Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24-11-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10115

Datum publicatie30-11-2022
Zaaknummer200.278.098
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Verdeling; Afd. 8.2 Verrekenbedingen;
Familieprocesrecht; Deskundigenonderzoek / Ouderschapsonderzoek;
Fiscaal familierecht; Goudenhanddrukstamrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Hof: Eerder is overwogen dat zowel het GH-stamrecht van de man als de lijfrente van de vrouw tot het te verrekenen vermogen behoort. Daarbij dienen beide bruto bedragen in de verrekening betrokken te worden, rekening houdend met een latentie van 52%. Gelet op HR 1 dient die latentie evenwel op de contante waarde gesteld. Het hof zal bepalen dat beide bedragen na aftrek van de contante waarde van de daar nog over verschuldigde belastingen in de verrekening betrokken moeten worden.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.278.098

(zaaknummers rechtbank Gelderland 324419 en 335915)

beschikking van 24 november 2022

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,

verweerder in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. C.W.F. Jansen te Rotterdam,

en

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats2] ,

verweerster in het principaal hoger beroep,

verzoekster in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. T.C. Putters te Harderwijk.

1Het vervolg van de procedure in hoger beroep

1.1.

Voor het verloop van de procedure tot 21 april 2022 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum. Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in zijn tussenbeschikkingen van 13 juli 2021 en 21 april 2022, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.

1.2.

Op 13 juli 2021 heeft het hof een tussenbeschikking gewezen waarin is gemotiveerd welke beslissing het hof zal gaan geven op de geschilpunten die partijen aan het hof hebben voorgelegd, met uitzondering van de geschillen over de Mercedes en onroerende zaken aan de [adres1] in [woonplaats2] (hierna ook: de woning) en de [adres2] in [woonplaats1] (hierna ook: het vakantiehuis). Om ook die geschillen te kunnen beslechten heeft het hof in de tussenbeschikking bepaald hoe partijen tot de waardering van de hiervoor genoemde goederen dienen te komen.

1.3.

Omdat partijen in onderling overleg niet tot waardering van de hiervoor genoemde goederen konden komen heeft het hof in een nieuwe tussenbeschikking van 21 april 2022 gemotiveerd welke waarde voor de Mercedes zal worden gehanteerd en verder een deskundige benoemd om de beide onroerende zaken te waarderen tegen de door het hof bepaalde peildatum.

1.4.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit;

  • het taxatierapport [adres1] [woonplaats2] van 30 augustus 2022;

  • het taxatierapport [adres2] - [woonplaats1] van 25 juli 2022;

  • een journaalbericht van mr. Jansen van 28 september 2022 met producties;

  • een journaalbericht van mr. Putters van 29 september 2022 met productie;

  • een e-mailbericht van de man van 30 september 2022 met productie;

  • een journaalbericht van mr. Jansen van 3 oktober 2022;

  • een journaalbericht van mr. Putters van 4 oktober 2022;

  • een journaalbericht van mr. Jansen van 10 oktober 2022;

  • een journaalbericht van mr. Jansen van 27 oktober 2022.

1.5.

Op 30 september 2022 heeft de man zonder tussenkomst van zijn advocaat een e-mail met bijlage aan het hof gezonden. Op 3 oktober 2022 heeft mr. Jansen een journaalbericht gezonden met als productie de e-mail van de man van 30 september 2022. Mr. Putters heeft door middel van haar journaalbericht van 4 oktober 2022 bezwaar gemaakt tegen overlegging van de e-mail van de man.

1.6.

Het hof zal het journaalbericht van mr. Jansen van 3 oktober 2022 toevoegen aan het procesdossier. Dit stuk is afkomstig van een advocaat en enkele dagen na afloop van gestelde termijn ontvangen. Gesteld noch gebleken is dat de door het hof gegeven termijn een fatale termijn is, dat overschrijding daarvan in strijd is met de eisen van een goede procesorde of dat de vrouw door dit stuk onredelijk is benadeeld.

1.7.

Op 27 oktober 2022 heeft mr. Jansen nog een nader stuk ingediend. Het hof laat dit stuk buiten beschouwing. Partijen zijn beiden in de gelegenheid gesteld om eenmaal te reageren op de definitieve taxatierapporten. Het hof heeft partijen niet de gelegenheid gegeven om nogmaals stukken in te dienen.

De woning aan de [adres1] in [woonplaats2]

1.8.

De door het hof benoemde deskundige heeft de woning per 10 februari 2020 getaxeerd op € 427.500,-. De man is het eens met de waarderingsmethode maar niet met de door het hof gehanteerde peildatum. De vrouw is het niet eens met de inhoud van het deskundigenbericht. Zij heeft een eigen deskundige ingeschakeld en volgens deze deskundige zou de woning maximaal € 385.708,- waard zijn. De vrouw heeft kritiek op de wijze waarop de referentiewoningen in het deskundigenbericht zijn vergeleken met de woning en zij stelt dat de waardestijging ten opzichte van eerdere taxaties geen gelijke tred houdt met de algemene stijging van de huizenprijzen in de relevante periode.

1.9.

Het hof volgt het deskundigenbericht van 30 augustus 2022 en blijft ook bij de peildatum voor de waardering (10 februari 2020) welke beslissing het hof in de tussenbeschikking van 13 juli 2021 al heeft gemotiveerd. Hetgeen hiertegen daarna is aangevoerd leidt niet tot een andere beslissing.

1.10.

Partijen hebben, zowel in eerste aanleg bij de rechtbank als in hoger beroep omstandig bezwaar gemaakt tegen iedere waardering van het onroerend goed. Die discussie moet beëindigd worden. Dat is ook de reden dat het hof in haar tussenbeschikking van 21 april 2022 zelf een deskundige heeft benoemd. Het hof stelt vast dat het deskundigenrapport uitgebreid ingaat op de elementen die van belang zijn voor de waarde van de woning op een wijze die het hof begrijpelijk en coherent voorkomt. Dat een andere taxateur de verschillen tussen de woning en de door de deskundige gehanteerde referentieobjecten anders waardeert dan de deskundige is voor het hof geen reden om van een andere waarde uit te gaan. Het hof weet uit ervaring dat er tussen onderscheidende taxaties altijd verschillen bestaan, vaak zelfs van meer dan ondergeschikte aard. Het hof leidt uit die wetenschap af dat het taxeren van onroerend goed geen exacte wetenschap is die altijd tot hetzelfde resultaat moet leiden. Dat geldt ook voor de stelling van de vrouw dat de waardestijging van de woning ten opzichte van eerdere taxaties afwijkt van de algemene prijsontwikkeling van woningen in Gelderland. Al is het maar omdat een algemeen indexcijfer niet alles zegt over de specifieke omstandigheden van het geval waar in het deskundigenbericht wel rekening mee gehouden is.

Het vakantiehuis aan de [adres2] - [woonplaats1]

1.11.

De door het hof benoemde deskundige heeft het vakantiehuis per 31 juli 2017 getaxeerd op € 130.000,-. De man is het eens met die waarde, de vrouw niet. Ook voor het vakantiehuis geldt volgens de vrouw dat de deskundige de referentiepanden onjuist heeft vergeleken, dat de vakantiewoning in 2007 voor € 200.000,- is gekocht, kort voor de peildatum is geschilderd en luxueus was ingericht.

1.12.

Ook voor het vakantiehuis geldt dat partijen zowel in eerste aanleg bij de rechtbank als in hoger beroep omstandig bezwaar hebben gemaakt tegen iedere waardering van het onroerend goed. En ook hier geldt dat die discussie beëindigd moet worden. Het hof stelt vast dat het deskundigenrapport uitgebreid ingaat op de elementen die van belang zijn voor de waarde van de woning op een wijze die het hof begrijpelijk en coherent voorkomt. Zo wordt de locatie in het bericht genoemd als element en ook de staat van het onderhoud. En deze elementen worden samen met vele andere ook vergeleken met de referentieobjecten. Het hof herhaalt hier hetgeen onder 1.10 is overwogen en zal bij de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden van een waarde van € 130.000,- uitgaan.

Belastinglatentie op gouden handdruk man en FOR vrouw

1.13.

Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 13 juli 2021 overwogen dat zowel de aanspraak van de man op [naam1] van € 100.000,- bruto op de peildatum (31 juli 2017) tot het te verrekenen vermogen behoort als ook de aanspraak van de vrouw op haar verzekeraar van € 124.431,- bruto in verband met de door de vrouw afgestorte fiscale oudedagsreserve. In de tussenbeschikking heeft het hof overwogen dat beide bruto bedragen in de verrekening betrokken dienen te worden, rekening houdend met een belastinglatentie van 52%. Dat was voor beide partijen de reële belastingdruk in 2017. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2022 (ECLI:NL:HR:2022:583) dient die latentie evenwel niet te worden gesteld op de nominale waarde maar op de contante waarde. Het hof komt daarom terug van zijn overwegingen onder 5.36 en 5.40 van de tussenbeschikking van 13 juli 2021 en zal in afwijking daarvan bepalen dat beide bedragen na aftrek van de contante waarde van de daar nog over verschuldigde belastingen in de verrekening betrokken moeten worden. Deze berekening dienen partijen zelf te maken.

Samenvatting

1.14.

Op grond van hetgeen hiervoor overwogen slaagt de eerste grief van de man en zal het hof de beschikking van de rechtbank (rechtsoverweging 3.1) vernietigen voor wat betreft de waarde van de aan de vrouw toegedeelde woning en bepalen dat deze, in overeenstemming met het primaire verzoek van de man, voor € 415.000,- in de verdeling van de enkelvoudige gemeenschap moet worden betrokken.

1.15.

Op grond van hetgeen hiervoor overwogen is slaagt ook de tweede grief van de man en zal het hof de beschikking van de rechtbank (rechtsoverweging 3.4 in combinatie met 2.18) vernietigen voor wat betreft de waarde van het vakantiehuis en bepalen dat de man in verband daarmee, in overeenstemming met zijn primaire verzoek, aan de vrouw € 70.500,- dient te vergoeden.

1.16.

Op grond van hetgeen in de tussenbeschikking van 22 april 2022 is overwogen slaagt grief G van de vrouw en zal het hof de beschikking van de rechtbank (rechtsoverweging 3.4 in combinatie met 2.25) vernietigen voor wat betreft de waarde van de Mercedes A170 en bepalen dat de vrouw in verband daarmee, aan de man € 1.050,- dient te vergoeden.

1.17.

Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 13 juli 2021 overwogen dat de derde grief van de man en grief D van de vrouw slagen. Het hof zal de beschikking van de rechtbank (rechtsoverweging 3.4 in combinatie met 2.21) vernietigen en het kunstwerk uit Bali aan de vrouw toedelen en de overige zaken waarover partijen van mening verschilden (de versterker Sansui AU 7900, Dual pick-up, twee KEF Cadensa en twee Leak luidsprekerboxen, Sony tuner, blauwe EMI box met alle originele Beatles lp’s, fotoboeken uit zijn jeugd, dia’s en super 8 films, dak dragers Citroën, een klein deel van het gereedschap, zoals twee grote lijmklemmen, ski’s, langlauflatten en schoenen (voor zover die er nog zijn), huisbrasserade (tafelgrill), de salontafel, de rode Beversport koepeltent en overige persoonlijke zaken van de man die zich nog in de voormalige echtelijke woning bevinden) aan de man toedelen. Voor het overige behoudt ieder der partijen de inboedel van zijn eigen (vakantie)woning die op dit moment in zijn of haar bezit is. Deze toedeling geschiedt zonder nadere verrekening.

Verder heeft het hof in zijn tussenbeschikking van 13 juli 2021 bepaald dat de man moet meewerken aan het verschaffen van het foto- en videomateriaal binnen een termijn van zes maanden na levering van de voormalige echtelijke woning aan de vrouw.

1.18.

Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 13 juli 2021 overwogen dat grief F van de vrouw slaagt. Het hof zal de beschikking van de rechtbank (rechtsoverweging 3.4 in combinatie met 2.24) vernietigen voor wat betreft de kampeerbus en bepalen dat de kampeerbus wordt toegedeeld aan de vrouw tegen een waarde van € 32.103,24 en dat de vrouw de helft van dit bedrag, te weten € 16.051,62, aan de man moet betalen.

1.19.

Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 13 juli 2021 overwogen dat grief E van de vrouw gedeeltelijk slaagt. Het hof zal de beschikking van de rechtbank (rechtsoverweging 3.4 in combinatie met 2.23) vernietigen en de saldi op de gezamenlijke (en/of) rekeningen per peildatum ten bedrage van € 473.351,- aan de vrouw toedelen en bepalen dat de vrouw in verband daarmee een bedrag van € 236.675,50 aan de man moet te betalen.

Verder heeft het hof in zijn beschikking van 13 juli 2021 bepaald dat de man, in het kader van de verrekening van de saldi op zijn bankrekeningen, een bedrag van € 169.707,50 aan de vrouw moet voldoen. De vrouw moet in het kader van de verrekening van het saldo op haar bankrekening een bedrag van € 1.405,50 aan de man voldoen.

1.20.

Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 13 juli 2021 overwogen dat grief A van de vrouw slaagt. Het hof zal de beschikking van de rechtbank (rechtsoverweging 3.6 in combinatie met 2.8) vernietigen en zal bepalen dat het voorhuwelijks ouderdomspensioen van partijen vanaf 16 januari 1978 onder de werking van de wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding valt en dient te worden verevend.

1.21.

Grief 5 van de man faalt en grief I van de vrouw slaagt. Het hof zal de beschikking van de rechtbank (rechtsoverweging 3.4 in combinatie met 2.50 en 2.61) vernietigen voor wat betreft de [naam1] vergoeding en de latente belastingclaim in verband met de afrekening FOR vernietigen. Gelet op hetgeen in de tussenbeschikking van 13 juli 2021 en hierboven onder 1.13 is overwogen dient de man een bedrag van € 100.000,- verminderd met de contant gemaakte latente inkomstenbelasting met de vrouw te verrekenen en de vrouw een bedrag van € 124.431,- verminderd met de contant gemaakte latente inkomstenbelasting met de man.

1.22.

De vrouw heeft nog verzocht te bepalen dat de door het hof te geven beschikking in plaats treedt van alle handelingen die namens de man moeten worden gedaan om tot een afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en verdeling van de eenvoudige gemeenschappen te komen. Gelet op de uitkomst van dit hoger beroep moeten beide partijen nog de nodige handelingen verrichten en zullen er verrekeningen over en weer moeten plaatsvinden. Daarbij past naar het oordeel van het hof niet een vergaande volmacht aan een van partijen om een deel van deze handelingen namens de andere partij te verrichten. Het hof zal het verzoek van de vrouw om die reden afwijzen. Het hof merkt op dat de man geen grief richt tegen rechtsoverweging 3.3 van de bestreden beschikking, zodat dat gedeelte van het dictum van de bestreden beschikking in stand kan blijven.

2De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:

2.1.

vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 10 februari 2020 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

2.2.

bepaalt dat de woning aan de [adres1] in [woonplaats2] , door de rechtbank aan de vrouw toegedeeld, voor € 415.000,- in de verdeling moet worden betrokken;

2.3.

bepaalt dat de man aan de vrouw € 70.500,- dient te betalen in verband met het vakantiehuis aan de [adres2] - [woonplaats1] ;

2.4.

bepaalt dat de vrouw aan de man € 1.050,- dient te betalen in verband met de Mercedes;

2.5.

bepaalt de wijze van de verdeling van de inboedel aldus dat ieder der partijen de inboedel van zijn eigen (vakantie)woning houdt die thans in zijn of haar bezit is en dat daarnaast, zonder de nadere verrekening, aan de vrouw moet worden toegedeeld het kunstwerk uit Bali en aan de man moet worden toegedeeld de versterker Sansui AU 7900, Dual pick-up, twee KEF Cadensa en twee Leak luidspreker boxen, Sony tuner, blauwe EMI box met alle originele Beatles lp’s, fotoboeken uit zijn jeugd, dia’s en super 8 films, dak dragers Citroën, een klein deel van het gereedschap, zoals twee grote lijmklemmen, ski’s, langlauflatten en schoenen voor zover die er nog zijn, de huisbrasserade (tafelgrill), de salontafel, de rode Beversport koepeltent en overige persoonlijke zaken van de man die zich nog in de voormalige echtelijke woning bevinden;

2.6.

veroordeelt de man tot afgifte van (een kopie van) het foto- en videomateriaal binnen een termijn van zes maanden na levering van de voormalige echtelijke woning aan de vrouw;

2.7.

bepaalt de wijze van de verdeling van de kampeerbus aldus dat deze moet worden toegedeeld aan de vrouw en dat de vrouw in verband daarmee € 16.051,62, aan de man moet betalen;

2.8.

bepaalt de wijze van de verdeling van gezamenlijke banksaldi aldus dat dezen moeten worden toegedeeld aan de vrouw en dat de vrouw in verband daarmee een bedrag van € 236.675,50 aan de man moet te betalen;

2.9.

bepaalt dat de man € 169.707,50 aan de vrouw moet voldoen in het kader van de verrekening van de saldi van zijn bankrekeningen;

2.10.

bepaalt dat de vrouw €1.405,50 aan de man moet voldoen in het kader van de verrekening van het saldo van haar bankrekening;

2.11.

bepaalt dat man een bedrag van € 100.000,- verminderd met de contant gemaakte latente inkomstenbelasting met de vrouw dient te verrekenen en de vrouw een bedrag van € 124.431,- verminderd met de contant gemaakte latente inkomstenbelasting met de man dient te verrekenen;

2.12.

bepaalt dat het voorhuwelijks ouderdomspensioen van partijen vanaf 16 januari 1978 onder de werking van de wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding valt en dient te worden verevend;

2.13.

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 10 februari 2020 voor het overige;

2.14.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

2.15.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L. van der Bel, J.U.M. van der Werff en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. M. Knipping-Verbeek als griffier, en is op 24 november 2022 door mr. J.U.M. van der Werff uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Jurisprudentie 1

Hoge Raad 22-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:583


© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733