Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18-10-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8939

Datum publicatie20-10-2022
Zaaknummer200.307.860
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenMeerderjarigenbescherming; Bewind;
Familieprocesrecht; Ontvankelijkheid; Belanghebbende
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vermogen van verzoekster is onder bewind gesteld. Oudste zus is bewindvoerder en wordt ontslagen wegens gewichtige redenen. Ktr. benoemt professionele bewindvoerder. Verzoekster gaat zelf in appel. Hof: Verzoekster is belanghebbende (artikel 798 lid 1 Rv) en dus ontvankelijk. Benoeming en ontslag van bewindvoerder zijn - evenals instelling en beperking of opheffing van bewind - geen zaken van vermogensrechtelijk belang en bewindvoerder vertegenwoordigt verzoekster in deze zaak dan ook niet als bewindvoerder.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.307.860

(zaaknummer rechtbank Gelderland 9518264)

beschikking van 18 oktober 2022

inzake

[verzoekster] ,

woonplaats [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: verzoekster,

advocaat: mr. M.R.A. Rutten te Utrecht,

en

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de bewindvoerder.

Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

[de moeder] ,

woonplaats [woonplaats2] ,

de moeder van verzoekster,

en

[de oudste zus] ,

woonplaats [woonplaats2] ,

verder te noemen: de oudste zus,

en

[de zus1] ,

woonplaats [woonplaats3] ,
zus van verzoekster,

en

[de broer1] ,

woonplaats [woonplaats4] ,

broer van verzoekster,

en

[de zus2] ,

woonplaats [woonplaats5] ,

zus van verzoekster,

en

[de zus3] ,

woonplaats [woonplaats2] ,

zus van verzoekster,

en

[de zus4]

woonplaats geheim,

zus van verzoekster,

en

[de broer2] ,

woonplaats [woonplaats2] ,

verder te noemen: de broer,

en

[de broer3]

woonplaats [woonplaats2] ,

broer van verzoekster.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, zittingsplaats Zutphen) van 7 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met producties, ingekomen op 7 maart 2022;

- een journaalbericht van mr. Rutten van 14 juli 2022 met producties.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 30 augustus 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:

- de advocaat van verzoekster,

- de heer [naam1] namens verweerster,

- de oudste zus en de broer.

De moeder en de andere zussen en broers waren niet aanwezig.

3De feiten

3.1

Verzoekster is geboren [in] 1972 in het district Suriname, in Suriname.

3.2

Bij beschikking van 20 april 2015 heeft de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, de goederen die (zullen) toebehoren aan verzoekster onder bewind gesteld wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand en is de oudste zus tot bewindvoerder benoemd.

3.3

Bij brief van 19 april 2021 heeft de kantonrechter de toenmalige bewindvoerder, de oudste zus, gevraagd de volgende stukken in te dienen:

- een kopie van het bankafschrift van alle rekeningnummers met als begindatum 29 april 2015;

- het financiële jaaroverzicht van alle rekeningen die op naam van [verzoekster]

staan over de jaren 2016 tot en met 2018;

  • de ingevulde rekening en verantwoording over het jaar 2019;

  • de ingevulde rekening en verantwoording over het jaar 2020, en

  • de vijfjaarlijkse evaluatie, waarin de oudste zus ook moest laten weten of de maatregel zou moeten voortduren of worden gewijzigd.

3.4.

De kantonrechter heeft deze stukken niet ontvangen.

3.5

De kantonrechter heeft de oudste zus bij brief van 18 juni 2021 nogmaals gevraagd om toezending van de hiervoor genoemde stukken. De oudste zus heeft in een mailbericht van

26 juli 2021 geantwoord dat het haar niet lukt om de gevraagde stukken te sturen. Ze schrijft daarbij dat ze in mei de stukken al per post heeft gestuurd maar dat de kantonrechter een brief had teruggeschreven dat het niet was ontvangen.
De griffier heeft op16 augustus 2021 namens de kantonrechter de oudste zus uitstel gegeven voor het indienen van deze stukken tot 13 september 2021.

3.6

Bij brief van 29 september 2021 heeft de griffier namens de kantonrechter de oudste zus bericht dat de stukken nog steeds niet zijn ontvangen, dat de oudste zus niet voldoet aan de eisen van de wet en dat de kantonrechter daarom van plan is haar te ontslaan en een professionele bewindvoerder te benoemen. De oudste zus is tot uiterlijk 13 oktober 2021 in de gelegenheid gesteld de ontbrekende stukken alsnog in te dienen waarbij haar wordt aangekondigd dat indien de stukken dan niet zijn ontvangen, de kantonrechter de oudste zus als bewindvoerder zal ontslaan. Desondanks zijn de stukken niet ingediend.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de oudste zus met ingang van

16 december 2021 ontslagen als bewindvoerder en verweerster met ingang van 16 december 2021 benoemd als (opvolgend) bewindvoerder.

4.2

Verzoekster is met een grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij

voorraad - te vernietigen en het ontslag van de oudste zus als bewindvoerder ongedaan te maken dan wel door te halen en haar benoeming als bewindvoerder over de goederen van rechthebbende te continueren.

4.3

De bewindvoerder vraagt het hof verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken dan wel haar verzoeken af te wijzen.

5De motivering van de beslissing

ontvankelijkheid

5.1

De bewindvoerder heeft zich op de mondelinge behandeling op het standpunt gesteld dat verzoekster haar advocaat, mr. Rutten, geen toestemming heeft verleend om namens haar dit hoger beroep in te stellen. Op basis van informatie van de persoonlijk begeleidster van verzoekster stelt de bewindvoerder dat verzoekster niet meer goed lijkt te begrijpen wat er tegen haar wordt gezegd en wat van haar wordt gevraagd. Dat maakt haar wilsonbekwaam 1. Mr. Rutten betwist dat hij geen toestemming heeft van verzoekster om namens haar hoger beroep in te stellen. Hoewel de familie van verzoekster mr. Rutten heeft benaderd voor het instellen van hoger beroep, heeft mr. Rutten vervolgens verzoekster via haar persoonlijk begeleidster telefonisch om toestemming gevraagd voor het instellen van dit hoger beroep en hij heeft die toestemming van haar gekregen.

De stelling van de bewindvoerder komt erop neer dat verzoekster in haar hoger beroep niet zou kunnen worden ontvangen: bij gebreke van opdracht aan de advocaat, moet het ervoor worden gehouden dat verzoekster geen hoger beroep heeft ingediend, althans dat het hoger beroep niet namens haar is ingediend.

5.2

Het hof stelt voorop dat van een advocaat geen bewijs kan worden verlangd van volmacht om namens een cliënt in rechte op te treden. Die volmacht ligt immers in de aanstelling van de advocaat, in de opdracht van die cliënt aan die advocaat om hem (als lasthebber) in rechte te vertegenwoordigen en de aanvaarding van die opdracht door de advocaat, besloten (artikel 3:71 lid 2 juncto 7:400 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW), zie voor een uitwerking van dat beginsel ook artikel 80 leden 2 en 3 van Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). Dat betekent dat het hof ervan uitgaat dat, aangezien mr. Rutten zich niet heeft onttrokken en evenmin is gebleken dat verzoekster mr. Rutten heeft herroepen onder het stellen van een andere advocaat (artikel 79 lid 2 Rv) , mr. Rutten verzoekster in deze procedure vertegenwoordigt.

5.3

Voor zover de bewindvoerder met zijn beroep op de ‘wilsonbekwaamheid’ van verzoekster bedoelt te stellen dat verzoekster geen opdracht heeft verleend omdat de met haar verklaring van opdrachtverlening overeenstemmende wil ontbrak, nu de geestesvermogens van verzoekster bij de opdrachtverlening aan de advocaat zodanig waren gestoord dat die stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling van betrokken belangen belette, dan wel dat de opdrachtverlening onder invloed van die stoornis is gedaan (artikel 3:34 lid 1 BW) overweegt het hof het volgende.

Het ontbreken van een met een verklaring overeenstemmende wil maakt de tot een of meer personen gerichte rechtshandeling, zoals een opdracht, vernietigbaar (artikel 3:34 lid 2 BW) .

De vernietiging kan door de geestelijk gestoorde of zijn opvolgers onder algemene titel worden ingeroepen. Zij kan ook worden ingeroepen zijn wettelijk vertegenwoordiger of door een zaakwaarnemer.

De vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bewindvoerder vindt haar grondslag en begrenzing in artikel 1:441 lid 1 BW: tijdens het bewind vertegenwoordigt de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak (cursivering hof) de rechthebbende in en buiten rechte. De taak van de bewindvoerder is naar zijn aard beperkt tot de behartiging van de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende voor zover dat vermogen onder bewind staat (artikel 1:431 lid 1 en 1:441 lid 1 BW) . De vertegenwoordiging van de bewindvoerder is privatief: de rechthebbende kan zelf niet meer voor die belangen opkomen.

Het gaat in deze zaak om het ontslag van de oudste zus van verzoekster als bewindvoerder.

Verzoekster is dan ook belanghebbende in deze zaak (artikel 798 lid 1 Rv) . De benoeming en het ontslag van een bewindvoerder zijn - evenals de instelling en beperking of opheffing van het bewind - echter geen zaken van vermogensrechtelijk belang en de bewindvoerder vertegenwoordigt verzoekster in deze zaak dan ook niet als bewindvoerder.

Verzoekster kan dan ook zelfstandig opdracht geven aan een advocaat om haar in zaken als de onderhavige bij te staan. Dat volgt ook uit de artikelen 1:448 lid 2 jo 1:432 lid 1 BW.

Nu niet is gebleken dat de bewindvoerder bij zijn beroep op de vernietigbaarheid optrad als gevolmachtigde of zaakwaarnemer van verzoekster kan de bewindvoerder de opdracht aan de advocaat niet met een beroep op 3:34 lid 2 BW vernietigen, nog daargelaten of de bewindvoerder voor het welslagen van een dergelijk beroep voldoende heeft gesteld.

Verzoekster is in haar verzoek in hoger beroep ontvankelijk.

oordeel hof

5.4

Vervolgens komt het hof toe aan een inhoudelijke beoordeling.
Het hof is net als de kantonrechter van oordeel dat er gewichtige redenen zijn om de oudste zus als bewindvoerder te ontslaan, zoals bedoeld in artikel 1:448 lid 2 BW. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.

5.5

Het hof stelt voorop dat volgens de bewindvoerder de financiën van verzoekster op een paar details na op orde zijn: er zijn geen schulden en is er voldoende spaargeld op de bankrekening van verzoekster.

5.6

De broer heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat hij en de rest van de familie vinden dat de oudste zus bewindvoerder moet blijven. Hij vindt dat de oudste zus een goede band heeft met verzoekster, wat moeilijk is omdat verzoekster aan de ziekte van Huntington lijdt, en dat de oudste zus de geldzaken van verzoekster altijd goed heeft geregeld. De bewindvoerder heeft daarover verteld dat het na een moeizame start nu lukt om met hulp van de persoonlijk begeleidster van verzoekster met haar te communiceren.

5.7

Het hof begrijpt dat het hier om een hechte familie gaat die goed zorgt voor verzoekster en dat graag zelf wil blijven doen. Tegenover de goede zorgen van de familie en de wens van verzoekster dat de oudste zus haar geldzaken blijft regelen, staat dat het de oudste zus meerdere keren niet is gelukt rekening en verantwoording aan de kantonrechter af te leggen en de door de kantonrechter gevraagde stukken in te sturen. Verzoekster stelt dat zij op 25 juni 2021 de door de kantonrechter gevraagde stukken heeft opgestuurd, maar bewijs daarvan ontbreekt. Weliswaar bevindt zich in het dossier een kopie van een brief van die datum maar daaruit kan niet worden afgeleid dat de stukken daadwerkelijk zijn gestuurd naar, of afgeleverd bij, de kantonrechter. In haar mailbericht van 26 juli 2021 verwijst de oudste zus naar stukken die in mei 2021 aan de kantonrechter zouden zijn gestuurd. Vast staat dat de kantonrechter niets heeft ontvangen en dat meerdere herinneringen aan de oudste zus ook niet hebben gemaakt dat de stukken alsnog bij de kantonrechter zijn afgeleverd.
De oudste zus bleek vervolgens ook na haar ontslag als bewindvoerder niet in staat om de overdracht naar een andere bewindvoerder goed te regelen voor verzoekster. Volgens de bewindvoerder heeft er geen overdracht plaatsgevonden, is na de bestreden beschikking van 7 december 2021 pas op 11 februari 2022 actie ondernomen en konden rekeningen van verzoekster in de tussenliggende periode niet betaald worden omdat daarvoor de benodigde toestemming van de bewindvoerder ontbrak. De oudste zus heeft daarover verklaard dat zij verbijsterd was over haar ontslag door de kantonrechter en dat zij in die periode ook gezondheidsklachten had.

5.8

Hoewel de oudste zus haar taken als bewindvoerder naar eer en geweten lijkt te hebben uitgevoerd (van financiële misstanden of fouten in de administratie is immers niet gebleken), is het haar niet gelukt om aan de evenzeer tot die taken behorende verantwoording aan en communicatie met de kantonrechter uitvoering te geven. Daarmee heeft zij de kantonrechter de mogelijkheid ontnomen om zijn toezichthoudende taak uit te voeren. Die nalatigheid vindt het hof een voldoende gewichtige reden voor ontslag. Gelet hierop en nu de bewindvoerder na een moeizame start inmiddels een werkbare samenwerking met verzoekster heeft, is het hof alles afwegende van oordeel dat het voor verzoekster het beste is dat de huidige bewindvoerder zijn taken blijft uitoefenen.

5.9

De grief faalt. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

6De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank kantonrechter in de rechtbank Gelderland van

7 december 2021.

Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, P.B. Kamminga en M.H.F. van Vugt, leden, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, en is op 18 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

1

Wilsonbekwaam wil zeggen dat iemand niet in staat is tot een redelijke inschatting van zijn belangen.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733