Rechtbank Midden-Nederland 24-10-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4448

Datum publicatie09-11-2022
Zaaknummer535172 HA RK 22-46
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsAmersfoort
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenErfrecht; Vereffening nalatenschap;
Familieprocesrecht; Ontvankelijkheid
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Rijksvastgoedbedrijf niet-ontvankelijk in haar verzoek ex art. 4:204 lid 1 sub a BW tot benoeming vereffenaar, want is geen belanghebbende. Dat nalatenschap over 20 jaar aan Staat vervalt, maakt verzoeker voorafgaand aan verlopen termijn geen belanghebbende. Bovendien heeft erflaatster erfgenamen achtergelaten. Dat die de nalatenschap onbeheerd laten en deze niet wordt vereffend maakt niet dat Rijksvastgoedbedrijf toch belanghebbende is. De wet biedt mogelijkheid dat het OM verzoek tot benoeming vereffenaar kan indienen.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK

Civiel recht

handelskamer

locatie Amersfoort

zaaknummer / rekestnummer: 535172 HA RK 22-46

d.d. 24 oktober 2022

in de zaak van

DE STAAT DER NEDERLANDEN, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Rijksvastgoedbedrijf,

zetelend te Den Haag,

advocaat: mr. S.J. van Baasbank te Den Haag,

hierna te noemen: het Rijksvastgoedbedrijf,

met betrekking tot de nalatenschap van:

[erflaatster] ,

overleden te [plaats] op [2021] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1954] ,

laatst gewoond hebbende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: erflaatster.

1De procedure

1.1.

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft op 10 februari 2022 een verzoekschrift ingediend.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 september 2022. Ter zitting zijn verschenen:

  • mw. mr. van Baasbank, voornoemd;

  • mw. [A] en dhr. [B] , beiden namens het Rijksvastgoedbedrijf.

1.3.

Ten slotte is de beschikking bepaald op heden.

2Het verzoek

2.1.

Het Rijksvastgoedbedrijf verzoekt de rechtbank om in de nalatenschap van erflaatster op grond van art. 4:204 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) een vereffenaar aan te wijzen.

3De beoordeling

3.1.

Het Rijksvastgoedbedrijf stelt ter onderbouwing van haar verzoek dat de nalatenschap van erflaatster niet onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard en niet wordt beheerd door een executeur. De door erflaatster bij testament, verleden op 14 september 2009, benoemde enige erfgenaam heeft de nalatenschap verworpen. Het Centraal Bureau voor Genealogie heeft erfgenamenonderzoek gedaan. De erfgenamen zijn vervolgens aangeschreven. Een aantal van deze erfgenamen heeft de nalatenschap eveneens verworpen.

3.2.

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft het onderhavige verzoek gedaan op grond van art. 4:204 lid 1 sub a BW. Op grond van dit artikel kan de rechtbank - indien een nalatenschap niet onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard - een vereffenaar benoemen op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie, wanneer er geen erfgenamen zijn, wanneer het niet bekend is of er erfgenamen zijn, of wanneer de nalatenschap niet door een executeur wordt beheerd en de erfgenamen die bekend zijn haar geheel of ten dele onbeheerd laten.

3.3.

Het Rijksvastgoedbedrijf stelt zich op het standpunt zij belanghebbende is op grond van artikel 4:226 lid 1 BW. Dit artikel bepaalt dat wanneer de vereffening is voltooid en met een overschot is geëindigd, de vereffenaar de overgebleven goederen afgeeft aan de erfgenamen dan wel aan de Staat in het geval er geen erfgenamen zijn, niet bekend is of er erfgenamen zijn of wanneer de erfgenamen niet bereid zijn de goederen in ontvangst te nemen. Krachtens artikel 4:226 lid 4 BW vervallen de goederen of hetgeen daarvoor in de plaats is gekomen binnen twintig jaren nadat de nalatenschap is opengevallen en door niemand is opgeëist aan de Staat.

3.4.

De rechtbank kan Het Rijksvastgoedbedrijf niet volgen in haar stelling dat zij op grond van art. 4:226 BW als belanghebbende kan worden aangemerkt in een procedure tot benoeming van een vereffenaar. Het enkele feit dat het overgebleven saldo van de nalatenschap over 20 jaar aan de Staat vervalt kan het verzoek niet dragen. Dit maakt haar voorafgaand aan het verlopen van die termijn geen belanghebbende. Dit geldt temeer nu vaststaat dat erflaatster erfgenamen heeft achtergelaten. Het valt niet uit te sluiten dat deze erfgenamen de nalatenschap alsnog (beneficiair) zullen aanvaarden. Dat de erfgenamen de nalatenschap thans onbeheerd laten en deze niet wordt vereffend kan er niet toe leiden dat het Rijksvastgoedbedrijf toch als belanghebbende bij het verzoek wordt aangemerkt. Voor dat geval is in de wet de mogelijkheid opgenomen dat het Openbaar Ministerie een verzoek tot benoeming van een vereffenaar kan indienen.

3.5.

Ter zitting heeft het Rijksvastgoedbedrijf nog aangevoerd dat zij schuldeiser is, nu zij kosten heeft moeten maken ten aanzien van de nalatenschap, zodat zij uit dien hoofde als belanghebbende moet worden aangemerkt. De rechtbank overweegt dat het Rijksvastgoedbedrijf pas schuldeiser is geworden na het overlijden van erflaatster. Naar het oordeel van de rechtbank past het niet in het stelsel van de wet dat een schuldeiser die zonder een opdracht van een daartoe bevoegde (rechts)persoon (hier een verhuurder) werkzaamheden is gaan verrichten daarmee belanghebbende is geworden in de zin van art. 4:204 lid 1 sub a BW.

3.6.

De rechtbank zal het Rijksvastgoedbedrijf derhalve niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek.

4De beslissing

De rechtbank verklaart het Rijksvastgoedbedrijf niet-ontvankelijk in haar verzoek.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Smit, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2022.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733