Rechtbank Oost-Brabant 10-10-2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:5104

Datum publicatie21-11-2022
ZaaknummerC/01/378661 / FA RK 22-327
ProcedureBeschikking
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Gezag;
Familieprocesrecht; Proceskosten
WetsverwijzingenWetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (geldt in geval van digitaal procederen); Burgerlijk Wetboek Boek 1

Inhoudsindicatie

Moeder stelt dat Rb/Rijk kosten voor vertaling in Engels van haar processtukken moet betalen. De Rb concludeert dat zij dit zelf moet doen. Rb past analoog art. 5 Haags Betekeningsverdrag 1965 (is VK bij aangesloten) en art. 8 van de Uitvoeringswet toe. Dit betekent dat de rechtbank, net als de Centrale Autoriteit, aan de verzoeker mag vragen om verzoek te vertalen indien verzoek is ingediend in een voor verwerende partij onbegrijpelijke taal. Moeder onvoldoende onderbouwd waarom Rb/Rijk kosten zou moeten dragen.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht

Zaaknummer : C/01/378661 / FA RK 22-327

Uitspraak : 10 oktober 2022

Beschikking betreffende gezag in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat mr. E.M.G. van Nuenen-Meulesteen,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] , Verenigd Koninkrijk ,

partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de moeder en de vader van:

[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .

De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van:

  • het verzoekschrift van de moeder, ontvangen ter griffie op 24 januari 2022;

  • het F9-formulier van de moeder van 18 februari 2022;

  • de telefoonnotitie met de moeder van 1 maart 2022;

  • het aanvullende verzoek/klacht van de moeder van 17 maart 2022;

  • het vertaalde verzoekschrift van de moeder, ontvangen ter griffie op 6 april 2022;

  • de brief van [minderjarige] van 22 juni 2022.

De zaak is mondeling behandeld op 8 september 2022. Verschenen zijn de moeder, haar advocaat en [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad. Hoewel behoorlijk daartoe opgeroepen is de vader niet verschenen.

De griffier heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om haar mening te geven over het verzoek. [minderjarige] heeft op 11 augustus 2022 een gesprek gehad met de rechter.

De feiten

Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van 25 maart 2011 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 19 mei 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Uit het inmiddels ontbonden huwelijk van partijen is [minderjarige] geboren. De vader en de moeder hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige] . [minderjarige] woont bij de moeder.

In het ouderschapsplan van februari 2011 hebben de ouders afgesproken dat [minderjarige] in de vakanties en op afgesproken weekenden contact heeft met haar vader en dat beide ouders hun best zullen doen voor dagelijks videobelcontact tussen [minderjarige] en vader.

[minderjarige] heeft haar vader al vier jaar niet gezien. Er was tot januari 2022 contact tussen hen via Whatsapp.

Het verzoek

De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw alleen te belasten met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .

De moeder heeft haar verzoek bij brief van 17 maart 2022 aangevuld met het verzoek om de kosten voor de vertaling van het verzoek ten laste te laten komen van de rechtbank c.q. ’s Rijks kas.

De beoordeling

Rechtsmacht

Aangezien de vader de Britse nationaliteit heeft, [minderjarige] in Zwitserland is geboren en ouders toen in Frankrijk woonden, is er sprake van een internationale component waardoor de rechtbank moet nagaan of zij bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van de moeder.

De gewone verblijfplaats van [minderjarige] is gelegen in Nederland omdat zij al sinds 2010 in Nederland woont en de sterkste banden heeft met Nederland. De Nederlandse rechter is daarom de bevoegde rechter om kennis te nemen van het verzoek van de moeder (artikel 8 verordening Brussel II bis). Aan het verblijf van [minderjarige] in [woonplaats] ontleent de rechtbank Oost-Brabant de relatieve bevoegdheid binnen Nederland.

Omdat de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op het verzoek worden toegepast.

Huidige gezagsverdeling

De eerste vraag die moet worden beantwoord is hoe het gezag nu geregeld is. Op de vraag hoe het gezag is ontstaan is Frans recht van toepassing omdat de ouders van [minderjarige] ten tijde van haar geboorte in Frankrijk woonden. Dat [minderjarige] in Zwitserland is geboren maakt dit niet anders. Op grond van artikel 372 van het Franse Burgerlijk Wetboek hebben ouders samen gezag over een kind tenzij de vader het kind pas later dan een jaar na de geboorte heeft erkend. Uit de geboorteakte blijkt dat daarvan geen sprake is. De ouders zijn daarom op grond van het Franse recht bij de geboorte van [minderjarige] samen belast met het gezag over [minderjarige] .

Op grond van artikel 16 lid 3 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag is deze gezagsverdeling in stand gebleven na de verhuizing naar Nederland (via Indonesië). Ook nu is er daarom naar het oordeel van de rechtbank sprake van gezamenlijk gezag. De moeder is daarom ontvankelijk in haar verzoek.

Gezag

De rechtbank kan het gezamenlijk gezag van ouders beëindigen als:

- er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zal raken tussen de ouders, en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd genoeg verbetering komt,

of

- wijziging van het gezag om een andere reden in het belang van het kind noodzakelijk is (artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek) .

De moeder wenst alleen met het gezag over [minderjarige] belast te worden omdat zij, sinds de verhuizing naar Nederland, alleen de feitelijke zorg voor [minderjarige] heeft. De vader is niet betrokken bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] en het steeds opnieuw moeten vragen van toestemming voor bepaalde zaken is belastend voor de moeder en voor [minderjarige] . Uit de overgelegde ondertekende verklaring blijkt dat de vader het verzoek van de moeder ondersteunt.

De rechtbank overweegt als volgt. De vader is al lange tijd niet betrokken bij het leven van [minderjarige] . Hij weet niet hoe het gaat op school, welke hobby’s [minderjarige] heeft en hoe het medisch gezien met haar gaat. Dit maakt dat hij niet in staat is om (mede) belangrijke beslissingen over [minderjarige] weloverwogen te maken. De moeder maakt deze beslissingen al lange tijd alleen. Bovendien is er geen communicatie tussen de moeder (en [minderjarige] ) en de vader, waardoor er in acute situaties niet direct toestemming kan worden gevraagd van de vader (bijvoorbeeld in het geval van een medisch noodgeval). Dit is niet in het belang van [minderjarige] en kan zelfs een gevaar vormen voor haar ontwikkeling.

De rechtbank is daarom – onweersproken en overeenkomstig het advies van de raad- van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat de moeder voortaan alleen het gezag uitoefent over [minderjarige] .

Kosten vertaling verzoek

De moeder heeft op 24 januari 2022 een Nederlandstalig verzoek ingediend bij de rechtbank. Op 4 februari 2022 heeft de rechtbank de moeder verzocht om te zorgen voor een Engelse vertaling van het verzoek omdat de vader de Nederlandse taal niet machtig is en niet in Nederland woont. Op 18 februari 2022 heeft de moeder daar bezwaar tegen gemaakt en heeft zij de wettelijke grondslag van deze beslissing verzocht. Op 1 maart 2022 heeft de rechtbank hier telefonisch op gereageerd en de wettelijke grondslag toegelicht. Op 17 maart 2022 heeft de moeder haar verzoek aangevuld en heeft zij tevens aangegeven dat haar brief kan worden gezien als een officiële klacht. Op 6 april 2022 heeft zij de rechtbank een vertaald verzoekschrift toegestuurd, waarin het aanvullende verzoek niet is opgenomen. De moeder heeft mondeling toegelicht dat de kosten voor deze vertaling €400,- waren.

De moeder stelt onder verwijzing naar artikel 277 van het wetboek van Rechtsvordering (Rv) dat het verzoek in de Nederlandse taal mag worden ingediend omdat er in de Nederlandse taal wordt geprocedeerd. De rechtbank is echter van oordeel dat artikel 277 Rv niet van toepassing is op deze situatie. Dit artikel gaat namelijk over het verzenden van oproepen naar landen die zijn aangesloten bij de verordening 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken. Aangezien het Verenigd Koninkrijk, waar de vader woonachtig is, sinds de Brexit niet langer aangesloten is bij deze verordening, is dit wetsartikel niet van toepassing.

En al zou deze verordening wel van toepassing zijn, dan nog staat in artikel 5 van deze verordening dat de verzoeker verantwoordelijkheid is voor de kosten van een vertaling van het verzoek.

Op grond van artikel 5 van het Haags Betekeningsverdrag 1965 (waarbij het Verenigd Koninkrijk wel is aangesloten) en artikel 8 van de Uitvoeringswet kan de Centrale Autoriteit de verzoeker verzoeken om een verzoek op eigen kosten te vertalen. Omdat een concreet wettelijk voorschrift voor rechtbanken ontbreekt, past de rechtbank Oost-Brabant deze artikelen analoog toe op haar eigen wijze van het verzenden van exploten. Dit betekent dat de rechtbank, net als de Centrale Autoriteit, aan de verzoeker mag vragen om het verzoek te vertalen indien het verzoek is ingediend in een voor de verwerende partij onbegrijpelijke taal.

De moeder verwijst niet naar andere rechtsbronnen waaruit blijkt dat het aan de rechtbank of aan het Rijk is om deze kosten te dragen. Omdat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd waarom de rechtbank, in afwijking van voornoemd verdrag, de kosten zou moeten dragen voor een vertaling van het verzoek, wijst de rechtbank het verzoek van de moeder af.

De rechtbank overweegt dat het op de weg van de moeder had gelegen om ook van haar aanvullende verzoek een Engelse vertaling aan de rechtbank of de vader te doen toekomen. De moeder heeft dat echter nagelaten. De rechtbank overweegt dat, gelet op de aard van het aanvullende verzoek, dat de vader daarmee niet in zijn belangen wordt geschaad. Het ontbreken van die vertaling laat de rechtbank daarom niet in de weg staan aan de ontvankelijkheid van de moeder.

De beslissing

De rechtbank

beëindigt het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarige [minderjarige] en bepaalt dat het gezag over haar voortaan aan de moeder alleen toekomt;

verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;

compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst het verzoek voor het overige af.

Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Geerits, rechter, tevens kinderrechter,

en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Hout-Jansen als griffier op 10 oktober 2022.

Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733