Rechtbank Noord-Holland 02-08-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:6904

Datum publicatie11-08-2022
ZaaknummerC/15/330512 / KG ZA 22-392
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAlkmaar
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Medewerking aan verkoop/toedeling;
Tuchtrecht / aansprakelijkheid; Tuchtrecht/aansprakelijkheid notaris;
Familieprocesrecht; Kort geding art. 254 Rv; Executiegeschil / verz. schorsing uitv. bij voorr.
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Notaris heeft ministerie geweigerd. Zij beroept zich op artikel 21 lid 2 Wna. Inmiddels erkent notaris dat eiseres o. b.v. vonnis recht heeft op toedeling en levering van aandeel van gedaagde in eigendom van vijf panden, zodat zij ook mindere (drie panden) geleverd mag krijgen. HB staat hieraan niet in de weg. Geen reden voor weigering van ministerie als wanprestatie jegens derde wordt gepleegd. In de onderhavige zaak heeft eiseres in ieder geval rechtmatig belang bij levering. Geen schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad.

Volledige uitspraak


proces-verbaal mondelinge uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

Zittingsplaats Alkmaar

zaaknummer / rolnummer: C/15/330512 / KG ZA 22-392

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 augustus 2022

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat: mr. M.G. Jansen te Haarlem,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. MR. [gedaagde 2],

notaris te [plaats] ,

3. MR. [gedaagde 3],

notaris te [plaats] ,

gedaagden in conventie,

advocaat: mr. W.A. Braams te Waalre.

en

4 [gedaagde 4] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

tussenkomende gedaagde in conventie,

tussenkomende eiser in reconventie,,

advocaat: mr. L.W. Castelijns te Amsterdam.

Partijen worden hierna (ook) [eiseres] , [gedaagde 1] en [gedaagde 4] genoemd.

De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.

Tegenwoordig zijn mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter, en mr. N. Bakker, griffier.

Na uitroeping van de zaak verschijnen [eiseres] met mr. Jansen en mr. M.F. de Jong, mr. [gedaagde 3] met mr. Braams, en mr. Castelijns voor [gedaagde 4] .

De voorzieningenrechter deelt partijen mee dat hij in verband met het spoedeisende karakter van de zaak op voorhand heeft beslist op de vordering tot tussenkomst van [gedaagde 4] (toegewezen) en het aansluitende verzoek tot aanhouding (afgewezen).

Partijen hebben hun standpunten nader uiteengezet, mrs. De Jong en Braams mede aan de hand van pleitnotities die zij hebben overgelegd.

[eiseres] , [gedaagde 3] en de raadslieden van partijen hebben antwoord gegeven op de vragen die de voorzieningenrechter heeft gesteld.

De zitting wordt geschorst voor beraad door de voorzieningenrechter.

Na hervatting van de zitting deelt de voorzieningenrechter mee dat hij direct mondeling uitspraak zal doen.

De voorzieningenrechter wijst het volgende vonnis.

MONDELING VONNIS

1De gronden van de beslissing in conventie en in reconventie

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 29 juli 2022 met 15 producties,

  • de incidentele conclusie tot tussenkomst tevens houdende eis in reconventie van [gedaagde 4] met 12 producties, toegezonden bij e-mail van 1 augustus 2022 waarbij tevens om uitstel van de mondelinge behandeling van de zaak is gevraagd,

  • productie 15, 16 en 17 van de zijde van [eiseres] , toegezonden bij e-mails van 1 augustus 2022,

  • de e-mail van 1 augustus 2022 van de zijde van [gedaagde 1] , waarbij mr. Braams zich heeft gesteld,

  • de e-mail van 1 augustus 2022 van de zijde van [gedaagde 1] , waarbij zij heeft medegedeeld dat zij geen bezwaar heeft tegen tussenkomst van [gedaagde 4] , noch tegen het uitstelverzoek,

  • de e-mail van 1 augustus 2022 van de zijde van [eiseres] , waarbij zij verzoekt het verzoek tot tussenkomst en het uitstelverzoek af te wijzen,

  • het bericht van de griffier van 1 augustus 2022 aan [eiseres] , [gedaagde 1] en [gedaagde 4] , waarbij is medegedeeld dat de voorzieningenrechter het verzoek tot tussenkomst van [gedaagde 4] toewijst en het uitstelverzoek afwijst,

  • de mondelinge behandeling van 2 augustus 2022.

1.2.

[eiseres] en [gedaagde 4] zijn voormalige echtgenoten. Tussen hen zijn sedert 2016 verschillende procedures gevoerd over de verdeling van vijf panden die aan [eiseres] en [gedaagde 4] in gezamenlijke eigendom toebehoren.

Bij vonnis van 1 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank [gedaagde 4] veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan het ontslag van [gedaagde 4] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypothecaire geldlening verbonden aan de vijf panden en aan levering van die panden aan [eiseres] . Daarbij is bepaald dat indien [gedaagde 4] in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, het vonnis in de plaats zal treden voor die delen van de notariële akten waarvoor de medewerking van [gedaagde 4] noodzakelijk is.

[gedaagde 4] heeft hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld. [gedaagde 1] heeft [gedaagde 4] op 8 juli 2022 een concept-akte partiële verdeling toegezonden waarbij drie panden aan [eiseres] worden toebedeeld. [gedaagde 4] heeft bezwaar gemaakt tegen partiële verdeling, wat er uiteindelijk toe heeft geleid dat [gedaagde 1] haar ministerie heeft geweigerd.

1.3.

[eiseres] vordert in conventie dat de voorzieningenrechter [gedaagde 1] zal gebieden om onverwijld medewerking te verlenen aan het passeren van de akte partiële verdeling overeenkomstig het concept van 8 juli 2022.

1.4.

[gedaagde 4] vordert in reconventie dat de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van het vonnis van 1 februari 2022 ten aanzien van de levering van de panden aan [eiseres] zal schorsen totdat op het geschil in hoger beroep dan wel onherroepelijk in de bodemprocedure zal zijn beslist, met veroordeling van [eiseres] in de kosten.

1.5.

De voorzieningenrechter overweegt in conventie als volgt.

1.6.

[eiseres] heeft voldoende onderbouwd dat zij spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft. De nieuwe kredietverstrekker, Mogelijk, heeft medegedeeld dat zij de financiering uiterlijk op 3 augustus 2022 moet afronden, daarna zal [eiseres] een nieuwe offerte moeten aanvragen en kan zij minder lenen tegen een hogere rente. Ook heeft de huidige kredietverstrekker, de ING Bank, de zakelijke hypothecaire geldleningen opgezegd en executiemaatregelen aangekondigd wanneer de leningen niet tijdig worden afgelost.

1.7.

[gedaagde 1] heeft haar ministerie geweigerd op verschillende gronden. De voorzieningenrechter stelt vast dat zij daarbij een beroep doet op het bepaalde in artikel 21 lid 2 Wna, te weten dat zij andere gegronde redenen voor weigering van haar dienst heeft.

Inmiddels erkent [gedaagde 1] (op grond van advies van Het Notarieel Bureau) echter dat [eiseres] op basis van het vonnis van 1 februari 2022 recht heeft op toedeling en levering het aandeel van [gedaagde 4] in de eigendom van vijf panden, maar dat zij ook het mindere (drie panden) geleverd mag krijgen. Ook erkent [gedaagde 1] thans dat het door [gedaagde 4] ingestelde hoger beroep niet aan de levering in de weg staat.

1.8.

[gedaagde 1] stelt echter dat er nog een beletsel is waardoor zij haar ministerie niet kan verlenen. Volgens [gedaagde 1] moet zij onder omstandigheden haar ministerie weigeren als belangen van derden in het gedrang komen. Dat is hier het geval omdat [eiseres] bij de partiële verdeling haar verbintenisrechtelijke verplichting jegens [gedaagde 4] niet kan nakomen. Die verplichting houdt in dat [gedaagde 4] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van alle hypothecaire geldleningen en niet alleen uit de aansprakelijkheid van de zakelijke hypothecaire geldlening(en) die op de drie in de partiële verdeling betrokken panden rust(en), zo stelt [gedaagde 1] .

1.9.

De voorzieningenrechter verwerpt dat standpunt. In zijn arrest van 3 april 2015 (Novitaris) 1 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat sprake is van een beletsel als de beoogd verkrijger geen rechtmatig belang bij de levering heeft doordat een derde een sterker recht heeft, maar ook dat er geen reden is voor weigering van ministerie als er wanprestatie jegens een derde wordt gepleegd. In de onderhavige zaak heeft [eiseres] in ieder geval een rechtmatig belang bij levering. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres] haar verbintenisrechtelijke verplichting nakomt voor dat deel waarop de verbintenis rust (dus alleen levering van de drie panden waarop de zakelijke hypothecaire geldlening(en) rust(en)) en dat de tegenprestatie van [eiseres] deelbaar is, want deze ziet op elke hypothecaire geldlening afzonderlijk als het gaat om ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Daarbij komt dat [gedaagde 1] de akte waarbij de drie panden aan [eiseres] worden geleverd uitsluitend zal passeren als het bedrag dat nodig is voor de gehele aflossing van de lening van de ING Bank op de derdenrekening van de notaris staat. Bij levering van de helft van de eigendom van de panden aan [eiseres] wordt de bij elk pand behorende hypothecaire geldlening afgelost en de hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde 4] voor die geldlening(en) vervalt feitelijk.

1.10.

De vordering van [eiseres] is daarom toewijsbaar, in zoverre dat de akte partiële verdeling in verband met het door [gedaagde 4] ingestelde hoger beroep moet worden aangepast zoals in de randnummers 16., 17. en 18. van de pleitnota van [eiseres] is omschreven. [gedaagde 1] heeft ter zitting medegedeeld dat deze aanpassingen inmiddels in de concept-akte zijn doorgevoerd.

1.11.

Ten aanzien van de vordering in reconventie die [gedaagde 4] als tussenkomende partij heeft ingesteld overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

1.12.

Voor de beoordeling van deze vordering is van belang dat de voorzieningenrechter in het vonnis van 1 februari 2022 de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad niet heeft gemotiveerd. De voorzieningenrechter heeft in dat vonnis weliswaar belangen van [eiseres] en [gedaagde 4] afgewogen maar dat had geen betrekking op het wel of niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beslissing. Dat is begrijpelijk aangezien [eiseres] en [gedaagde 4] daar toen geen debat over hebben gevoerd. Dat betekent dat de voorzieningenrechter in de onderhavige zaak alsnog moet beoordelen of [gedaagde 4] een zwaarderwegend belang heeft bij behoud van de bestaande toestand dan het belang van [eiseres] bij onverwijlde tenuitvoerlegging van het vonnis.

1.13.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet relevant is dat [gedaagde 4] pas in de onderhavige procedure schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad heeft gevorderd. Het gaat immers om de handelingen die [eiseres] nu verricht op grond waarvan [gedaagde 4] schorsing kan vragen. Voordien had [gedaagde 4] daartoe nog geen aanleiding.

De voorzieningenrechter kan in deze procedure niet vooruitlopen op de kans van slagen van het door [gedaagde 4] ingestelde hoger beroep, maar mag wel acht slaan op de vordering [gedaagde 4] heeft ingesteld. Uit de stukken blijkt dat [gedaagde 4] in hoger beroep vordert dat het hof zijn vordering (die strekt tot verkoop van de vijf panden) alsnog zal toewijzen, zodat hij daarmee zal zijn ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen. Toewijzing van de vordering van [eiseres] in dit geding leidt echter ook tot (gedeeltelijk) ontslag van [gedaagde 4] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De vorderingen van [eiseres] (in deze procedure) en [gedaagde 4] (in de appelprocedure) bijten elkaar in zoverre niet.

1.14.

In het kader van de te maken belangenafweging stelt [gedaagde 4] dat hij een groot belang heeft bij ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid vóór zijn 60e levensjaar omdat hij dan nog een hypotheek kan afsluiten voor aankoop van een woning. De voorzieningenrechter wil aannemen dat dit lastig voor [gedaagde 4] wordt na zijn 60e levensjaar, maar dat probleem wordt niet opgelost als de partiële verdeling van de panden nu niet doorgaat. Immers, dan blijft [gedaagde 4] hoofdelijk aansprakelijk voor alle vijf panden. Bovendien loopt [gedaagde 4] dan het risico dat de ING Bank executiemaatregelen gaat treffen, wat financieel ongunstig voor hem kan uitpakken.

[gedaagde 4] heeft zich verder beroepen op de onomkeerbare gevolgen voor hem als de vordering van [eiseres] wordt toegewezen. Hij heeft echter onvoldoende betwist de stelling van [eiseres] dat zij in het bezit blijft van de panden en dat zij het nu over te dragen aandeel van [gedaagde 4] dus weer aan hem kan terugleveren. Ook heeft [gedaagde 4] onvoldoende betwist dat de mogelijkheid van teruglevering ten aanzien van mogelijke toekomstige derde-rechthebbenden afdoende is geregeld door opname van de aanvullende clausule in de akte partiële verdeling. Ten slotte is ter zitting door zowel [eiseres] als de notaris medegedeeld dat de nieuwe kredietverstrekker op de hoogte is van het ingestelde hoger beroep (en dus de mogelijkheid dat de titel waarop nu aan [eiseres] geleverd wordt kan wegvallen). Dat heeft [gedaagde 4] ook niet betwist.

1.15.

De conclusie is dat de belangen van [eiseres] groter zijn bij toewijzing van haar vordering dan die van [gedaagde 4] bij schorsing. De vordering in reconventie zal daarom worden afgewezen.

1.16.

De in conventie gevorderde dwangsom aan [gedaagde 1] zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter vindt het onbehoorlijk dat [eiseres] deze vordering heeft ingesteld zonder dit te motiveren, ondanks het feit dat het hier gaat om een notariskantoor dat een principieel standpunt heeft ingenomen en [gedaagde 1] er geen blijk van heeft gegeven dat zij de veroordeling niet zal nakomen.

1.17.

[eiseres] heeft in conventie voorts veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 4] in de werkelijke proceskosten gevorderd. In de zaak tussen [eiseres] en [gedaagde 1] ziet de voorzieningenrechter daartoe geen aanleiding. [gedaagde 1] zal daarom als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten conform het liquidatietarief.

In de zaak tussen [eiseres] en [gedaagde 4] zal [gedaagde 4] als de in het ongelijk gestelde partij eveneens worden veroordeeld in de proceskosten conform het liquidatietarief. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarvoor aanleiding omdat [gedaagde 4] is tussengekomen in de procedure tussen [eiseres] en [gedaagde 1] en een vordering in reconventie heeft ingesteld, hetgeen heeft geleid tot extra werkzaamheden voor de advocaat van [eiseres] .

2De beslissing

De voorzieningenrechter:

in conventie

2.1.

gebiedt [gedaagde 1] onverwijld haar medewerking te verlenen aan het passeren van de akte partiële verdeling zoals in concept opgesteld op 8 juli 2022, overgelegd als productie 4 bij de dagvaarding, en alle noodzakelijke handelingen hiertoe te verrichten, met dien verstande dat in de akte partiële verdeling moet worden aangetekend ‘Het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, d.d. 1 februari 2022, is nog niet in kracht van gewijsde gegaan. Indien en voor zover dit vonnis door het Gerechtshof Amsterdam wordt vernietigd, is de rechtsgrond aan hetgeen ter uitvoering van dat vonnis is verricht, komen te vervallen.’ en voorts onder het kopje “Verdeling en levering” de bepaling onder 1. vanaf “alsmede om in het kader van vorenstaande verdeling (…)” wordt geschrapt, evenals de bepaling onder 2., en voorts de bepaling onder het kopje “Finale kwijting” moet worden aangepast in die zin dat de finale kwijting van [gedaagde 4] uitsluitend ziet op enige (hypothecaire) schuld ten aanzien van de drie panden die door middel van de akte partiële verdeling aan [eiseres] toebedeeld en geleverd worden;

2.2.

veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten, tot heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 449,79 voor verschotten en op € 980,- aan salaris advocaat;

2.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

2.4.

wijst af hetgeen anders of meer is gevorderd;

in reconventie

2.5.

weigert de gevraagde voorzieningen;

2.6.

veroordeelt [gedaagde 4] in de proceskosten, tot heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 980,- aan salaris advocaat;

2.7.

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2022.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733