Rechtbank Amsterdam 03-12-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7650

Datum publicatie03-01-2023
ZaaknummerC/13/724932 / JE RK 22-751
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

GI heeft door uitvallen van de jeugdbeschermer en de tekorten in de jeugdzorg de regierol niet opgepakt. Het gezin is daardoor buiten beeld geraakt. Kinderrechter: dit is onacceptabel. Sprake van relatieve rust maar dat komt omdat er meer verwijdering is opgetreden binnen het gezin. De kinderrechter acht dit een bedreiging in de ontwikkeling. Gezin heeft een soort evenwicht bereikt, waarbij ieder in relatieve rust zijn leven leidt daardoor. In samenhang met het gebrek aan regie vanuit GI, volgt afwijzing verlenging OTS.

Volledige uitspraak


RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht

Zaaknummer: C/13/724932 / JE RK 22-751

Datum uitspraak: 2 december 2022

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

Jeugdbescherming Regio Amsterdam,

gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: JBRA,

betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2006 te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2008 te [geboorteplaats 2] ,

hierna te noemen: [minderjarige 2] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,

wonende te Amstelveen,

advocaat: mr. M.C. Rosier, te Amsterdam,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader,

wonende te Almere.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van JBRA van

4 november 2022;

Op 2 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat,

mr. M.C. Rosier, en de heer [naam] namens JBRA. De vader heeft zich voor de zitting afgemeld.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de ouders.

Bij beschikking van 27 december 2021 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 30 december 2022.

[minderjarige 1] woont bij de vader en [minderjarige 2] woont bij de moeder.

Het verzoek

JBRA heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen met zes maanden en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De doelen van de ondertoezichtstelling zijn niet behaald. De voornaamste doelen waren het inzetten van hulp voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om de scheiding van hun ouders te verwerken en het bieden van ondersteuning bij het verbeteren en versterken van de onderlinge contacten in dit gezin.

Om zicht te krijgen op [minderjarige 2] diende een gesprek plaats te vinden waarbij de toenmalige gezinsmanager ingezet heeft op het organiseren van een gesprek met [minderjarige 2] . Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 24 februari 2022. Binnen dit gesprek is naar voren gekomen dat [minderjarige 2] liever geen gesprekken met Jeugdzorg heeft, omdat het volgens [minderjarige 2] goed met haar gaat. Daarnaast heeft zij al hulpverleningstrajecten doorlopen en afgesloten (kinderpsycholoog en Qpido). In een gesprek met de vader is gebleken dat [minderjarige 2] sinds kerst 2021 geen omgang meer met de vader heeft en bijna geen contact meer heeft met haar broer [minderjarige 1] . [minderjarige 1] heeft al een tijd geen contact met de moeder. De moeder heeft bij JBRA aangegeven bereid te zijn een stap terug te doen in het contact met [minderjarige 1] met de boodschap dat hij altijd welkom is en de hoop heeft dat hij naar eigen wens weer in contact zou treden.

Het hulpverleningstraject dat hierna door JBRA is ingezet, is – hoewel de ouders, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gemotiveerd waren om mee te werken – niet van de grond gekomen. De vaste gezinsmanager is in april 2022 uitgevallen, waarna vanuit JBRA geen actie meer is ondernomen in dit gezin. Van school heeft JBRA begrepen dat het op school goed gaat met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

JBRA heeft naar voren gebracht dat JBRA onvoldoende in staat is om een gedegen evaluatie te bieden over het verloop binnen de opvoedsituaties in het afgelopen jaar. JBRA is zich er van bewust dat sinds het uitvallen van de gezinsmanager onvoldoende regie is gevoerd. Door de problemen in de Jeugdzorg heeft JBRA haar taak in dit gezin onvoldoende kunnen uitvoeren. JBRA constateert dat geen escalaties zijn geweest, maar ziet tegelijk dat de afstand tussen de gezinsleden groter is geworden, aangezien [minderjarige 2] nu ook geen contact meer heeft met vader en [minderjarige 1] . Het lukt de ouders zonder hulp onvoldoende om deze ontwikkelingsbedreiging voor hun kinderen weg te nemen. De komende periode wil JBRA gebruiken om ervoor te zorgen dat het gezin een zorgtraject aangaat gericht op contactherstel. Daarnaast wil JBRA zicht krijgen op de vraag of in de ondersteuningsbehoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt voorzien.

De standpunten van de ouders

De vader heeft per mailbericht van 24 november jl. onder meer laten weten dat hij al een tijd geen contact meer heeft met [minderjarige 2] en dat hij dit contact graag weer wil herstellen. Daarnaast blijkt uit dit mailbericht dat [minderjarige 1] inmiddels niet meer openstaat voor hulpverlening omdat hij het gevoel heeft dat JBRA hen heeft laten zitten. Ondanks het feit dat JBRA hun regiefunctie onvoldoende heeft uitgeoefend, is de vader niet tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. De (gemachtigde van de) moeder heeft op de zitting naar voren gebracht dat het inmiddels rustig is in het gezin. De moeder heeft aan zichzelf gewerkt, het contact met de vader is hersteld en met beide kinderen gaat het goed. Ze had liever gezien dat beide ouders met beide kinderen contact hadden, maar ze gelooft erin dat dat in de toekomst weer goedkomt. Ondanks de afwezigheid van JBRA, is het gezin nu in rustiger vaarwater gekomen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] willen geen hulp meer van JBRA en dat is ook niet nodig. Verlenging van de ondertoezichtstelling is dan ook niet nodig.

De beoordeling

Op basis van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat op dit moment onvoldoende gronden zijn om de ondertoezichtstelling te verlengen en overweegt daartoe als volgt.

De kinderrechter stelt vast dat sinds voornoemde beschikking van 27 december 2021 de nodige hulpverlening in dit gezin niet van de grond is gekomen. Met name [minderjarige 1] en de vader waren gemotiveerd om hulp te aanvaarden, maar JBRA heeft daar onvoldoende voortvarend op gehandeld. Duidelijk is dat door het uitvallen van de gezinsmanager in april 2022 de zaak bij JBRA feitelijk stil heeft gelegen. JBRA heeft geen contact meer opgenomen met dit gezin, de nodige hulpverlening is niet ingezet en het gezin is uiteengevallen in moeder/dochter enerzijds en vader/zoon anderzijds. Dat is een zorgwekkende situatie, waarbij JBRA juist de regierol serieus had moeten oppakken. Het is bekend dat sprake is van een personeelstekort bij JBRA en dat de jeugdzorg daardoor ernstig onder druk staat, maar het is onacceptabel dat JBRA dit gezin zo uit beeld heeft laten raken.

Inmiddels is het gezin een jaar verder en is individueel relatieve rust bereikt. Volgens de moeder heeft zij goed contact met de vader, volgens de vader gaat het goed met [minderjarige 1] en volgens de moeder gaat het goed met [minderjarige 2] . Ook op school zijn geen zorgen. Het is fijn dat er geen hoogoplopende incidenten meer zijn geweest en dat het met ieder voor zich goed gaat. De kinderrechter merkt wel op dat dit een relatieve rust is, want deze verwijdering in het gezin is niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de kinderrechter acht dit dan ook een bedreiging in hun ontwikkeling. De hulp die nodig is om deze bedreiging weg te nemen, is door het JBRA echter niet ingezet. De vertegenwoordiger op de zitting van JBRA kende het gezin evenmin en was nota bene te elfder ure op de zitting ingevlogen. Volgens de vertegenwoordiger was het gezin intern besproken, maar hij kon desgevraagd niet concreet aangeven welke hulpverlening wanneer in het gezin ingezet zou worden. Ook dit gebrek aan informatie acht de kinderrechter niet acceptabel.

Op dit moment acht de kinderrechter het van belang dat het gezin een soort evenwicht heeft bereikt, waarbij ieder in relatieve rust zijn leven leidt. Beide kinderen zijn relatief stabiel en ook op school gaat het goed. Tegen deze achtergrond, in samenhang gezien met voornoemde gebrek aan regie en hulpverlening vanuit JBRA, ziet de kinderrechter geen aanleiding om de ondertoezichtstelling te verlengen.

De kinderrechter zal daarom het verzoek afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:

- wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.K. Mireku, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. I.P.M. Dijkstra-Bakker, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2022.

De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 december 2022.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733