Rechtbank Gelderland 03-08-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:4249

Datum publicatie10-08-2022
ZaaknummerC/05/403589 / FZ RK 22-1339
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZutphen
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Verhuizing met kind; Hoofdverblijfplaats; Family/private life / nauwe pers. betrekking; Gezagsgeschil 1:253a BW; Omgang met grootouders/andere niet-ouders;
Familieprocesrecht; Ontvankelijkheid
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Verzoek vervangende toestemming verhuizing moeder afgewezen. HVP van beide kinderen (met verschillende vaders) bij (stief)vader, nu moeder (die van hak op tak springt qua verhuiswensen) al wel woning elders heeft gekocht. Stiefvader (zonder gezag) ontvankelijk in verzoek vaststellen HVP stiefkind bij hem, gezien 'family life'. Gelijke zorgverdeling tussen ouders het meest in belang kinderen dus de rechtbank wijst ook dat verzoek van (stief)vader toe. Echte vader (met gezag over) oudste kind met alles akkoord.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht

Zittingsplaats Zutphen

Zaakgegevens: C/05/403589 / FZ RK 22-1339 (bodemprocedure)

C/05/403588 / FZ RK 22-1338 (voorlopige voorziening)

Datum uitspraak: 3 augustus 2022

beschikking ex artikel 1:253a BW

in de zaak van

[verzoeker] (hierna te noemen: de moeder),

wonende te [woonplaats moeder] ,

advocaat: mr. M.C. Koetze te Arnhem ,

tijdens de mondelinge behandeling waargenomen door mr. K. Broere te Arnhem ,

tegen

[verweerder] (hierna te noemen: de vader),

wonende te [woonplaats vader] ,

advocaat: mr. R. Westendorp-Hertgers te Deventer.

De rechtbank merkt als belanghebbende aan:

- [vader kind 2],

de vader van [kind 2] , hierna te noemen: [vader kind 2] ,

wonende te [woonplaats] ( [land] ).

1Het verloop van de procedure

1.1.

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift ingekomen bij de griffie op 11 mei 2022;

- het journaalbericht met bijlagen van mr. Broere van 24 mei 2022;

- het journaalbericht met bijlagen van mr. Broere van 10 juni 2022;

- het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek, ingekomen bij de griffie op 14 juni 2022;

- het verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken, ingekomen bij de griffie op 16 juni 2022;

- het e-mailbericht van [vader kind 2] van 28 juni 2022;

- het journaalbericht met bijlagen van mr. Broere van 8 juli 2022;

- het journaalbericht van mr. Westendorp-Hertgers van 11 juli 2022.

1.2.

Tijdens de mondelinge behandeling van 20 juni 2022 zijn gehoord:

- de moeder, bijgestaan door mr. Broere;

- de vader, bijgestaan door mr. Westendorp-Hertgers;

- [vader kind 2] , die via MS Teams is gehoord;

- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).

1.3.

Door indiening van het verweerschrift namens de vader, waarin de vader tevens verzoeken heeft ingediend ten behoeve van [kind 2] , is de vader van [kind 2] ( [vader kind 2] ) belanghebbende geworden in deze procedure. Aangezien [kind 2] ouder is dan 12 jaar, is hij in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken aan de kinderrechter. Dit gesprek heeft op 27 juni 2022 plaatsgevonden en per e-mail heeft de kinderrechter de partijen op de hoogte gesteld van wat er tijdens dit gesprek door [kind 2] is aangegeven. Conform daarover met belanghebbenden ter zitting gemaakte afspraak zijn de moeder, de vader en [vader kind 2] daarna in de gelegenheid gesteld om daar schriftelijk op te reageren alvorens de rechtbank een beslissing zal nemen op de verzoeken.

2De feiten

2.1.

De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad en zij hebben samengewoond.

Uit de relatie tussen de ouders is geboren het minderjarige kind [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .

2.2.

De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [kind 1] .

2.3.

De vader is in oktober 2021 in een nieuwe woning gaan wonen en [kind 1] is bij de moeder gebleven.

2.4.

De ouders hebben tijdelijke afspraken gemaakt rondom de zorgregeling. Zij voeren thans een regeling uit waarbij [kind 1] conform een tweewekelijks schema bij een van ouders verblijft. Dat schema ziet er als volgt uit:

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

Vrijdag

Zaterdag

Zondag

1.

Tot aan school: vader

Na school: moeder

Moeder

Moeder

Tot aan school: moeder

Na school: vader

Vader

Tot aan de ochtend: vader

In de ochtend naar moeder

Moeder

2.

Moeder

Moeder

Moeder

Tot aan school: moeder

Na school: vader

Vader

Vader

Vader

2.5.

De ouders hebben nog geen definitieve afspraken vastgelegd in een ouderschapsplan.

2.6.

Uit een eerdere relatie van de moeder met [vader kind 2] ( [vader kind 2] ) is geboren het minderjarige kind [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2010. [kind 2] is erkend door [vader kind 2] en de moeder en [vader kind 2] zijn gezamenlijk belast met het gezag over [kind 2] . [vader kind 2] woont (nu nog) in [land] . De moeder en [vader kind 2] staan in goed contact met elkaar. Ook de vader staat goed in contact met [vader kind 2] . De vader speelt al sinds 2012 een grote rol in het leven van [kind 2] .

3Het verzoek

3.1.

De moeder verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. de moeder vervangende toestemming te verlenen om met [kind 1] te verhuizen naar het aders [adres] te [nieuwe woonplaats moeder] ;

  2. de moeder vervangende toestemming te verlenen om [kind 1] in te schrijven op de [naam basisschool] te [nieuwe woonplaats moeder] ;

  3. een tweewekelijkse zorgregeling tussen de man en [kind 1] vast te stellen conform het schema:

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

Vrijdag

Zaterdag

Zondag

1.

Moeder

Moeder

Moeder

Tot aan school: moeder

Na school: vader

Vader

Tot aan de ochtend: vader

In de ochtend naar moeder

Moeder

2.

Moeder

Moeder

Moeder

Tot aan school: moeder

Na school: vader

Vader

Vader

Vader tot 19.00 uur, daarna naar moeder

te bepalen dat [kind 1] de helft van de vakanties en feestdagen bij iedere ouder doorbrengt;

en bij wijze van voorwaardelijke verzoeken in de zin van art. 223 Rv, indien de verzoeken

i. t/m iv. niet binnen zes weken na indiening op zitting komen:

  1. de moeder vervangende toestemming te verlenen om met [kind 1] te verhuizen naar het adres [adres] te [nieuwe woonplaats moeder] ;

  2. de moeder vervangende toestemming te verlenen om [kind 1] in te schrijven op de [naam basisschool] te [nieuwe woonplaats moeder] .

4Het verweer en tevens zelfstandig verzoek

4.1.

De vader voert verweer tegen de verzoeken van de moeder.

In conventie verweert de vader zich tegen de verzoeken van de moeder betreffende de vervangende toestemming tot verhuizing, vervangende toestemming tot inschrijving op de [naam basisschool] , de vaststelling van de zorgregeling, met het verzoek deze verzoeken af te wijzen en de vader zich refereert ten aanzien van het verzoek dat ziet op de verdeling van de feestdagen en vakanties;

In reconventie verzoekt de vader bij zelfstandig verzoek de rechtbank om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:

I. de hoofdverblijfplaats van [kind 1] en [kind 2] bij de vader zal zijn;

II. de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over [kind 1] aldus vast te stellen dat [kind 1] de ene week van maandag uit school tot woensdag naar school bij de moeder verblijft en van woensdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijft en de andere week van maandag uit school tot woensdag naar school bij de moeder verblijft, van woensdag uit school tot zaterdagochtend bij de vader verblijft en van zaterdagochtend tot maandag naar school bij de moeder verblijft, dan wel een regeling als de rechtbank juist acht, alsmede te bepalen dat partijen de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte nader met elkaar regelen;

III. de omgangsregeling tussen [kind 2] en de vader aldus is dat [kind 2] de ene week van maandag uit school tot woensdag naar school bij de moeder verblijft en van woensdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijft en de andere week van maandag uit school tot woensdag naar school bij de moeder verblijft, van woensdag uit school tot zaterdagochtend bij de vader verblijft en van zaterdagochtend tot maandag naar school bij de moeder verblijft, dan wel een regeling die de rechtbank juist acht, alsmede te bepalen dat partijen de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte nader met elkaar regelen.

5Het verweer tegen de zelfstandige verzoeken

5.1.

De moeder verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn zelfstandige verzoeken, althans deze verzoeken van de vader af te wijzen.

6De standpunten van de ouders

6.1.

De moeder voert – kort samengevat – aan dat zij er in beginsel recht op heeft om na een relatiebreuk haar leven met [kind 1] en [kind 2] in te richten op een manier die haar goed lijkt. Daaronder valt ook de vrijheid om met de kinderen op een andere plek te gaan wonen. Er bestaat in onderhavig geval ook daadwerkelijk de noodzaak voor een dergelijke verhuizing. De moeder heeft getracht om in de omgeving van de vader aan een woning te komen, maar gelet op de huidige krapte op de woningmarkt is dat niet gelukt. De moeder heeft een huis kunnen kopen in [nieuwe woonplaats moeder] . De moeder is van mening dat een verhuizing naar [nieuwe woonplaats moeder] geen gevolgen hoeft te hebben voor de op dit moment tussen partijen onderling afgesproken zorgregeling en de tijd die [kind 1] bij de vader kan verblijven. De moeder is dan ook van mening dat haar vervangende toestemming moet worden verleend om met [kind 1] te mogen verhuizen. De moeder geeft daarbij aan bereid te zijn om de gevolgen die de verhuizing met zich meebrengt ruimschoots aan de vader te compenseren zodat dit niet in de weg hoeft te staan aan de verhuizing van de moeder met [kind 1] naar [nieuwe woonplaats moeder] . Nu partijen de zorgregeling nog niet formeel hebben vastgelegd, maar wel een vaste regeling hanteren, acht de moeder het in het belang van [kind 1] en de ouders dat er een zorgregeling wordt vastgelegd.

6.2.

De vader voert – kort samengevat – aan dat het niet in het belang van [kind 1] en [kind 2] is om te verhuizen naar [nieuwe woonplaats moeder] . [kind 1] is opgegroeid in [woonplaats moeder] en gaat in [woonplaats vader] naar school. Ze heeft het daar naar haar zin en [kind 1] heeft behoefte aan stabiliteit na een periode waarin veel voor haar is veranderd. [kind 2] verheugt zich erop om te starten op het [naam voortgezet onderwijs] in [plaats] . Zowel [kind 1] als [kind 2] zijn geworteld in de omgeving van [woonplaats moeder] / [woonplaats vader] en hun sociale netwerk bevindt zich in die omgeving. Voor het uitvoeren van een co-ouderschap is het belangrijk dat de ouders bij elkaar in de buurt wonen en de eenzijdige beslissing van de moeder om te verhuizen naar [nieuwe woonplaats moeder] druist in tegen de wens van de ouders (en ook van [vader kind 2] ) om het ouderschap samen vorm te geven en bij helfte te verdelen. De noodzaak om naar [nieuwe woonplaats moeder] te verhuizen is onvoldoende aanwezig en de moeder heeft de verhuizing onvoldoende doordacht en voorbereid. Over het algemeen overleggen de ouders goed met elkaar, en ook met [vader kind 2] , en toch heeft de moeder de vader en [vader kind 2] niet betrokken in haar voorbereidingen ten aanzien van de aankoop van de woning in [nieuwe woonplaats moeder] . Verhuizing van [kind 1] en [kind 2] naar [nieuwe woonplaats moeder] zal grote gevolgen hebben voor het contact van de vader met [kind 1] en [kind 2] . Het is juist in hun belang dat de zorgregeling waarbij beide ouders de helft van de tijd voor [kind 1] en [kind 2] zorgen, wordt gecontinueerd. [vader kind 2] stemt hier ook mee in. De vader deelt het standpunt van de moeder dat het in het belang van alle partijen is dat er een definitieve zorgregeling wordt vastgesteld.

6.3.

Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader worden ingegaan.

7Het standpunt van de belanghebbende

7.1.

[vader kind 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij het in ieder geval van groot belang vindt dat [kind 1] en [kind 2] opgroeien in een veilige en liefdevolle omgeving. [vader kind 2] heeft het idee dat de moeder niet naar zijn mening luistert en ook niet naar de mening van [kind 2] . Het leven van [kind 2] speelt zich af in de regio [woonplaats vader] / [plaats] , en niet in [nieuwe woonplaats moeder] . [kind 2] wil naar het [naam voortgezet onderwijs] te [plaats] en dat heeft hij meerdere keren aangegeven. [vader kind 2] staat daar achter en steunt [kind 2] in die keuze. [vader kind 2] geeft aan niet betrokken geweest te zijn in de keuze van de moeder om naar [nieuwe woonplaats moeder] te verhuizen en de moeder heeft [vader kind 2] ook niet om goedkeuring gevraagd om met [kind 2] te verhuizen. Hij geeft daarnaast aan dat hij samen met zijn vriendin eind oktober gaat verhuizen van [land] naar Nederland en dan in [plaats] gaat wonen. [vader kind 2] vindt het van belang dat [kind 1] en [kind 2] samen opgroeien en een 50/50 zorgregeling tussen de vader en de moeder zou het meest passend zijn. [vader kind 2] gaat in die zin geen dagen opeisen voor omgang met [kind 2] . [kind 2] heeft inmiddels de leeftijd bereikt dat hij het zelf kan aangeven dat en wanneer hij naar [vader kind 2] wil gaan en dan is [kind 2] altijd welkom.

8Het advies van de Raad

8.1.

De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat er sprake is van een complexe situatie. Beide kinderen hebben een andere vader. Alle partijen zijn het er in ieder geval over eens dat [kind 1] en [kind 2] niet uit elkaar worden gehaald. Enerzijds hoort de Raad wel redenen voor een verhuizing van de moeder, maar tegelijkertijd heeft een verhuizing naar [nieuwe woonplaats moeder] enorme impact op (het sociale leven van) [kind 1] en [kind 2] . Het is niet in hun belang om te gaan verhuizen naar [nieuwe woonplaats moeder] en voor [kind 1] is het niet in haar belang om te wisselen van school.

9De beoordeling

9.1.

Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kan in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag een geschil tussen de ouders hierover op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt de beslissing die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

vervangende toestemming verhuizing en inschrijving school [kind 1]

9.2.

Bij de beantwoording van de vraag of de moeder toestemming dient te krijgen om met [kind 1] naar [nieuwe woonplaats moeder] te verhuizen, dienen alle betrokken belangen in acht genomen te worden. Het belang van [kind 1] en [kind 2] is daarbij een eerste overweging. Dit neemt niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen (Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901).

9.3.

Volgens vaste rechtspraak worden door de rechtbank - onder meer - de volgende omstandigheden en belangen meegenomen/afgewogen:

  • de noodzaak om te verhuizen;

  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;

  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;

  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie in overleg;

  • de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;

  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;

  • de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;

  • de leeftijd van het kind, zijn/haar mening en de mate waarin het kind geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;

  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.

Deze opsomming is niet limitatief bedoeld noch moet aan iedere voorwaarde afzonderlijk zijn voldaan. Het geheel van de feiten en omstandigheden dat door partijen is aangevoerd moet echter wel aan de hand van in ieder geval deze factoren gewogen worden.

9.4.

Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie het kind haar hoofdverblijfplaats heeft in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met het kind elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen indien de omstandigheden van het geval, na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd, een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.

9.5.

De rechtbank zal het verzoek van de moeder afwijzen waarbij van alle belangen en factoren die moeten worden meegewogen de onderstaande omstandigheden en belangen doorslaggevend zijn.

a. de moeder heeft de noodzaak om te verhuizen onvoldoende onderbouwd;
De moeder voert aan dat zij moet verhuizen omdat de gezamenlijke woning van de ouders verkocht is en op [datum] 2022 moest worden opgeleverd. De moeder heeft tijdelijke woonruimte kunnen vinden in [tijdelijke woonplaats moeder] , waar zij tot eind augustus 2022 kan verblijven. De noodzaak om te moeten verhuizen is dan ook aanwezig en dat wordt ook niet door de vader betwist. Dat maakt echter niet dat er automatisch sprake is van een noodzaak om te verhuizen specifiek naar [nieuwe woonplaats moeder] . De moeder voert aan dat zij er alles aan gedaan heeft om woonruimte in de omgeving [woonplaats moeder] / [woonplaats vader] te zoeken en dat zij zich tot het uiterste heeft ingespannen. De vader betwist dat echter en hij voert aan dat de moeder weliswaar afspraken heeft gemaakt om meerdere woningen te bezichtigen, maar dat betekent niet dat de moeder die woningen daadwerkelijk ook heeft bezichtigd. De moeder stelt dat er tijdens de periode van haar zoektocht er slechts twee woningen te koop stonden in de regio [woonplaats vader] , terwijl de vader een uitdraai van Funda overlegt waarbij er 21 woningen te koop stonden in [woonplaats vader] en de nabije regio. De vader betwist dan ook het standpunt van de moeder dat er geen woningen beschikbaar zijn. De rechtbank volgt de vader in dit standpunt. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd wat de noodzaak is om met specifiek naar [nieuwe woonplaats moeder] te verhuizen. De moeder voert weliswaar aan dat zij een beste vriendin heeft wonen in [nieuwe woonplaats moeder] , maar het sociale netwerk van de kinderen speelt zich voornamelijk af in de regio [woonplaats moeder] / [woonplaats vader] . Daarnaast is de moeder werkzaam als zelfstandig ondernemer en voor het uitvoeren van haar werkzaamheden is zij niet afhankelijk van een locatie. Ze heeft zelfs aangegeven haar werkzaamheden vanuit [land] te kunnen uitvoeren, dus ook voor haar werk heeft de moeder geen noodzaak om te verhuizen naar [nieuwe woonplaats moeder] .

de moeder heeft de verhuizing niet voldoende doordacht en voorbereid;

De manier waarop de moeder heeft toegewerkt naar de verhuizing verdient zeker niet de schoonheidsprijs. De moeder keek tot eind maart 2022 enkel nog naar huurwoningen. Vervolgens heeft zij eind maart aangegeven voornemens te zijn om naar [land] te verhuizen. Op 15 april 2022 heeft de moeder zich georiënteerd op de woningmarkt voor een koophuis en uiteindelijk heeft de moeder 29 april 2022 een woning gekocht in [nieuwe woonplaats moeder] , terwijl zij in eerste instantie had aangegeven dat het kopen van een woning helemaal niet mogelijk zou zijn. De rechtbank volgt hierin het standpunt van de vader dat de moeder van de hak op tak springt in haar wensen ten aanzien van de verhuizing. De moeder heeft daarin de vader en ook [vader kind 2] niet meegenomen in haar wensen en in de stappen die ze daarin heeft gezet. De moeder heeft hierin ondoordacht, overhaast en impulsief gehandeld en door de woning al gekocht te hebben, en daarna pas toestemming aan de vader te vragen, zet ze de vader voor het blok. De moeder heeft daarnaast [vader kind 2] überhaupt niet eens om toestemming gevraagd, terwijl [vader kind 2] als gezaghebbende ouder van [kind 2] daar ook wat over te zeggen heeft. Het feit dat hij (nu nog) in [land] woont, maakt dat niet anders.

de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie in overleg;

de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;

Uit de stukken en ook uit de mondelinge behandeling blijkt dat dat partijen over het algemeen goed met elkaar kunnen overleggen. Zowel de communicatie tussen de ouders als tussen de ouders en [vader kind 2] verloopt over het algemeen goed. Het verbaast de rechtbank dan ook des te meer dat de moeder in geval van deze verhuizing zo haar eigen plan heeft getrokken en de vaders van [kind 1] en [kind 2] hierin niet heeft meegenomen en de woning in [nieuwe woonplaats moeder] maar zo heeft gekocht zonder enig overleg met beide vaders. De rechtbank rekent de moeder dit dan ook zwaar aan. Ze heeft hiermee niet in het belang van [kind 1] en [kind 2] gehandeld. Een verhuizing van [kind 1] en [kind 2] naar [nieuwe woonplaats moeder] zou er voor zorgen dat ze worden weggehaald uit hun vertrouwde omgeving, dat [kind 1] naar een andere school zou moeten gaan en dat er ten aanzien van de omgang met de vader elke keer sprake zou zijn van een behoorlijk reistijd, zeker in de (ochtend)spits. Het standpunt van de moeder dat de verhuizing weinig gevolgen heeft voor alle partijen volgt de rechtbank niet. Een verhuizing naar [nieuwe woonplaats moeder] heeft juist grote gevolgen voor [kind 1] en [kind 2] omdat ze minder makkelijk op bezoek kunnen gaan bij vriendjes, vriendinnetjes en opa’s en oma’s die voornamelijk in de regio [woonplaats moeder] / [woonplaats vader] wonen. Zeker ook met name van de reistijd van en naar [nieuwe woonplaats moeder] /school betekent buiten de spits om een reistijd van zo’n 36 minuten, maar in de spits kan dat oplopen tot zo’n 70 minuten. Daar komt bij dat [kind 1] en [kind 2] in [nieuwe woonplaats moeder] niet naar dezelfde school zouden gaan en de schooltijden komen ook niet overeen. In de regio [nieuwe woonplaats moeder] hebben [kind 1] en [kind 2] geen tot nauwelijks een netwerk waarop zij kunnen terugvallen. De moeder voert aan dat ze dichter bij haar vader woont als ze in [nieuwe woonplaats moeder] woont, maar haar vader woont in [woonplaats vader van moeder] en de reisafstand [woonplaats vader van moeder] / [nieuwe woonplaats moeder] is vrijwel gelijk aan de reisafstand [woonplaats vader van moeder] / [woonplaats moeder] / [woonplaats vader] . Als de kinderen in de regio [woonplaats moeder] / [woonplaats vader] blijven wonen, kunnen ze gemakkelijker terugvallen op hun sociale netwerk als ze bijvoorbeeld ziek zijn, schooluitval hebben of in andere (dringende) gevallen.

de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;

De moeder heeft aangegeven dat zij de gevolgen die de verhuizing met zich meebrengt voor de vader wenst te compenseren. Zo wil de moeder volledig het halen en brengen op zich nemen, en is ze ook bereid de vader financieel te compenseren. Daarnaast heeft de moeder voorgesteld [kind 1] en [kind 2] in de vakanties meer bij de vader te laten verblijven, ter compensatie van het inkorten van de zorgregeling (naar de zondagavond in plaats van de maandagochtend). De vader heeft hier tegenover gesteld dat hij werkzaam is in het onderwijs en gebonden is aan de regio [regio 1] ten aanzien van de schoolvakanties. Als [kind 1] en [kind 2] naar [nieuwe woonplaats moeder] in school zouden gaan, vallen zij onder de regio [regio 2] . De vakanties van de vader en de kinderen zullen dan niet altijd gelijk zijn en daardoor is het ook niet altijd mogelijk om de kinderen in de vakanties vaker en meer bij de vader te laten verblijven. De moeder heeft dan ook onvoldoende alternatieven en maatregelen geboden om de verhuizing te verzachten en/of te compenseren. Sterker nog, ze verzoekt inperking van de tot nu toe feitelijk uitgevoerde “doordeweekse” zorgregeling.

de leeftijd van het kind, zijn/haar mening en de mate waarin het kind geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;

De moeder stelt dat zowel [kind 1] als [kind 2] heel veel zin hebben in de verhuizing naar [nieuwe woonplaats moeder] . [kind 2] zou de verhuizing zien als een nieuwe start en [kind 1] is zeer sociaal en open, en goed in staat nieuwe vrienden te maken. De moeder voorziet dan ook geen problemen. De Raad heeft hierover aangegeven dat kinderen weliswaar flexibel zijn en mogelijk best zullen gedijen in een nieuwe regio, maar verhuizing naar [nieuwe woonplaats moeder] maakt het met name voor [kind 2] lastiger om spontaan naar zijn vader te kunnen gaan zodra deze weer in Nederland woont (eind oktober 2022). [kind 2] komt steeds meer op een leeftijd waarop hij zelf kan en wil bepalen wanneer hij met wie (vader of vrienden) wil afspreken. [kind 2] heeft hierover ook in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij niet in [nieuwe woonplaats moeder] naar school wil gaan. Hij wil naar het [naam voortgezet onderwijs] te [plaats] . Dat heeft hij ook meermaals aan [vader kind 2] aangegeven. Daarnaast vindt [kind 2] het niet eerlijk als hij meer tijd bij de moeder zou doorbrengen dan bij zijn stiefvader. Hij wil dat die tijd eerlijke verdeeld wordt. Dit maakt mede dat de rechtbank van oordeel is dat de moeder de mening van met name [kind 2] onvoldoende heeft mee laten wegen in haar beslissing om te verhuizen naar [nieuwe woonplaats moeder] . Het standpunt van de moeder dat [kind 1] niet voldoende geworteld is in de regio [woonplaats moeder] / [woonplaats vader] volgt de rechtbank niet.

9.6.

De rechtbank zal gelet op vorenstaande belangenafweging het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing met de kinderen naar [nieuwe woonplaats moeder] afwijzen. Een verhuizing naar [nieuwe woonplaats moeder] is niet in het belang van [kind 1] en [kind 2] . Daaruit volgt dat de rechtbank ook het verzoek tot vervangende toestemming tot inschrijving van [kind 1] op de [naam basisschool] te [nieuwe woonplaats moeder] zal afwijzen.

wijziging hoofdverblijfplaats [kind 1] en [kind 2]

9.7.

Nadat de ouders uit elkaar zijn gegaan, hebben zij geen afspraken gemaakt ten aanzien van het hoofdverblijf van [kind 1] . De ouders hebben geen ouderschapsplan gesteld.

[kind 1] en [kind 2] zijn bij de moeder blijven wonen in [woonplaats moeder] en de vader heeft een woning gekocht in [woonplaats vader] . De vader verzoekt om het hoofdverblijf van zowel [kind 1] als [kind 2] bij hem te bepalen. [vader kind 2] stemt er mee in dat het hoofdverblijf van [kind 2] bij de vader wordt bepaald. Tijdens de mondelinge behandeling is eveneens besproken dat alle partijen, en ook de Raad, het van belang van vinden dat [kind 1] en [kind 2] niet uit elkaar gehaald worden.

9.8.

Nu het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming verhuizing met [kind 1] en [kind 2] is afgewezen, maar de moeder wel al een nieuwe woning [nieuwe woonplaats moeder] heeft gekocht, acht de rechtbank het in het belang van [kind 1] en [kind 2] dat hun hoofdverblijf bij de vader wordt vastgesteld. De rechtbank zal dan ook dit deel van het verzoek van de vader toewijzen. De rechtbank overweegt daarbij dat de vader dit verzoek ten aanzien van [kind 1] kan doen op grond van artikel 1:253a BW en nu partijen het er over eens zijn dat de vader ‘family life’ heeft met [kind 2] , is hij ook ontvankelijk in het verzoek vaststellen hoofdverblijfplaats van [kind 2] . Het standpunt van de moeder dat de vader niet-ontvankelijk is in dit deel van het verzoek volgt de rechtbank niet.

zorgregeling ten aanzien van [kind 1] & omgangsregeling ten aanzien van [kind 2]

9.9.

Partijen zijn het er over eens dat er een definitieve zorgregeling ten aanzien van [kind 1] en omgangsregeling ten aanzien van [kind 2] moet worden vastgelegd. Nadat partijen uit elkaar zijn is er slechts een tijdelijk regeling afgesproken. Die regeling verloopt in de praktijk goed en partijen zijn er het er min of meer over eens dat er niet teveel veranderd moet worden aan die regeling. Toch zijn partijen het er niet helemaal over eens hoe de definitieve zorg- en omgangsregeling eruit zou moeten gaan zien. De moeder wenst dat de wisseling na het weekend dat [kind 1] en [kind 2] bij de vader zijn geweest wordt vervroegd naar de zondagavond, in plaats van de maandagochtend. Dat zou voor meer rust zorgen voor [kind 1] en [kind 2] . De vader wil echter dat de huidige zorgregeling wordt uitgebreid in die zin dat de kinderen al op woensdagmiddag vanuit school naar hem gaan, in plaats van op de donderdag naar school. Hij voert daartoe onder andere aan dat tijdens de relatie partijen de zorg voor de kinderen gelijkelijk hadden verdeeld. De stelling van de moeder dat de zorg volledig op haar neer kwam is onjuist, aldus de vader.

9.10.

De rechtbank is, met de vader, van oordeel dat een gelijke zorgverdeling tussen de ouders het meest in het belang van [kind 1] en [kind 2] is. Zo kunnen ze allebei optimaal profiteren van evenveel contact met de moeder als met de vader. Dat is ook wat [kind 2] als zijn wens heeft aangegeven en ook [vader kind 2] heeft aangegeven een gelijke zorgverdeling het meest in het belang van [kind 2] te vinden. De rechtbank zal dan ook de zorg- en omgangsregeling vast stellen zoals door de vader is verzocht, en het verzoek van de moeder ten aanzien van de zorgregeling afwijzen. Nu partijen het er allebei wel over eens zijn dat de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte verdeeld moeten worden, zal de rechtbank vastleggen dat de ouders dat samen in overleg verder afstemmen.

voorlopige voorziening

9.11.

Nu de moeder haar verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft ingetrokken, stelt de rechtbank vast dat hierop niet meer hoeft te worden beslist.

10De beslissing

De rechtbank:

inzake C/05/403589 / FZ RK 22-1339 (bodemprocedure):

10.1.

stelt het hoofdverblijf van de kinderen:

  • [kind 1] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ;

  • [kind 2] , geboren op [geboortedatum] 2010;

vast bij de vader, de heer [verweerder] ;

10.2.

stelt vast als regeling voor de verdeling van zorg- en opvoedingstaken dat [kind 1] voornoemd de ene week van maandag uit school tot woensdag naar school bij de moeder verblijft en van woensdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijft, en de andere week van maandag uit school tot woensdag naar school bij de moeder verblijft, van woensdag uit school tot zaterdagochtend bij de vader verblijft en van zaterdagochtend tot maandag naar school bij de moeder verblijft, waarbij partijen de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte nader met elkaar regelen;

10.3.

stelt vast als omgangsregeling dat [kind 2] voornoemd de ene week van maandag uit school tot woensdag naar school bij de moeder verblijft en van woensdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijft, en de andere week van maandag uit school tot woensdag naar school bij de moeder verblijft, van woensdag uit school tot zaterdagochtend bij de vader verblijft en van zaterdagochtend tot maandag naar school bij de moeder verblijft, waarbij partijen de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte nader met elkaar regelen;

10.4.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

10.5.

wijst het meer of anders verzochte af;

inzake C/05/403588 / FZ RK 22-1338 (voorlopige voorziening):

10.6.

stelt vast dat door intrekking hierop niet verder hoeft te worden beslist.

Deze beschikking is gegeven door mr. E.G. de Jong (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022.

Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733