Rechtbank Gelderland 17-11-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:6434

Datum publicatie18-11-2022
ZaaknummerC/05/406723 / FA RK 22-2259
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenIPR familierecht; IPR ouderlijke verantwoordelijkheid;
Kinderen; Gezag; Zorgregeling / omgang / informatie
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Beschikking gezag en zorg-/omgangsregeling over kind geboren na verbreken affectieve relatie ouders. Spaanse rechter was bevoegd te oordelen over ouderlijk gezag en/of omgangsregeling en heeft bevoegdheid niet verloren door verhuizing kind naar Nederland (art. 8 Brussel IIbis, HKBV 1996). Beroep op EHvJ kenmerk C-572/21 faalt; verschil tussen lidstaat en derde staat. Geen wijziging gezamenlijk gezag, ondanks slechte verstandhouding ouders nu. Wijziging zorgregeling: opbouwregeling naar regeling zoals vastgesteld door Spaanse rechter.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht

Zittingsplaats Arnhem

Zaakgegevens: C/05/406723 / FA RK 22-2259

Datum uitspraak: 17 november 2022

beschikking gezag en zorg-/omgangsregeling

in de zaak van

[moeder] , hierna de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat mr. L.M. Kok te Arnhem

tegen

[vader] , hierna de vader,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat mr. J.A.M. Schoenmakers te Breda.

1Het verloop van de procedure

1.1.

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift van de moeder, ingekomen op 25 juli 2022,

- het verweerschrift van de vader met zelfstandig verzoek van 16 september 2022.

1.2.

Tijdens de mondelinge behandeling van 22 september 2022 zijn gehoord:

- de moeder, bijgestaan door mr. L.M. Kok;

- de vader, bijgestaan door mr. J.A.M. Schoenmakers;

- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

2De feiten

2.1.

Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij hebben niet samengewoond.

2.2.

Zij hebben samen een zoon: [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] . De vader heeft [de minderjarige] erkend.

2.3.

Bij vonnis van de Spaanse rechtbank van Orihuela van 29 juni 2021 heeft de rechtbank, voor zover hier relevant:

  • de dagelijkse zorg van [de minderjarige] toegekend aan de moeder,

  • de uitoefening van het gezag toegekend aan beide ouders,

  • een omgangsregeling vastgesteld waarbij [de minderjarige] door de moeder voor omgang met de vader naar Spanje wordt gebracht in de zomervakantie, in de kerstvakantie en in de paasvakantie (of in de voorjaarsvakantie). [de minderjarige] zal de vader bezoeken gedurende de helft van de kerstvakantie, de helft van de zomervakantie en de gehele paasvakantie. De vader brengt [de minderjarige] terug naar de moeder. De kosten voor het brengen van [de minderjarige] worden door de moeder worden gedragen en de kosten voor het terugbrengen van [de minderjarige] worden door de vader gedragen.

  • bepaald dat de vader omgang met [de minderjarige] heeft gedurende één weekend tussen elke vakantieperiode, dat wil zeggen drie weekenden per jaar,

  • de vader het recht toegekend tot dagelijks (video)belcontact,

  • een kinderalimentatie vastgesteld van € 700 per maand, door de vader aan de moeder te voldoen.

2.4.

Bij vonnis van 25 maart 2022 van het Spaanse Gerechtshof is de beslissing van de Spaanse rechtbank in stand gelaten met uitzondering van de hoogte van de kinderalimentatie. Die is vastgesteld op € 800 per maand.

3Het verzoek en het verweer

3.1.

De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. een verklaring voor recht af te geven waaruit blijkt dat de Spaanse rechtbank op 29 juni 2021 en/of het Spaanse Gerechtshof op 25 maart 2022 onbevoegd waren om te oordelen over het ouderlijk gezag en/of de omgangsregeling.

II. met betrekking tot het gezag:

  • primair: een verklaring voor recht af te geven dat de moeder alleen met het ouderlijk gezag is belast en dit aan te tekenen in het gezagsregister,

  • subsidiair: te bepalen dat de moeder voortaan alleen het gezag zal uitoefenen over [de minderjarige] en dit aan te tekenen in het gezagsregister.

III. met betrekking tot de omgangsregeling:

  • vanaf 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 een omgangsregeling vast te stellen waarbij de vader en [de minderjarige] 4 keer per jaar omgang hebben in Nederland waarbij de omgang gedurende vier uur op zaterdag onder begeleiding van Humanitas of een soortgelijke instantie zal plaatsvinden,

  • vanaf 1 januari 2024: indien de omgang naar het oordeel van de begeleiding positief verloopt, een omgangsregeling vast te stellen waarbij de vader en [de minderjarige] vier keer per jaar in Nederland omgang met elkaar hebben op zaterdag van 11.00 uur tot 19.00 uur,

  • althans een omgangsregeling vast te stellen als de rechtbank juist acht.

3.2.

De vader voert verweer tegen de verzoeken van de moeder en verzoekt:

I. de door de Spaanse rechter vastgestelde omgangsregeling in rechte te bevestigen en de moeder te veroordelen tot nakoming van de omgangsregeling op straffe van een dwangsom,

II. bij zelfstandig verzoek de beschikking van het Provinciaal Gerechtshof van Alicante van 25 maart 2022 te wijzigen en te bepalen dat de bijdrage van de vader in de kosten van [de minderjarige] op nihil wordt gesteld, dan wel op € 76 per maand, met ingang van 1 april 2022, dan wel per datum van zijn verzoek, dan wel een datum als de rechtbank juist acht.

4De beoordeling

Kinderalimentatie

4.1.

De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek over de wijziging van de kinderalimentatie aangehouden, om de moeder in de gelegenheid te stellen verweer te voeren. De rechtbank heeft op 9 november 2022 het verweerschrift ontvangen.

4.2.

De rechtbank verzoekt partijen om binnen twee weken na de datum van deze beschikking hun verhinderdata in te dienen over de komende drie maanden, waarna de rechtbank een mondelinge behandeling zal plannen.

(On)bevoegdheid Spaanse rechter

4.3.

De rechtbank moet eerst een beslissing nemen op het verzoek van de moeder dat ziet op de beoordeling van de bevoegdheid van de Spaanse rechter .

De beslissing van de Spaanse rechter heeft betrekking op de ouderlijke verantwoordelijkheid en valt daarmee binnen het materieel toepassingsgebied van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (hierna: Brussel II-bis).

Op grond van artikel 8 lid 1 Brussel II-bis komt ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegdheid toe aan de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.

4.4.

Op het moment dat de verzoeken bij de Spaanse rechter zijn gedaan, had [de minderjarige] zijn gewone verblijfplaats nog in Spanje . Dit wordt door de moeder ook niet betwist. Wel stelt zij dat de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] gedurende de procedure in Spanje is gewijzigd naar Nederland. Zij stelt dat de Spaanse rechter daardoor niet langer bevoegd was om nog te beslissen over de daar voorliggende verzoeken. De moeder verwijst in dat kader naar een uitspraak van het Hof van Justitie met kenmerk C-572/21, CC tegen VO. Zij verzoekt voor recht te verklaren dat de Spaanse rechtbank op 29 juni 2021 en/of het Spaanse Gerechtshof op 25 maart 2022 onbevoegd waren om te oordelen over het ouderlijk gezag en/of de omgangsregeling.

4.5.

De rechtbank wijst dit verzoek van de moeder af. Uit de door de moeder genoemde uitspraak van het Hof van Justitie blijkt dat een rechterlijke instantie van een lidstaat op grond van de Verordening Brussel II-bis bevoegd is om te oordelen over een geding inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid indien het kind zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft op het tijdstip van het aanhangig maken van het geding. De rechterlijke instantie verliest die bevoegdheid wanneer de gewone verblijfplaats van het kind tijdens het geding wordt overgebracht naar het grondgebied van een derde staat die partij is bij het Haags Kinderbeschermingsverdrag. In die zaak ging het om een kind waarvan de gewone verblijfplaats van Zweden (een lidstaat) wisselde naar Rusland (een derde staat).

4.6.

Nu het in de procedure over [de minderjarige] gaat om een wisseling van Spanje naar Nederland, beiden lidstaten, is de door de moeder genoemde uitspraak niet van toepassing op de situatie van [de minderjarige] . De Spaanse rechter is de bevoegdheid niet verloren door de verhuizing van [de minderjarige] naar Nederland.

4.7.

De Verordening Brussel II-bis garandeert de erkenning van een uit een andere lidstaat afkomstige beslissing. De rechtbank stelt dan ook vast dat partijen op grond van de uitspraak van de rechtbank in Spanje van 29 juni 2021, bekrachtigd bij vonnis van het Spaanse Gerechtshof van 25 maart 2022, gezamenlijk het gezag uitoefenen over [de minderjarige] .

Geen eenhoofdig gezag

4.8.

De rechtbank heeft hierboven vastgesteld dat de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag belast zijn. De rechtbank komt daarom nu toe aan het subsidiaire verzoek van de moeder om te bepalen dat zij voortaan het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] zal uitoefenen. De rechtbank moet beoordelen of er sprake is van gewijzigde omstandigheden die maken dat het in standhouden van het gezamenlijk gezag niet langer in het belang van [de minderjarige] is.

4.9.

Omdat de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] ten tijde van indiening van het verzoekschrift van de moeder tot wijziging van het gezag in Nederland was, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht en zal de rechtbank de verzoeken van de moeder naar Nederlands recht beoordelen.

4.10.

Het wettelijk uitgangspunt is dat beide ouders het gezag uitoefenen en samen de belangrijke beslissingen in het leven van hun kind nemen. Ook als zij geen relatie meer met elkaar hebben. Dat kan alleen anders zijn als er een onaanvaardbaar risico is dat bij de handhaving van het gezamenlijk gezag het kind klem en verloren raakt tussen de ouders en dat hierin binnen afzienbare termijn geen verbetering in is te verwachten.

4.11.

De rechtbank is van oordeel dat van zo’n situatie geen sprake is. Op dit moment is de verstandhouding tussen de ouders verre van ideaal, maar de rechtbank is van oordeel dat dit (mede) komt vanwege de juridische procedures die de situatie op scherp stellen. Beide ouders spreken de wens uit dat de vader een betrokken rol kan spelen in het leven van [de minderjarige] . Beide ouders hebben ook de bereidheid uitgesproken om samen in gesprek te gaan om dit mogelijk te maken. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een onaanvaardbaar risico dat [de minderjarige] klem en verloren raakt tussen zijn ouders. Op dit moment staat vooral het traject van [de minderjarige] bij de psycholoog tussen de ouders in. De moeder acht behandeling van [de minderjarige] noodzakelijk vanwege het trauma dat [de minderjarige] zou hebben opgelopen tijdens het verblijf bij de vader, doordat de vader toen het contact tussen de moeder en [de minderjarige] heeft afgehouden. De vader heeft moeite met dit traject, omdat hij niet (h)erkent dat het verblijf van [de minderjarige] een trauma tot gevolg kan hebben gehad en hij door de psycholoog niet betrokken wordt bij de behandeling en de psycholoog de behandeling baseert op enkel het verhaal van de moeder.

4.12.

De rechtbank verwacht dat de vader op de hoogte wordt gesteld van de inhoud en resultaten van de behandeling van [de minderjarige] nu duidelijk is dat de vader mede met het gezag is belast. De rechtbank geeft de ouders mee dat wanneer zij elkaar meer op de hoogte houden van wat er speelt in het leven van [de minderjarige] en transparant zijn naar elkaar, hun samenwerking en onderlinge vertrouwen zal groeien. De rechtbank is van oordeel dat de ouders een verplichting naar [de minderjarige] hebben om zich hiervoor in te spannen.

Wijziging omgangsregeling

4.13.

De vader verzoekt de zorgregeling zoals vastgesteld door de Spaanse rechter te bekrachtigen en de moeder te verplichten tot nakoming van de regeling op straffe van een dwangsom. De moeder acht de huidige regeling niet in het belang van [de minderjarige] .

4.14.

De Raad benadrukt dat [de minderjarige] in een belangrijke levensfase zit waarin hij een basisvertrouwen in anderen opbouwt en hechtingsrelaties aangaat. Op het moment dat [de minderjarige] is geboren waren zijn ouders al niet meer bij elkaar. Hij heeft zijn vader daardoor niet in een natuurlijke setting kunnen leren kennen. Om te zorgen dat [de minderjarige] een band met zijn vader kan opbouwen, zal er sprake moeten zijn van regelmatig contact. Een regeling zoals voorgesteld door de moeder (4x per jaar) is daarvoor niet voldoende. Tegelijkertijd is het per direct hervatten van de in Spanje vastgestelde regeling ook niet in het belang van [de minderjarige] .

4.15.

De rechtbank volgt het advies van de Raad en zal een opbouwregeling vaststellen waarbij uiteindelijk wordt toegewerkt naar de regeling zoals vastgesteld door de Spaanse rechter . De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zelf met een voorstel te komen over hoe de contactmomenten moeten worden opgebouwd, maar heeft van beide partijen geen concrete voorstellen ontvangen. De rechtbank zal daarom zelf een opbouw in de regeling vaststellen.

4.16.

De rechtbank ziet, in tegenstelling tot de moeder, geen noodzaak om een begeleide regeling vast te stellen. Er zijn geen concrete signalen dat de vader over onvoldoende opvoedvaardigheden beschikt of begeleiding om een andere reden noodzakelijk is. De rechtbank zal bepalen dat:

  • [de minderjarige] eens per week contact heeft met de vader via Facetime,

  • In de periode tot zes maanden na de datum van deze beschikking: de vader [de minderjarige] in de vakantieperiodes (kerstvakantie, voorjaarsvakantie en meivakantie) in Nederland kan bezoeken:

* waarbij [de minderjarige] bij de vader in Nederland verblijft gedurende zeven dagen in de kerstvakantie van 10.00-16.00 uur,

* waarbij [de minderjarige] bij de vader in Nederland verblijft gedurende drie dagen in de voorjaarsvakantie van 09.00-17.00 uur,

* waarbij [de minderjarige] bij de vader in Nederland verblijft gedurende 7 dagen in de meivakantie, waarvan de eerste twee dagen van 09.00-17.00 uur, van dag 3 op dag 4 met overnachting van 09.00 uur op dag 3 tot 17.00 uur op dag 4, en op dag 5, 6 en 7 van 09.00-17.00 uur zonder overnachtingen,

- In de periode van zes tot twaalf maanden na de datum van deze beschikking: [de minderjarige] bij de vader in Spanje verblijft in de vakantieperiodes (zomervakantie en herfstvakantie):
* gedurende één week in de zomervakantie, waarvan de eerste twee dagen van

09.00-17.00 uur, van dag 3 op dag 4 met overnachting van 09.00 uur op dag 3 tot 17.00 uur op dag 4, en op dag 5, 6 en 7 van 09.00-17.00 uur zonder overnachtingen. Vervolgens verblijft [de minderjarige] een week bij de moeder, gevolgd door een week bij de vader, waarbij de eerste dag een losse dag is van 09.00-17.00 uur, van 09.00 uur op dag 2 tot 17.00 uur op dag 3, van 09.00 uur op dag 4 tot 17.00 uur op dag 5 en op dag 6 en 7 losse dagen van 09.00-17.00 uur.

* gedurende drie dagen in de herfstvakantie met overnachtingen, van 09.00 uur op dag 1 tot 17.00 uur op dag 3,

  • Bij voornoemde bezoek- en verblijfsmomenten brengt de moeder [de minderjarige] naar de vader en zij draagt haar reiskosten en die van [de minderjarige] . De vader brengt [de minderjarige] telkens terug bij de moeder en hij draagt zijn reiskosten en die van [de minderjarige] .

  • In de periode vanaf 12 maanden na de datum van deze beschikking een contactregeling geldt conform het vonnis van de Spaanse rechtbank van Orihuela van 29 juni 2021.

Geen dwangsom

4.17.

De rechtbank wijst de door de vader verzochte dwangsom af. De rechtbank acht het namelijk niet in het belang van [de minderjarige] om nog meer druk op de onderlinge verhouding tussen partijen te zetten door middel van een dwangsom.

5De beslissing

De rechtbank:

5.1.

stelt een zorgregeling vast, inhoudende dat:

  • [de minderjarige] eens per week contact heeft met de vader via Facetime,

  • In de periode tot zes maanden na de datum van deze beschikking: de vader [de minderjarige] in de vakantieperiodes (kerstvakantie, voorjaarsvakantie en meivakantie) in Nederland kan bezoeken:

* waarbij [de minderjarige] bij de vader in Nederland verblijft gedurende zeven dagen in de kerstvakantie van 10.00-16.00 uur,

* waarbij [de minderjarige] bij de vader in Nederland verblijft gedurende drie dagen in de voorjaarsvakantie van 09.00-17.00 uur,

* waarbij [de minderjarige] bij de vader in Nederland verblijft gedurende 7 dagen in de meivakantie, waarvan de eerste twee dagen van 09.00-17.00 uur, van dag 3 op dag 4 met overnachting van 09.00 uur op dag 3 tot 17.00 uur op dag 4, en op dag 5, 6 en 7 van 09.00-17.00 uur zonder overnachtingen,

- In de periode van zes tot twaalf maanden na de datum van deze beschikking: [de minderjarige] bij de vader in Spanje verblijft in de vakantieperiodes (zomervakantie en herfstvakantie):
* gedurende één week in de zomervakantie, waarvan de eerste twee dagen van

09.00-17.00 uur, van dag 3 op dag 4 met overnachting van 09.00 uur op dag 3 tot 17.00 uur op dag 4, en op dag 5, 6 en 7 van 09.00-17.00 uur zonder overnachtingen. Vervolgens verblijft [de minderjarige] een week bij de moeder, gevolgd door een week bij de vader, waarbij de eerste dag een losse dag is van 09.00-17.00 uur, van 09.00 uur op dag 2 tot 17.00 uur op dag 3, van 09.00 uur op dag 4 tot 17.00 uur op dag 5 en op dag 6 en 7 losse dagen van 09.00-17.00 uur.

* gedurende drie dagen in de herfstvakantie met overnachtingen, van 09.00 uur op dag 1 tot 17.00 uur op dag 3,

  • Bij voornoemde bezoek- en verblijfsmomenten brengt de moeder [de minderjarige] naar de vader en zij draagt haar reiskosten en die van [de minderjarige] . De vader brengt [de minderjarige] telkens terug bij de moeder en hij draagt zijn reiskosten en die van [de minderjarige] .

  • In de periode vanaf 12 maanden na de datum van deze beschikking een contactregeling geldt conform het vonnis van de Spaanse rechtbank van Orihuela van 29 juni 2021.

5.2.

verklaart onderdeel 5.1 uitvoerbaar bij voorraad;

5.3.

houdt de beslissing ten aanzien van de kinderalimentatie aan en verzoekt partijen om binnen twee weken na de datum van deze beschikking hun verhinderdata in te dienen over de komende drie maanden, waarna een mondelinge behandeling zal worden gepland;

5.4.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. S.W. Kuip, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M. Cox-Weber als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2022.

Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733