Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22-11-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10007

Datum publicatie24-11-2022
Zaaknummer200.308.154
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenIPR familierecht; IPR pensioenverdeling bij scheiding;
Pensioen; Pensioenverevening
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Pensioenrechten opgebouwd in buitenlandse pensioenregeling komen volgens Nederlandse wet voor verevening in aanmerking als huwelijksvermogensregime wordt beheerst door Nederlands recht. Wordt huwelijksvermogensregime beheerst door buitenlands recht, komen ingevolge buitenlandse pensioenregeling opgebouwde pensioenrechten alleen voor verevening in aanmerking als buitenlands recht daarin voorziet. Daartoe moeten dezelfde criteria worden gehanteerd als voor ouderdomspensioen ingevolge Nederlandse pensioenregeling. Verevening buitenlands ouderdomspensioen vindt plaats in vorm van aanspraak op andere echtgenoot, wat diens medewerking vereist om tot verevening te komen.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummers gerechtshof 200.308.154 en 200.313.296

(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 515161 en 522297)

beschikking van 22 november 2022

inzake

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,

verweerster in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. G.A. Nandoe Tewarie te Leiden,

en

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats2] , Verenigd Koninkrijk,

verweerder in het principaal hoger beroep,

verzoeker in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. M.C. van Rijn te Utrecht.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 21 december 2021 (hierna ook: de bestreden beschikking), hersteld bij beschikking van 25 april 2022, welke herstelbeschikking is hersteld bij beschikking van 15 juli 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 maart 2022;

- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;

- een journaalbericht van mr. Nandoe Tewarie van 3 augustus 2022 met bijlage;

- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep tevens houdende zelfstandige verzoeken met producties;

- een journaalbericht van mr. Nandoe Tewarie van 19 september 2022 met producties.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 7 oktober 2022 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten en hun tolken.

3. De feiten

3.1

Partijen, die beiden de Nederlandse nationaliteit hebben (de man sinds mei 2017 en de vrouw sinds april 2020), zijn [in] 2011 te [plaats1] , India gehuwd.

3.2

De man heeft op 24 december 2020 een verzoek tot echtscheiding ingediend.

3.3

Bij bestreden beschikking, hersteld bij beschikking van 25 april 2022, de laatstgenoemde (herstel)beschikking hersteld bij beschikking van 15 juli 2022, heeft de rechtbank – voor zover hier van belang – de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en voorts onder uitvoerbaar bij voorraadverklaring beslist:

- dat de man vanaf de datum inschrijving van de echtscheidingsbeschikking € 2.150,- bruto per maand moet betalen aan de vrouw, als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud, waarbij de man indien hij na die inschrijving nog woonlasten of andere lasten van de vrouw voldoet, deze in mindering kan brengen op deze partnerbijdrage zolang de vrouw in de voormalige echtelijke woning woont (rov. 4.3), steeds te betalen vóór de eerste van de maand (rov. 4.4);

Voorts is de gemeenschap van goederen op de volgende wijze – voor zover hier van belang – verdeeld:

- de aandelen in [naam1] worden aan de man toegedeeld, waarbij hij de vrouw met stukken in kennis zal stellen van de waarde van de aandelen op 1 januari 2022 en waarbij de man de helft van de waarde van deze aandelen op die datum aan de vrouw zal vergoeden;

- de beleggingsportefeuille bij [de bank] wordt aan de man toegedeeld, waarbij hij de vrouw met stukken in kennis zal stellen van de waarde van de aandelen op 1 januari 2022 en waarbij de man de helft van de waarde van deze aandelen op die datum aan de vrouw zal vergoeden;

- de vrouw zal de auto van partijen (Honda) verkopen, waarbij de opbrengst tussen partijen bij helfte zal worden verdeeld;

- het door de man tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen bij [naam2]

en [naam3] wordt verevend en de man dient aan de vrouw bewijsstukken aan te leveren waaruit de waarde van het opgebouwde pensioen tot 23 december 2020 bij [naam4] en [naam5] blijkt, waarna de man de helft van de waarde van het opgebouwde

pensioen bij [naam4] en [naam5] – verminderd met de huidige belastinglatentie van

42% – aan de vrouw dient te vergoeden.

3.4

Het huwelijk van partijen is [in] 2022 ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag van de (echtscheidings)beschikking van 21 december 2021 van de rechtbank Midden-Nederland.

4De omvang van het geschil

4.1

Tussen partijen zijn de vaststelling van de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, de pensioenen en de wettelijke alimentatietermijn in geschil.

4.2

De vrouw is met zeven grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de beslissingen ter zake van de pensioenen. Zij heeft tevens haar verzoek vermeerderd met een verklaring voor recht ter zake van de alimentatietermijn.

De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:

I. te bepalen dat [naam5] onderdeel van de tijdens het huwelijk opgebouwde en te verdelen pensioenrechten uitmaakt;

II. voor recht te verklaren dat de Wet Verevening Pensioenrechten (WVPS) Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) van toepassing is op de pensioenen die bij [naam3] en [naam2] zijn opgebouwd en te bepalen dat de man de vrouw de helft van de waarde binnen een week nadat het hof beschikking heeft gewezen althans op elke andere door het hof te bepalen datum dient te voldoen, zulks voor de waarde opgebouwd vanaf de datum van het huwelijk tot aan de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking bij de gemeentelijke burgerlijke stand;

III. voor recht te verklaren dat de WVPS van toepassing is op de bij [naam5] en [naam6] in Engeland opgebouwde pensioenaanspraken en de man te veroordelen aan de vrouw de helft van de bruto-aanspraken (zonder belastinglatentie) binnen een week nadat het hof beschikking heeft gewezen althans op elke andere door het hof te bepalen datum te voldoen althans verzoekt de vrouw het hof deze aanspraken te begroten en vast te stellen;

IV. de man te veroordelen om de vrouw haar aandeel in de opgebouwde pensioenrechten, binnen een week nadat deze op de wettelijke peildatum zijn vastgesteld althans op elke andere door het hof te bepalend datum zijn vastgesteld, te voldoen uit zijn aandeel in de overwaarde van de voormalige echtelijke woning althans de man tot betaling van het totale aandeel van de vrouw in de opgebouwde pensioenrechten te veroordelen;

V. te bepalen dat de man de vrouw ex artikel 9 WVPS desgevraagd binnen een week na het eerste verzoek die gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de rechten en verplichtingen die uit deze wet voortvloeien en van alle bescheiden zoals door haar verzocht, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de man nalatig blijft met een maximum van € 10.000,- althans elk ander in goede justitie te bepalen bedrag;

VI. te bepalen en daarbij de man te verplichten al het nodige te doen, waaronder de pensioenfondsen in Nederland en Engeland te informeren dat de vrouw gedurende de huwelijksjaren voor de helft meedeelt in het pensioen van de man althans de man zijn medewerking dient te verlenen aan een gelijke verdeling van de tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de man nalatig blijft met een maximum van € 10.000,- althans elk ander in goede justitie te bepalen bedrag;

VII. de man te verplichten zijn medewerking te verlenen aan uitvoering van pensioenverevening door ondertekening van het wettelijke standaardmededelingsformulier binnen twee weken nadat de vrouw de man daarom bij e-mail verzocht heeft, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de man nalatig blijft met een maximum van € 10.000,- althans elk ander in goede justitie te bepalen bedrag;

VIII. de man te veroordelen om, in het kader van verevening van de buitenlandse pensioenen bij [naam5] en [naam6] , zijn medewerking te verlenen aan cessie van het gedeelte van zijn ouderdomspensioen waarop recht op uitbetaling voor de vrouw bestaat, zijnde voor de helft van de contante waarde althans voor de door het hof in goede justitie te bepalen waarde, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de man nalatig blijft met een maximum van € 10.000,- althans elk ander in goede justitie te bepalen bedrag;

IX. voor recht te verklaren dat de vrouw vijf jaar recht heeft op partneralimentatie te rekenen vanaf de dag dat de echtscheidingsbeschikking bij de gemeente is ingeschreven doorloopt;

X. de man te veroordelen in de kosten van beide gedingen althans elke beschikking in goede justitie te wijzen.

4.3

De man is op zijn beurt met drie grieven in incidenteel hoger beroep gekomen. De grieven zien op respectievelijk de auto (grief I), de aandelen [naam1] (grief II) en de beleggingsportefeuille/aandelen [de bank] (grief III). De man verzoekt dat het hof bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw niet-ontvankelijk zal verklaren in haar hoger beroep, dan wel het hoger beroep van de vrouw zal afwijzen en voorts:

- te bepalen dat niet de vrouw, maar de man de personenauto van partijen zal verkopen en gehouden is de opbrengst van de auto onder aftrek van de voor de verkoop te maken noodzakelijke kosten, waaronder de kosten hiervoor te maken zoals de Apk-keuring, de om die keuring te verkrijgen te maken (reparatie-)kosten en de te betalen premie motorrijtuigenbelasting, met de vrouw te verrekenen, in die zin dat de vrouw de helft van de netto opbrengst van de auto ontvangt;

- te bepalen dat de man de hoeveelheid aandelen [naam1] die hij op 23 december 2020 had tegen de waarde op 1 januari 2022 met de vrouw dient te verrekenen, in die zin dat de vrouw de helft van deze waarde vergoed krijgt;

- vast te stellen dat de man geen aandelen [de bank] heeft op de peildatum 23 december 2020, zodat er ter zake niets toegedeeld en verrekend behoeft te worden.

Voor het overige de tussen partijen gegeven beschikking en de herstelbeschikking te bekrachtigen.

4.4

De vrouw voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de verzoeken van de man in incidenteel hoger beroep en stelt een vijftal zelfstandige (gewijzigde) verzoeken in.

5De motivering van de beslissing

IPR: rechtsmacht en toepasselijk recht

5.1

De rechtbank heeft ambtshalve vastgesteld dat aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt ten aanzien van het echtscheidingsverzoek en de nevenverzoeken. Het hof onderschrijft dat oordeel.

5.2

Tegen het oordeel van de rechtbank dat Nederlands recht het huwelijksvermogensregime beheerst is door geen van partijen een grief geformuleerd. De appelrechter is gebonden aan dit oordeel van de rechter in eerste instantie (HR 11 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:394 en HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1525). Dat betekent dat het hof, net als de rechtbank, Nederlands recht zal toepassen en betekent ook dat tussen partijen sprake is van een gemeenschap van goederen. Ook ter zake van het verzoek om partneralimentatie en pensioenen is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat Nederlands recht van toepassing is.

procesrechtelijk

5.3

Ingevolge artikel 347 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in verbinding met artikel 362 Rv geldt in hoger beroep de twee-conclusie-regel. Die brengt mee dat beroepsgronden in beginsel niet later dan in het beroepschrift kunnen worden aangevoerd. De vrouw heeft in haar verweerschrift in het incidenteel hoger beroep haar verzoeken aangevuld en gewijzigd. De man heeft bezwaar gemaakt tegen de gewijzigde verzoeken van de vrouw en ook tegen de aanvullingen op de memorie van de grieven van de vrouw. Van een uitzondering op de in beginsel strakke regel van artikel 347 lid 1 Rv is geen sprake. Het aanvoeren van grieven en het veranderen van de verzoeken, anders dan een vermindering, is daarna in beginsel niet meer mogelijk. Het hof zal, nu geen sprake is van ondubbelzinnige instemming, zijn oordeel geven op de oorspronkelijke, bij beroepschrift (en verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep) geformuleerde verzoeken en stellingen, zoals ook al op de mondelinge behandeling is medegedeeld.

pensioenen (grieven 1 tot en met 7 in principaal hoger beroep)

5.4

Nu de vrouw haar eerste grief heeft ingetrokken kan bespreking van die grief achterwege blijven. Voorts zijn partijen het erover eens dat de Nederlandse pensioenrechten allen onder de WVPS vallen, zodat een bespreking van de vierde grief – ingehaald door de herstelbeschikking van de rechtbank – eveneens achterwege kan blijven. Grief 2 heeft geen zelfstandige betekenis. Vorenstaande heeft tot gevolg dat de vrouw de verzoeken in het petitum onder I en II niet langer handhaaft.

5.5

Wat resteert zijn de grieven 3, 5, 6 en 7. Samengevat stelt de vrouw dat de rechtbank ten onrechte:

- heeft aangenomen dat door partijen een regeling is getroffen over de uitsluiting van de WVPS (grief 3);

- heeft vastgesteld dat de WVPS niet van toepassing is op de buitenlandse pensioenen (grief 5);

- de verzochte exhibitieplicht heeft afgewezen (grief 6);

- heeft geoordeeld dat op het [naam6] / [naam4] pensioen en op het [naam5] pensioen een belastinglatentie van 42% naar Engels recht rust (grief 7).

5.6

De vrouw wenst dat de regeling van verevening op alle pensioenen van de man wordt toegepast. De rechtbank is ten onrechte aan de verevening van pensioenrechten voorbij gegaan. Ook in het buitenland opgebouwde pensioenen vallen onder de WVPS. De vrouw wil dan ook haar deel van de tijdens het huwelijk door de man opgebouwde pensioen ontvangen wanneer de man met pensioen gaat, dus de helft van de tijdens het huwelijk opgebouwde rechten.

5.7

De man voert verweer. Hij beroept zich op een ter zitting gemaakte afspraak die tussen partijen tot overeenstemming heeft geleid. Voorts stelt hij dat, indien partijen conform de WVPS de pensioenen in het Verenigd Koninkrijk zouden verevenen, de vrouw eerst na de pensionering van de man in maandelijkse termijnen haar aandeel van dit pensioen zou ontvangen, zoals volgens hem ook bij de Nederlandse pensioenen het geval zal zijn. Het voordeel voor de vrouw bij de verrekening van het Engelse pensioenvermogen is dat de vrouw nu al een bedrag ontvangt en niet hoeft te wachten totdat de man is gepensioneerd.

Grief 3 in principaal hoger beroep

5.7

De vrouw stelt dat er geen sprake is van een in onderling overleg getroffen regeling ter zake van de buitenlandse pensioenen. Volgens de man is wel degelijk een regeling getroffen. Partijen geven ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij het hof verschillende lezingen over de gang van zaken op de mondelinge behandeling in eerste aanleg. Uit het proces-verbaal van die mondelinge behandeling van 3 december 2021 kan het hof niet opmaken dat door partijen een regeling in der minne is getroffen ten aanzien van de afkoop dan wel verevening van pensioenen. Ook is geen (vaststellings)overeenkomst opgemaakt die door beide partijen is ondertekend. Naar het oordeel van het hof moet het ervoor worden gehouden dat tussen partijen geen sprake is van een in der minne getroffen regeling ter zake van de buitenlandse pensioenen. Grief 3 slaagt.

Grieven 5, 6 en 7 in principaal hoger beroep

5.8

Ter zake van de door de vrouw verzochte verevening van de buitenlandse pensioenen overweegt het hof als volgt. In artikel 10:51 BW is bepaald dat de vraag of een echtgenoot bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed recht heeft op een gedeelte van de door de andere echtgenoot opgebouwde pensioenrechten, wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten, behoudens artikel 1 lid 7 WVPS. In laatstgenoemd artikel is bepaald dat het vierde, vijfde en zesde lid van artikel 1 WVPS gelden ongeacht het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen. Hieruit volgt dat pensioenrechten opgebouwd in een buitenlandse pensioenregeling ook voor verevening in aanmerking komen volgens de Nederlandse wet, maar alleen als Nederlands recht het huwelijksvermogensregime beheerst. Indien buitenlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten, komen eventuele ingevolge buitenlandse pensioenregeling opgebouwde pensioenrechten alleen voor verevening in aanmerking als het buitenlands recht daarin voorziet.

5.9

Artikel 1 lid 8 WVPS bepaalt dat indien op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten Nederlands recht van toepassing is, de WVPS voorts van toepassing is op pensioenen ingevolge een buitenlandse pensioenregeling die niet is een pensioenregeling als bedoeld in het vierde, vijfde of zesde lid, met dien verstande dat een recht op uitbetaling als bedoeld in artikel 2 WVPS slechts bestaat jegens de andere echtgenoot.

5.10

Nu de rechtbank heeft beslist dat het huwelijksvermogensregime van partijen door Nederlands recht wordt beheerst en door partijen niet anders is bepleit, gaat ook het hof uit van de toepasselijkheid van Nederlands recht op het huwelijksvermogensregime.

5.11

Nu het Nederlandse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen, brengt dit met zich dat het door de man opgebouwde ouderdomspensioen op grond van artikel 10:51 BW in beginsel verevend moet worden. Gelet op het bepaalde in de artikel 1 lid 4 sub b tot en met j, lid 5 en lid 6 WVPS kan het pensioen van de man niet aangemerkt worden als een van de in die leden genoemde pensioenregelingen. De vraag is of de pensioenregeling van de man kan worden aangemerkt als een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1 lid 4 sub a WVPS in samenhang met de artikel 1 van de Pensioenwet (Pw) . Naar het oordeel van het hof is dat het geval.

5.12

Bij de beoordeling van de vraag of de buitenlandse regeling voorziet in een pensioen waarop de WVPS van toepassing is (een ouderdomspensioen in de zin van artikel 1 lid 1 onderdeel d WVPS) , dienen dezelfde (materiële) criteria te worden gehanteerd als voor een ouderdomspensioen ingevolge een Nederlandse pensioenregeling.

5.13

Hieruit volgt dat de voorzieningen gelijkwaardig moeten zijn aan, althans voldoende gelijkenis moeten vertonen met onder de WVPS vallende Nederlandse ouderdomspensioenen om die voorzieningen te kunnen beschouwen als ouderdomspensioen in de zin van de WVPS. Het hof verwijst dienaangaande tevens naar de memorie van antwoord bij de WVPS (Kamerstukken II, 21 893, nr. 5, p. 14 en 15). Hieruit blijkt dat de wetgever heeft beoogd buitenlandse ouderdomspensioenen (behalve wat de directe actie tegen de uitkerende instantie betreft) ‘in dezelfde situatie te brengen als de zich geheel binnen Nederland afspelende gevallen’ om aldus een gelijke behandeling van gelijkwaardige gevallen zoveel mogelijk te bevorderen.

5.14

Volgens artikel 1 Pensioenwet wordt onder ouderdomspensioen verstaan een geldelijke, vastgestelde uitkering voor de werknemer of de gewezen werknemer bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een ouderdomspensioen in de zin van de WVPS zijn de volgende twee karakteristieke elementen bepalend:

a. de uitkering is bestemd om arbeidsinkomen van de gerechtigde te vervangen ter voorziening in het levensonderhoud gedurende de periode waarop deelname aan het arbeidsproces door ouderdom pleegt te zijn beëindigd;

b. de uitkering is toegekend en berekend op basis van een geleidelijke aan het voortduren van de arbeidsverhouding of beroepsuitoefening gekoppelde opbouw.

5.15

Beslissend in dit verband is of de buitenlandse pensioenregeling in de context van het maatschappelijke leven in het desbetreffende land een functie vervult die in voldoende mate overeenstemt met de functie van de Nederlandse pensioenregelingen waarop de WVPS van toepassing is, te weten: oudedagsvoorziening. Naar het oordeel van hof is dat genoegzaam gebleken. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat er sprake is van stortingen door de werkgever, dat die stortingen gekoppeld zijn aan de arbeidsverhouding en bedoeld zijn voor de opbouw van de pensioenrechten, zodat aan de voorwaarde onder b. van rov. 5.14 wordt voldaan. In de ‘Key features of the Pension’ van [naam5] (productie 13) wordt bevestigd dat het om een pensioenvoorziening gaat.

5.16

De man heeft niet nader onderbouwd waarom dit anders zou zijn. Ter zitting is van de zijde van de man erkend dat ook de buitenlandse pensioenen voor verevening in aanmerking komen. De door de man opgebouwde pensioenen bij [naam5] en [naam6] / [naam4] kunnen daarom gekwalificeerd worden als pensioenen die vallen onder de WVPS. Nu het gaat om pensioenen die vallen onder de WVPS komt het deel dat tijdens het huwelijk is opgebouwd voor verevening in aanmerking. Grief 5 slaagt.

5.17

De verevening van Nederlandse pensioenen vindt in het algemeen plaats doordat beide ex-echtgenoten vanaf het ingaan van het ouderdomspensioen een eigen aanspraak op het uitvoeringsorgaan kunnen doen gelden. Verevening van een buitenlands ouderdomspensioen vindt niet plaats in de vorm van een rechtstreekse aanspraak van de echtgenoot op het uitvoeringsorgaan maar in de vorm van een aanspraak op de andere echtgenoot. Dat laatste vereist de medewerking van de man om tot verevening te komen. Voor de buitenlandse pensioenen zal het hof het verzoek van de vrouw onder VII dan ook als hierna onder 7 bepaald toewijzen.

5.18

Omdat het verzoek van de vrouw om verevening van de buitenlandse pensioenen van de man zal worden toegewezen, kan een bespreking van de grieven 6 en 7 achterwege blijven. Het hof zal het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen tot medewerking aan cessie van de aanspraken op straffe van een dwangsom (zie hiervoor 4.2 punt VIII) afwijzen. Dit verzoek is onvoldoende concreet geformuleerd en gaat uit van het contant maken van de waarde, hetgeen niet bij verevening past. Het hof gaat ervan uit dat de man te zijner tijd zal meewerken aan de verevening.

verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap (grieven I tot en met III van de man in incidenteel hoger beroep)

peildata

5.19

Tegen de door de rechtbank gehanteerde peildatum van 23 december 2020 is geen grief geformuleerd. Dit is de datum waarop het verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend en de gemeenschap van goederen van partijen is ontbonden. Die datum geldt als peildatum voor de omvang en samenstelling van de huwelijksgoederengemeenschap.

5.20

Voor de bepaling van de waarde bij de verdeling moet worden uitgegaan van de waarde ten tijde van de verdeling. Van deze hoofdregel kan worden afgeweken, indien partijen anders zijn overeengekomen of uit de eisen van de redelijkheid en billijkheid die de rechtsverhouding tussen partijen beheersen anders voortvloeit. Blijkens de overwegingen 3.39 en 3.40 van de bestreden beschikking hebben partijen in eerste aanleg ter zake van de waarde van de aandelen [naam1] en de waarde van de beleggingsportefeuille [de bank] 1 januari 2022 als peildatum voor de waarde(s) afgesproken. Of en in hoeverre daarvan in hoger beroep – al dan niet in geschil – dient te worden afgeweken zal het hof hierna onder grief II van de man in incidenteel hoger beroep beoordelen.

procesrechtelijk

5.21

Ingevolge artikel 827 Rv kan een verzoek tot het vaststellen van een nevenvoorziening bij echtscheiding voor het eerst in hoger beroep worden gedaan. De man is dan ook ontvankelijk in zijn verzoeken in hoger beroep.

inhoudelijk

auto; grief I van de man in incidenteel hoger beroep

5.22

Partijen zijn verdeeld over de regeling ter zake van de gemeenschappelijke auto. De man heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij het hof voorgesteld om daags na de mondelinge behandeling (op zaterdag 8 oktober 2022) gezamenlijk naar de garage te gaan en de auto aan de garagehouder de verkopen. De man is nu nog in Nederland en dit is een uitgelezen gelegenheid om over te gaan tot feitelijke verkoop van de auto. De vrouw heeft ter mondelinge behandeling er blijk van gegeven niet mee te willen werken aan het gezamenlijk verkopen van de auto. Zij heeft tot aan de mondelinge behandeling ook geen actie ondernomen ter verkoop van de auto. Het hof zal daarom beslissen dat de man de auto mag verkopen en de vrouw daaraan haar medewerking moet verlenen. De man mag ingevolge artikel 3:172 BW na verkoop van de auto de kosten die met de verkoop gepaard gaan/zijn gegaan (Apk-keuring, benodigde reparaties, autoverzekering, motorrijtuigenbelasting, et cetera) in mindering brengen op de verkoopopbrengst, het restant komt een ieder van partijen bij helfte toe. De grief van de man slaagt.

Aandelen [naam1] ; grief II van de man in incidenteel hoger beroep

5.23

De man stelt in zijn tweede grief dat door de rechtbank is bepaald dat de aandelen [naam1] aan de man worden toegedeeld en dat de waarde van de aandelen per 1 januari 2022 aangehouden zal worden voor de bepaling van het bedrag dat tussen partijen verrekend moet worden. De man heeft na 23 december 2020 van zijn werkgever nog meer aandelen verkregen, zodat de aanduiding “de aandelen [naam1] ” niet specifiek genoeg is. De man verzoekt het hof te bepalen dat tussen partijen verrekend moet worden de waarde van de (hoeveelheid) aandelen die de man op de peildatum 23 december 2020 had naar de waarde op de datum 1 januari 2022.

5.24

Omdat de vrouw instemt met de door de man gevraagde aanvulling zal het hof zo beslissen. De vrouw stelt in haar verweerschrift in het incidenteel hoger beroep dat de waardering van de aandelen per 6 mei 2022 dient te geschieden. Het hof volgt de vrouw daarin niet. De rechtbank heeft beslist dat voor de waarde de peildatum van 1 januari 2022 geldt. De vrouw heeft in haar hoger beroepschrift geen grief geformuleerd tegen de overweging en beslissing van de rechtbank (respectievelijk onder rov. 3.39. en 4.5.5.) Het hof gaat daarom evenals de rechtbank uit van de datum van 1 januari 2022. De grief van de man slaagt.

Beleggingsportefeuille/aandelen [de bank] ; grief III van de man in incidenteel hoger beroep

5.25

Partijen zijn het erover eens dat de man op de peildatum 23 december 2020 geen aandelen [de bank] in eigendom had, zodat deze aandelen door de rechtbank ten onrechte aan de man zijn toegedeeld met de opdracht om tot verrekening met de vrouw over te gaan. De derde grief van de man slaagt en leidt tot vernietiging van de bestreden beschikking onder overweging 4.5.6.

partneralimentatie

5.26

De vrouw verzoekt om een verklaring voor recht dat zij vanaf inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de desbetreffende registers van de burgerlijke stand voor de duur van vijf jaar recht heeft op partneralimentatie. De man voert verweer.

5.27

Ingevolge artikel 1:157 lid 1 van het Burgerlijke Wetboek (BW) eindigt, indien de rechter geen termijn heeft vastgesteld, de verplichting tot het verstrekken van levensonderhoud van rechtswege na het verstrijken van een termijn die gelijk is aan de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van vijf jaren. De termijn voor het verstrekken van levensonderhoud vangt aan op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand (lid 6 van voormelde bepaling). Omdat er talloze omstandigheden zijn waardoor het recht op partneralimentatie in die periode kan eindigen, kan de verklaring van recht niet worden gegeven.

6De slotsom

in het principaal hoger beroep

6.1

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de derde en vijfde grief en behoeven de zesde en zevende grief geen bespreking. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

in het incidenteel hoger beroep

6.2

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen alle drie de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen.

in het principaal en incidenteel hoger beroep

6.3

Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure, die voortvloeit uit de echtscheidingsprocedure, de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, de pensioenregelingen en de partneralimentatie betreft.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:

7.1

vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 21 december 2021, hersteld bij beschikking van 25 april 2022, welke herstelbeschikking is hersteld bij beschikking van 15 juli 2022 voor wat betreft de overwegingen 4.5.5., 4.5.6., 4.5.7. en 4.6., en in zoverre opnieuw beschikkende:

7.2

bepaalt dat de man de hoeveelheid aandelen [naam1] die de man op 23 december 2020 had tegen de waarde op 1 januari 2022 met de vrouw moet verrekenen, in die zin dat de vrouw de helft van deze waarde vergoed krijgt;

7.3

bepaalt dat de man de personenauto van partijen (Honda Insight) zal verkopen en gehouden is de opbrengst van de auto, onder aftrek van de voor de verkoop te maken noodzakelijke kosten, waaronder de kosten hiervoor te maken zoals de Apk-keuring, de om die keuring te verkrijgen te maken (reparatie-)kosten en de te betalen premie motorrijtuigenbelasting, met de vrouw te verrekenen, in die zin dat de vrouw de helft van de netto opbrengst van de auto ontvangt;

7.4

verklaart voor recht dat de door de man vanaf 23 november 2011 tot 6 mei 2022 opgebouwde pensioenen bij [naam2] en [naam3] tussen partijen moeten worden verevend;

7.5

verklaart voor recht dat de door de man vanaf 23 november 2011 tot 6 mei 2022 opgebouwde pensioenen bij [naam6] / [naam4] en [naam5] tussen partijen moeten worden verevend;

7.6

veroordeelt de man om binnen vier maanden na heden aan de advocaat van de vrouw te overhandigen een gedateerd schrijven van [naam6] / [naam4] , op het officiële briefpapier van [naam6] / [naam4] en voorzien van een handtekening van de daartoe bevoegde autoriteit binnen [naam6] / [naam4] , met daarin een berekening van het over de huwelijkse periode te verevenen pensioen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per week dat de man hiermee na ommekomst van de genoemde termijn in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,-, tenzij de man op het moment dat aanspraak wordt gemaakt op verbeurde dwangsommen, dan wel uiterlijk tijdens een daartoe te voeren kortgedingprocedure, een controleerbaar van [naam6] / [naam4] afkomstig schrijven kan tonen waarin is vermeld of waaruit blijkt dat [naam6] / [naam4] , ondanks het uitdrukkelijk schriftelijk verzoek daartoe van de man en na kennisname van deze beschikking, weigert om hieraan zijn medewerking te verlenen;

7.7

veroordeelt de man om binnen vier maanden na heden aan de advocaat van de vrouw te overhandigen een gedateerd schrijven van [naam5] , op het officiële briefpapier van [naam5] en voorzien van een handtekening van de daartoe bevoegde autoriteit binnen [naam5] , met daarin een berekening van het over de huwelijkse periode te verevenen pensioen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per week dat de man hiermee na ommekomst van de genoemde termijn in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,-, tenzij de man op het moment dat aanspraak wordt gemaakt op verbeurde dwangsommen, dan wel uiterlijk tijdens een daartoe te voeren kort gedingprocedure, een controleerbaar van [naam5] afkomstig schrijven kan tonen waarin is vermeld of waaruit blijkt dat [naam5] , ondanks het uitdrukkelijk schriftelijk verzoek daartoe van de man en na kennisname van deze beschikking, weigert om hieraan zijn medewerking te verlenen;

7.8

bekrachtigt de beschikking, voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen, voor het overige;

7.9

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

7.10

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;

7.11

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L. van der Bel, R. Prakke-Nieuwenhuizen en L. Hamer, bijgestaan door G.J. Heuvelink als griffier, en is op 22 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733