Rechtbank Noord-Holland 22-08-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:9827

Datum publicatie17-11-2022
ZaaknummerC/15/325383 / JU RK 22-285
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAlkmaar
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Uithuisplaatsing 1:265a e.v. BW
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

RvdK verzoekt om MUHP van de kinderen. Hoewel diverse hulpverleners klaar staan, kunnen zij niet starten omdat de financiering voor deze hulpverleningstrajecten niet rond lijkt te komen bij de gemeente. De kinderrechter ziet zich vanwege het niet rond krijgen van de financiering gedwongen om de machtiging te verlengen voor korte duur. Als voorafgaand aan de volgende rechtszitting blijkt dat dat de financiering van de hulpverlening nog niet van de grond is gekomen, zal de gemeente worden uitgenodigd als informant.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht

Locatie Alkmaar

Zaaknummer: C/15/325383 / JU RK 22-285

Datum uitspraak: 22 augustus 2022

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Haarlem, hierna te noemen: de Raad,

betreffende

  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,

  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,

  • [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige 3] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,

wonende te [plaats] ,

advocaat: mr. D.E. Post, te Heerhugowaard,

de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI.

1Het procesverloop

1.1.

Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:

- de beschikking van de kinderrechter van 7 maart 2022 en de daarin vermelde stukken;

- het aanvullende advies van de Raad van 30 juni 2022, ingekomen ter griffie op 30 juni 2022;
- het schriftelijke stuk van de advocaat van de moeder, met bijlagen, van 17 augustus 2022, ingekomen ter griffie op 18 augustus 2022.

1.2.

Op 22 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. D.E. Post;
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
- [hulpverlener] , hulpverlener van Komunazorg, die op verzoek van de GI als toehoorder/informant bij de zitting aanwezig is.

1.3.

Ter zitting heeft [tolk] ten behoeve van de moeder als tolk in het Papiaments gefungeerd.

2De feiten

2.1.

Het ouderlijk gezag [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de moeder.

2.2.

Bij beschikking van 16 december 2021 heeft de kinderrechter [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] voorlopig onder toezicht gesteld tot 16 maart 2022 en een spoedmachtiging uithuisplaatsing in een 24-uurs crisisopvang verleend voor de duur van vier weken.

2.3.

Bij beschikking van 30 december 2021 is aansluitend een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] verleend tot 16 maart 2022.

2.4.

De kinderrechter heeft bij beschikking van 7 maart 2022 [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 7 maart 2023. Tevens heeft de kinderrechter bij beschikking van 7 maart 2022 een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 7 september 2022, waarbij het verzoek voor het overige deel is aangehouden.

2.5.

[de minderjarige 1] verblijft op grond van deze machtiging bij een gezinshuis van Horizon en [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] verblijven op grond van deze machtiging bij [verblijfplaats] .

3Het verzoek

3.1.

De Raad handhaaft het verzoek aan de kinderrechter om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] te verlengen voor de duur van zes maanden in een accommodatie jeugdhulpaanbieder.

3.2.

De Raad is van mening dat de situatie rondom de ontwikkeling van de kinderen

nog zeer zorgelijk is. Het gaat op dit moment niet goed met de kinderen op de verschillende verblijfsplekken. [de minderjarige 1] is sinds december 2021 zes keer gewisseld van verblijfplaats en naar alle waarschijnlijkheid moet ze weer verhuizen. Uit onderzoek van de Opvoedpoli blijkt dat [de minderjarige 1] getraumatiseerd is, dat er hechtingsproblemen zijn en dat ze een negatief zelfbeeld heeft. Haar gedrag is heftig, waarbij ze wegloopt en zichzelf verwondt. [de minderjarige 2] laat op [verblijfplaats] gedragsproblemen zien, zo vertoont ze seksueel grensoverschrijdend gedrag en is ze agressief naar de andere kinderen. [de minderjarige 3] toont weinig emoties, vertoont stiekem gedrag en doet andere kinderen pijn. Door dit heftige gedrag lukt het niet om de kinderen te laten verblijven op een groep met andere kinderen. Voor alle drie de kinderen is het van belang dat zij zekerheid en voorspelbaarheid in hun leven krijgen in de vorm van een vaste woonplek met veel duidelijkheid en met passende affectieve aandacht, een dagritme met schoolgang en veel begeleiding. Er wordt momenteel gezocht naar deze passende woonplek voor langere tijd met voldoende deskundige begeleiding om de kinderen stabiliteit en continuïteit te bieden. De Raad hoopt dat de kinderen vanuit een veilige plek met voorspelbare en vaste opvoeders tot rust kunnen komen, zodat ze de trauma’s kunnen verwerken die ze hebben opgelopen in hun leven. Daarbij kan er dan gewerkt worden aan het opbouwen van veilige hechtingsrelaties met de verzorgers/opvoeders. De kinderen dienen eerst rust te ervaren door gedurende een langere tijd op één plek te kunnen verblijven zodat zij optimaal kunnen profiteren van de aangeboden- en dringend noodzakelijke hulpverlening.

3.3.

Wat betreft de rol van de moeder dient eerst een persoonlijkheidsonderzoek te worden afgenomen om haar mogelijkheden en beperkingen als opvoeder goed in te kunnen schatten. Daarna kan er een betere inschatting gemaakt worden van het woonperspectief van de kinderen. Positief is dat de moeder goed in contact is en dat zij afspraken nakomt. De moeder bezoekt de kinderen om de week op de woensdagmiddag. Zij ziet [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] samen gedurende twee uur. De moeder heeft aparte omgang met [de minderjarige 1] gedurende anderhalf uur. Alle bezoeken zijn onder begeleiding en de begeleider heeft hierin een actieve rol om te zorgen dat het bezoek succesvol verloopt.

3.4.

Ter zitting is door de Raad aangegeven dat er in deze zaak veel inspanning wordt geleverd. Door de GI wordt regie gevoerd en de juiste hulpverlening ingeschakeld. De kinderen laten ernstige problematiek zien en de hulpverleners staan klaar om de kinderen te helpen. Echter, de financiering vanuit de gemeente Medemblik is nog niet rond waardoor de hulp niet geboden kan worden. Voor de moeder is er hulpverlening ingeschakeld in de vorm van Komunazorg, maar ook Komunazorg is nog niet gestart omdat de financiering niet rond is. Verder is er een BOOG-onderzoek aangevraagd, maar nog niet duidelijk is wanneer dit onderzoek gaat beginnen. Dit onderzoek zal volgens de Raad tijd kosten en die tijd is nodig om de kinderen op de juiste plek te laten verblijven. Vooralsnog kunnen de kinderen op hun huidige verblijfplaats blijven mits er extra begeleiding wordt ingezet. Tot slot geeft de Raad aan dat de ervaring leert dat kinderen die last hebben van een trauma gedragsproblemen laten zien op het moment dat ze tot rust komen en zich veiliger voelen. Dit is ook het geval bij [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] . Volgens de Raad is dan ook nu het moment om therapie in te schakelen. Dat dit vanwege het ontbreken van financiering niet van de grond komt maakt dit zeer schrijnend.

4
4. De standpunten

de moeder
4.1. De moeder kan achter het verzoek staan dat de kinderen nog zes maanden elders zullen verblijven. Moeder maakt zich veel zorgen om de kinderen en ziet dat met name de twee oudsten veel problemen hebben. Het belangrijkste vindt de moeder dat er goede hulp komt voor de kinderen. Moeder geeft aan dat [de minderjarige 3] zorgelijk gedrag laat zien en nog niet naar huis terug kan, maar het is wel de nadrukkelijke wens van moeder. Verder gaat de omgang goed en geniet de moeder van de omgang.

4.2.

Ter zitting is namens de moeder aangegeven dat het belangrijk is dat de betrokken hulpverlening van start kan gaan. Het is erg schadelijk voor de moeder en de kinderen dat zij al zo lang op hulpverlening zitten te wachten die vanwege het ontbreken van financiering niet kan starten. Daarbij is er ook vertraging ontstaan doordat de GI heeft gewisseld ten aanzien van de in te zetten organisatie voor het onderzoek bij de moeder. De moeder acht het, gelet op de inmiddels verstreken termijn, passend en redelijk om de machtiging uithuisplaatsing voor een kortere duur te verlengen zodat de voortgang van het onderzoek kan worden bewaakt.

de GI
4.3. Door de GI is ter zitting aangegeven dat zij eerst heeft ingezet op een persoonlijkheidsonderzoek van de moeder bij MEE & de Wering. Dit is niet gelukt, omdat zij hiervoor de financiering niet rond kreeg. Alle betrokken partijen bleven naar elkaar doorverwijzen en deze cirkel bleek niet te doorbreken. Vervolgens is Komunazorg benaderd en deze organisatie heeft aangegeven dat zij aan de slag kan met de hulpvraag vanuit de GI. De hulpverlening van Komunazorg zal zich voornamelijk richten op de belastbaarheid van de moeder en haar mogelijkheden en beperkingen als opvoeder. Daarbij zal er een Terug-Naar-Huis-Onderzoek worden gestart. Komunazorg is klaar om te starten, maar heeft dit nog niet kunnen doen omdat de financiering vanuit de gemeente Medemblik nog niet rond is. De GI wacht al een lange tijd op de financiering en de samenwerking met de gemeente Medemblik verloopt stroef. Bij de gemeente Medemblik wordt er gewerkt met een Bureaudienst waardoor het zo kan zijn dat er iedere dag een andere medewerker aan de slag is en de regievoering over de financieringsvraagstukken uit blijft.
[de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] verblijven al sinds december 2021 bij [verblijfplaats] , maar ook die financiering is nog niet van de grond gekomen. Datzelfde geldt voor de begeleiding tijdens de omgang. Komunazorg is hiertoe bereid gebleken, maar ook deze financiering is nog niet rond gekomen. Omdat stoppen met de omgang zeer schadelijk is voor de kinderen doet de GI de begeleiding zelf met een medewerker van Komunazorg totdat de financiering is geregeld. Verder laten de kinderen ernstige problematiek zien, die opgepakt zal worden door de Opvoedpoli. Helaas kunnen ook daar de in te zetten therapieën nog niet worden gestart, vanwege het uitblijven van de financiering hiervoor. Ook is er meer begeleiding nodig bij de verblijfplaatsen van kinderen, maar is dit wederom nog niet ingezet vanwege hetzelfde probleem rondom de financiering. De hele situatie is erg schadelijk voor de kinderen.

5De beoordeling

5.1.

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek) .

5.2.

De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] zijn eind 2021 uit huis geplaatst wegens ernstige zorgen over de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie bij de moeder, waar zij werden blootgesteld aan fysiek geweld. In de beschikking van de kinderrechter van 7 maart 2022 is overwogen dat de kinderen op dat moment niet terug konden naar de moeder en dat er door middel van een persoonlijkheidsonderzoek onderzocht dient te worden wat de (on)mogelijkheden van de moeder zijn, of de kinderen weer naar huis kunnen en wat daarvoor nodig is. Gebleken is dat de GI de hulpverlening van Komunazorg heeft ingeschakeld en dat Komunazorg bereid is om een onderzoek te verrichten naar de belastbaarheid van de moeder en haar mogelijkheden en beperkingen als opvoeder. Ook is Komunazorg betrokken om de omgangsbegeleiding tussen de moeder en de kinderen op zich te nemen. Verder is de Opvoedpoli ingeschakeld voor de kinderen en is een BOOG-onderzoek aangevraagd. Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat diverse hulpverleners klaar staan om hulp te verlenen, maar dat zij niet kunnen starten, omdat de financiering voor deze hulpverleningstrajecten niet rond lijkt te komen bij de gemeente Medemblik. De GI heeft ter zitting aangegeven dat zij al het mogelijke heeft geprobeerd, maar dat zij steeds nul op het rekest krijgt bij de gemeente Medemblik en dat de zaak, voor zover het de financiering van hulpverlening betreft, is overgedragen aan het management. Het resultaat van het niet kunnen financieren van hulpverlening is dat er in de afgelopen periode niet is gewerkt aan de bestaande problematiek terwijl uit de stukken en ter zitting nadrukkelijk is gebleken hoe zeer de kinderen en de moeder gebaat zouden zijn bij hulpverlening. De kinderrechter acht deze situatie zeer onwenselijk en ziet zich gedwongen puur en alleen vanwege het niet rond krijgen van de financiering bij de gemeente Medemblik om de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen te verlengen voor een kortere duur dan verzocht, namelijk voor de duur van twee maanden. Indien voorafgaand aan de volgende rechtszitting blijkt dat dat de financiering van de hulpverlening nog niet van de grond is gekomen, zal de kinderrechter de gemeente Medemblik op deze rechtszitting uitnodigen als informant.

5.3.

Bovenstaande betekent dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] zal worden verlengd tot 7 november 2022 en dat het verzoek voor het overige wordt aangehouden. De kinderrechter bepaalt verder dat de voortgezette behandeling van het aangehouden deel van het verzoek zal plaatsvinden op 13 oktober 2022 om 13:00 uur in het gerechtsgebouw te Alkmaar. De kinderrechter verzoekt de Raad en de GI in ieder geval één week voor de zitting, te weten vóór 6 oktober 2022, de rechtbank een kort verslag te doen toekomen met de laatste informatie over het verloop van uithuisplaatsing van de kinderen met daarbij de mededeling of de financiering voor de hulpverlening is rondgekomen.

5.4.

Ten overvloede overweegt de kinderrechter dat gemeenten een jeugdhulpplicht hebben. In de Jeugdwet is opgenomen dat de gemeente verantwoordelijk is voor jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Dit houdt in ieder geval in dat de gemeente de jeugdhulp inzet die de GI nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of die noodzakelijk is in verband met de tenuitvoerlegging van een machtiging tot uithuisplaatsing (artikel 2.4, tweede lid, onder b, Jeugdwet) . Daarbij is de gemeente er verantwoordelijk voor dat jeugdhulp op een laagdrempelige en herkenbare manier wordt aangeboden en te allen tijde bereikbaar en beschikbaar is in situaties waar onmiddellijke uitvoering van taken is geboden (artikel 2.6, eerste lid, onder b, Jeugdwet) .

6De beslissing


De kinderrechter:

6.1.

verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen:
- [de minderjarige 1], geboren op
[geboortedatum] te [plaats] ;

- [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te
[plaats] ;
- [de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te
[plaats] ; in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, voor de duur van
twee maanden, tot 7 november 2022;

6.2.

verklaart de beslissing onder 6.1. uitvoerbaar bij voorraad;

6.3.

verzoekt de Raad en de GI uiterlijk op 6 oktober 2022 schriftelijk verslag te doen van het verloop van de uithuisplaatsing van de kinderen met daarbij de mededeling of de financiering voor de hulpverlening is rondgekomen;

6.4.

houdt de beslissing op het verzoek van de Raad tot het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing van de kinderen voor de overige vier maanden aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt voortgezet op 13 oktober om 13:00 uur in het gerechtsgebouw te Alkmaar.

Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2022 door mr. W.C. Oosterbroek, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Kramer, als griffier.

Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 24 augustus 2022.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733