die wens dient te worden gerespecteerd.

6.3.3.

Het hof overweegt als volgt.

Op grond van art. 150 Rv dient een partij alle feiten te stellen die benodigd zijn voor het intreden van het door hem beoogde rechtsgevolg en deze feitelijke stellingen tevens voldoende concreet te onderbouwen. Heeft deze partij aan die stelplicht voldaan, dan hoeft hij de door hem gestelde feiten slechts te bewijzen (art. 150 Rv) , wanneer de wederpartij deze feiten in voldoende mate heeft betwist.

De man stelt dat de nalatenschap van de vader tijdens het huwelijk van partijen is opengevallen, waardoor de gerechtigheid van de vrouw tot haar aandeel in die nalatenschap tot de huwelijksgemeenschap behoort. De man verbindt daaraan het rechtsgevolg dat de vrouw haar aandeel daarin verbeurt, dan wel dat het aandeel van de vrouw in de nalatenschap van haar vader alsnog moet worden verdeeld. Gelet op het bepaalde in art. 150 Rv betekent dit dat de stelplicht en bewijslast van het feit dat de vader tijdens het huwelijk is overleden, op de man rust.

extrait d'acte de décès

Ten bewijze van het overlijden van de vader heeft de man een extrait d'acte de décès (uittreksel uit de overlijdensakte) overgelegd. Artikel 36 van het Marokkaans Besluit nr. 2-99-665 bepaalt het volgende:

‘(…)

Het uittreksel uit de (…) overlijdensakte bevat:

- het aktenumrner en het jaar van registratie;

- de voor- en achternaam van de betrokkene;

- de datum van de gebeurtenis volgens de kalenders van de Islamitische en de Gregoriaanse jaartal, de plaats, het geslacht van de overledene en zijn nationaliteit als hij een buitenlander is;

- de voor- en achternaam van de ouders;

- de geboortedatum en -plaats van de overledene, evenals hun adres en beroep als het gaat om een uittreksel uit een overlijdensakte;

- vermelding van overlijden op het uittreksel uit de geboorteakte indien de houder van deze laatste is overleden;

- de datum van afgifte van de kopie;

- de naam, functie en handtekening van de ambtenaar, alle details op te stellen in de Arabische taal en in Latijnse letters.’

Op het door de man overgelegde extrait d'acte de décès ontbreken de datum van overlijden volgens de Islamitische kalender, de geboortedatum en het beroep van de vader en de naam en functie van de ambtenaar. Bovendien is onweersproken dat het document niet de volledige naam van de vader vermeldt en onjuistheden bevat. Dit document kan naar Marokkaans recht - gelet op het bepaalde in art. 36 van bovengenoemd Besluit - derhalve niet worden aangemerkt als een rechtsgeldige overlijdensakte. Daarbij toont de apostille alleen aan dat de handtekening op het document echt is. Het hechten van een apostille aan een document zegt niets over de inhoud van dat document.

Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het extrait d'acte de décès niet kan dienen als bewijs dat de vader tijdens het huwelijk van partijen is overleden.

attestation administratif

De man heeft niet duidelijk gemaakt wat de status is van het attestation administratif. Dit document is bovendien onleesbaar. Ook dit document kan daarom niet dienen als bewijs dat de vader tijdens het huwelijk van partijen is overleden.

vonnis rechtbank Nador en proces-verbaal van verdeling

Het vonnis van de rechtbank te Nador en het proces-verbaal van verdeling die de man verder heeft overgelegd ten bewijze dat de vader is overleden, bevatten geen datum van overlijden van de vader. Nog daargelaten dat de vrouw de authenticiteit van beide documenten alsook het bestaan van een verdeling betwist, zijn deze documenten van een datum gelegen ná de peildatum (29 maart 2007, het vonnis dateert van 8 april 2013). Zo er al sprake is geweest van een procedure tot verdeling van de nalatenschap kan daarom uit die documenten niet worden afgeleid dat de vader tijdens het huwelijk van partijen is overleden. Ook deze documenten kunnen daarom niet dienen ter onderbouwing van de stelling van de man dat de vader tijdens het huwelijk van partijen is overleden.

Het tijdens de mondelinge behandeling gedane verzoek van de advocaat van de man in de gelegenheid te worden gesteld om op basis van het proces-verbaal van het hof alsnog een verklaring van erfrecht te verkrijgen (en waartegen de vrouw bezwaar heeft gemaakt), zal het hof – als tardief en in strijd met de goede procesorde – afwijzen.

Proceskosten

6.4.

Het hof zal, gelet op de familierechtelijke aard van de procedure, de proceskosten tussen partijen compenseren en ziet daarmee geen aanleiding om - zoals de vrouw heeft verzocht - de man te veroordelen in de kosten van het incidentele hoger beroep.

7De uitspraak

Het hof:

vernietigt het vonnis van 2 juni 2021 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda;

en opnieuw rechtdoende:

wijst de vorderingen van de man alsnog af;

compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van Laarhoven, P.P.M. van Reijsen en

T.J. Mellema-Kranenburg en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 februari 2023.

griffier rolraadsheer



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733