Rechtbank Zeeland-West-Brabant 01-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4420

Datum publicatie04-08-2022
ZaaknummerC/02/395543 FA RK 22-1116
ProcedureRekestprocedure
ZittingsplaatsBreda
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Verplichting terugverhuizing; Bijz. curator bij belangenstrijd (art. 1:250 BW)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Uit what's app-verkeer valt af te leiden dat moeder met onvoorwaardelijke toestemming vader en zonder voorbehoud met kind (2020) is verhuisd. “Als jij er maar gelukkig bent”. Verzoek man tot bevel terugverhuizing daarom afgewezen. Zijn bezwaren kwamen te laat. HVP bij moeder. Zij zorgde het meest. Rechtbank houdt beslissing over zorgregeling aan in afwachting bemiddeling dan wel rapport nu benoemde bijzondere curator.

Volledige uitspraak


RECHTBANK ZEELAND-WEST- [plaats]

Team Familie- en Jeugdrecht Locatie Breda

zaakgegevens: C/02/395543 / FA RK 22-1116 Datum uitspraak: 1 juli 2022

Beschikking van de rechtbank over geschilbeslechting bij gezamenlijke gezagsuitoefening

in de zaak van

[de man] ,

wonende te [plaats] , hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. G.B. van de Bunt te Putten, tegen

[de vrouw] ,

wonende te [plaats] , hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. Y.M. Bérénos te Leiden.

Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:

- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1Het procesverloop

1.1

De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:

  • het op 21 maart 2022 ingekomen verzoek tot bevel (terug)verhuizing, wijziging hoofdverblijf en vaststelling verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, met producties;

  • het op 18 mei 2022 ingekomen verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, met producties;

  • het op 27 mei 2022 ingekomen verweerschrift tegen zelfstandige verzoeken, tevens houdende wijziging/verduidelijking verzoek, met producties;

  • de brief van 7 juni 2022 van mr. Bérénos;

  • het F9-formulier van 7 juni 2022 van mr. Van de Bunt.

1.2

Op 1 juni 2022 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank gehoord partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast was een vertegenwoordigster namens de Raad aanwezig.

2De feiten

2.1

Partijen hebben met elkaar een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het nu nog minderjarige kind is geboren:

- [minderjarige] , geboren te [plaats] op [geboortedatum] 2020, hierna te noemen: [minderjarige] .

2.2

De man heeft [minderjarige] erkend.

2.3

Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .

2.4

[minderjarige] woont bij de vrouw.

3De verzoeken

3.1

De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: Primair:

- De vrouw te bevelen om terug te verhuizen (naar de rechtbank begrijpt: met [minderjarige] ) naar binnen een straal van 15 kilometer van de gemeente [plaats] , binnen een termijn van 6 maanden na de beschikking;

- Een zorgregeling te bepalen conform punt 43 van het verzoek, op basis waarvan de man en [minderjarige] gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:

o totdat [minderjarige] vier jaar oud is:

 om de week van donderdag 17:00 uur tot en met zondag 17:00 uur, plus 1 extra dag/nacht in de andere week, zodat de man de mogelijkheid heeft om [minderjarige] op te halen van en te brengen naar de opvang;

 met de mogelijkheid om in overleg met de vrouw [minderjarige] bij de vrouw thuis te bezoeken in geval van, bijvoorbeeld, onverhoopte ziekte (vice versa);

 met de mogelijkheid om [minderjarige] tweemaal per jaar voor een aaneengesloten periode van 2 weken mee te nemen voor een vakantie, eventueel naar het buitenland;

 de zowel Christelijke als Joodse feestdagen alsmede de vakanties in onderling overleg te verdelen;

o van vier tot twaalf jaar:

 om de week van donderdag 17:00 uur tot en met zondag 17:00 uur, plus 1 extra dag/nacht in de andere week, zodat de man de mogelijkheid heeft om [minderjarige] op te halen van en te brengen naar school;

 met de mogelijkheid om in overleg met de vrouw [minderjarige] bij de vrouw thuis te bezoeken in geval van, bijvoorbeeld, onverhoopte ziekte (vice versa);

 een vakantieregeling, waarbij partijen de schoolvakanties bij helfte verdelen, waarbij de vakanties in het buitenland doorgebracht kunnen worden;

 de zowel Christelijke als Joodse feestdagen alsmede de vakanties in onderling overleg te verdelen;

 waarbij de ouders het halen en brengen in onderling overleg verzorgen;

Subsidiair:

- de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de man te bepalen;

- een zorgregeling te bepalen conform punt 47 van het verzoekschrift, op basis waarvan de vrouw en [minderjarige] gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar conform de hierboven weergegeven zorgregeling, waarbij de vrouw zorgdraagt voor het halen en brengen van [minderjarige] ;

Meer subsidiair:

- een zorgregeling te bepalen op basis waarvan de man en [minderjarige] gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar (naar de rechtbank begrijpt):

o totdat [minderjarige] naar de basisschool gaat:

 1 weekend per 2 weken;

 tweemaal per jaar gedurende twee aaneengesloten weken vakantie;

 de zowel Christelijke als Joodse feestdagen alsmede de vakanties in onderling overleg te verdelen, waarbij de vrouw zorgdraagt voor het halen en brengen;

o en vanaf het moment dat [minderjarige] naar de basisschool gaat:

 wekelijks van vrijdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur;

 een vakantieregeling, waarbij partijen de vakanties bij helfte delen;

 de zowel Christelijke als Joodse feestdagen in onderling overleg te verdelen, waarbij de vrouw zorgdraagt voor het halen en brengen.

Bij het op 27 mei 2022 ingekomen verweerschrift tegen zelfstandige verzoeken, heeft de man zijn inleidende verzoek tot vaststelling verdeling zorg- en opvoedingstaken zoals hiervoor omschreven onder “meer subsidiair” verduidelijkt, in die zin dat met “een weekend per twee weken” wordt bedoeld “een weekend van donderdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur.

3.2

De vrouw voert verweer tegen de verzoeken van de man en verzoekt om die verzoeken af te wijzen.

Bij wijze van zelfstandige verzoeken, verzoekt de vrouw, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

1. te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw is gelegen;

2. de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen over [minderjarige] vast te stellen waarbij [minderjarige] in de even weken van donderdag 17:00 uur tot zondag 16:00 uur bij de man verblijft, alsmede 2 weken in de zomervakantie, waarbij de vrouw [minderjarige] naar [plaats] brengt en zij [minderjarige] daar weer ophaalt;

3. voor zover de rechtbank oordeelt dat de man geen toestemming heeft gegeven voor de verhuizing, althans dat hij zijn toestemming heeft ingetrokken, aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar de gemeente [plaats] te verhuizen;

4. voor zover de rechtbank oordeelt dat de man geen toestemming heeft gegeven voor de verhuizing, althans dat hij zijn toestemming heeft ingetrokken, aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven in de gemeente basisadministratie van de gemeente [plaats] .

3.3

Op de standpunten van partijen en het advies van de Raad wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4De beoordeling

4.1

Namens en door de man is ter onderbouwing van zijn verzoeken en verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de vrouw, kort samengevat, aangevoerd dat hij geen toestemming heeft verleend aan de vrouw om definitief, althans voor langere tijd met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen. De man stelt dat de relatie van partijen in het voorjaar van 2021 is verbroken, waarna de onderlinge spanningen opliepen en het niet goed ging met de vrouw. Gelet hierop heeft de man er destijds mee ingestemd dat de vrouw tijdelijk met [minderjarige] bij haar familie in [plaats] zou wonen. Vanuit de gedachte dat de verhuizing tijdelijk zou zijn, heeft de man ingestemd met het voorstel van de vrouw om in april 2021 een huurwoning in [plaats] te aanvaarden. Op 29 april 2021 is de vrouw met [minderjarige] verhuisd naar [plaats] . De man betwist nadrukkelijk dat hij toestemming heeft gegeven voor een definitieve verhuizing/verhuizing voor langere tijd van de vrouw met [minderjarige] naar [plaats] . De man vindt bovendien dat de vrouw had moeten begrijpen dat hij nooit zijn toestemming zou hebben verleend voor het aanvaarden van de huurwoning in [plaats] als hij had geweten dat de verhuizing definitief/voor langere tijd zou zijn. Tijdens het mediationtraject dat partijen vervolgens hebben doorlopen, heeft de man tevergeefs getracht om de woonplaats van [minderjarige] ter sprake te brengen. Hij vindt dat [minderjarige] het recht heeft om haar beide ouders dagelijks in haar leven te hebben. De huidige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vindt de man dan ook onevenredig. Hij maakt zich met name zorgen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vanaf het moment dat [minderjarige] naar school gaat. Hij wil betrokken zijn bij de school van [minderjarige] , haar sport, hobby’s en vriendjes en vriendinnetjes, en dat partijen in staat zijn om op een goede wijze tot overleg en afspraken over [minderjarige] te komen. De man wil naar eigen zeggen niet degraderen tot weekendvader. Hij heeft geprobeerd om zijn zorgen met de vrouw te delen, maar hij voelt zich niet gehoord en niet begrepen. Ook mist hij begrip en inlevingsvermogen bij de vrouw. Nu de vrouw weigert om met [minderjarige] terug te verhuizen naar (de regio) [plaats] , verzoekt de man primair aan de rechtbank om de vrouw daartoe te bevelen, dan wel (subsidiair) om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man te bepalen. Daarnaast verzoekt de man om een goede en evenredige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende [minderjarige] vast te stellen.

4.2

Namens en door de vrouw is ter onderbouwing van haar verweer en zelfstandige verzoeken, kort samengevat, aangevoerd dat de man zijn toestemming heeft gegeven voor de verhuizing van de vrouw met [minderjarige] naar [plaats] . Partijen hebben bovendien overleg gevoerd over de woning die de vrouw zou betrekken en over het kinderdagverblijf waar [minderjarige] naartoe zou gaan, waaruit blijkt dat het niet om een tijdelijke verhuizing maar om een verhuizing voor langere tijd zou gaan. Ter onderbouwing daarvan heeft de vrouw een afschrift overgelegd van WhatsApp-correspondentie tussen partijen. Voor zover de rechtbank oordeelt dat de man geen toestemming heeft verleend voor de verhuizing, vindt de vrouw het niet in het belang van [minderjarige] om terug te verhuizen naar (de regio) [plaats] . De vrouw vindt het emotioneel moeilijk dat partijen op een jonge leeftijd van [minderjarige] uit elkaar zijn gegaan. Volgens de vrouw is de communicatie tussen partijen nog steeds goed als het over [minderjarige] gaat. Zij is bereid om te zoeken naar oplossingen en wil dat de man blijvend een belangrijk deel uitmaakt van het leven van [minderjarige] . Zij hoopt dan ook samen met de man overleg te voeren en afspraken te maken over [minderjarige] , maar niet over de verhuizing, omdat het partijen volgens de vrouw niet zal lukken om daarover overeenstemming te bereiken.

4.3

Namens de Raad is, kort samengevat, aangegeven dat een kind twee ouders heeft en dat in geval van een geschil tussen twee gezaghebbende ouders de beste uitkomst wordt

bereikt als de ouders daarover overeenstemming bereiken. De Raad adviseert daarom om de beslissing over de verzoeken aan te houden voor een korte periode en in de tussentijd verder in te zetten op hulpverlening dan wel op een mediationtraject gericht op het bereiken van overeenstemming tussen partijen over de voorliggende verzoeken.

4.4

Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de rechtbank als volgt.

Verhuizing, vaststellen hoofdverblijf en inschrijving gemeente

4.5

Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. Op grond van lid 2 van dit artikel kan deze regeling onder andere omvatten de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. Daarnaast volgt uit het gezamenlijk gezag van partijen dat de vrouw voor een verhuizing met [minderjarige] en voor inschrijving van [minderjarige] bij de gemeente in beginsel de toestemming van de man nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kan het geschil, eveneens op grond van artikel 1:253a BW, worden voorgelegd aan de rechter. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

4.6

Voordat de rechtbank kan beslissen over voornoemde geschillen, moet de rechtbank op grond van artikel 1:253a lid 5 BW bezien of partijen er onderling uit kunnen komen. De rechtbank overweegt in dat verband dat zij tijdens de mondelinge behandeling heeft getracht om partijen te bewegen om te komen tot overeenstemming over de verhuizing van de vrouw en [minderjarige] naar [plaats] dan wel het terugverhuizen van de vrouw en [minderjarige] naar (de regio) [plaats] en, daarmee samenhangend, de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de inschrijving van [minderjarige] bij de gemeente. Daarnaast heeft de rechtbank partijen bevraagd of zij, overeenkomstig het advies van de Raad, bereid zijn om hulpverlening te accepteren en/of om opnieuw een mediationtraject te doorlopen gericht op het bereiken van overeenstemming over de verzoeken. Na een korte onderbreking van de mondelinge behandeling, hebben partijen aangegeven dat zij bereid zijn om hierover na te denken. Na afloop van de mondelinge behandeling, op 7 juni 2022, hebben de advocaten echter afzonderlijk aan de rechtbank bericht, kort samengevat, dat partijen niet openstaan voor het doorlopen van een mediationtraject (naar de rechtbank begrijpt: met betrekking tot de verhuizing en het hoofdverblijf van [minderjarige] ) en zij een beslissing van de rechtbank wensen over de voorliggende verzoeken. Gelet hierop constateert de rechtbank dat een vergelijk tussen partijen met betrekking tot de verhuizing, het hoofdverblijf van [minderjarige] en de inschrijving van [minderjarige] bij de gemeente niet mogelijk is.

4.7

Voor de vraag of er sprake is van een geschil tussen partijen in het kader van artikel 1:253a BW moet de rechtbank allereerst bepalen of de man reeds zijn toestemming heeft verleend voor de verhuizing van [minderjarige] naar [plaats] . De vrouw stelt zich op het standpunt dat de man reeds zijn toestemming heeft verleend voor de verhuizing van de vrouw met [minderjarige] naar [plaats] , terwijl de man stelt dat hij enkel toestemming heeft gegeven aan de vrouw om tijdelijk, althans niet definitief/voor langere tijd, met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen.

4.8

De vrouw heeft ter onderbouwing van haar stelling als productie 1 bij het verweerschrift en zelfstandig verzoekschrift een afschrift van WhatsApp-correspondentie

tussen partijen overgelegd. Hoewel aan de hand van dat afschrift niet kan worden vastgesteld op welke datum partijen die correspondentie hebben gevoerd, zal de rechtbank als onweersproken aannemen dat partijen die correspondentie omstreeks 8 maart 2021 hebben gevoerd. Uit voornoemd afschrift blijkt, voor zover hier van belang, de navolgende correspondentie tussen partijen:

De vrouw: “Mijn intentie is nog steeds om te verhuizen naar [plaats] , kun je je daar nog in vinden?”

De man: “Ja en ik heb ook weinig keus om de relatie tussen ons goed te houden. Enige is dat ik wil weten voordat je iets toezegt in wat voor situatie jullie terecht komen. Ik vertrouw op jouw inzicht maar ik wil een beeld hebben zodat ik het los kan laten”

De vrouw: “Begrijp ik volledig. Ik zal je daarin meenemen als ik uitzicht heb op iets”.

Uit de als productie 2 bij het verweerschrift en zelfstandig verzoekschrift overgelegde afschrift van WhatsApp-correspondentie tussen partijen blijkt, voor zover hier van belang, het volgende.

De vrouw: [deelt een link van een appartement te huur; [link] [plaats] [link]

De vrouw: “Twee slaapkamer appartement is beschikbaar dus dat zou kosten technisch de beste optie zijn. Ook stellen zij geen eisen behalve langere huurperiode wat mij de ruimte geeft nog even fulltime bij [minderjarige] te blijven zodat ze kan acclimatiseren en rustig een geschikte baan en opvang te zoeken.”

De man: “top\” (..)

De man: “ziet er goed uit iig” (..)

De vrouw: [deelt een aantal foto’s van een woning] De man: “Ziet er goed uit hoor”

De man: “Rustig plekje. Wel gek zo uitgestorven op straat” De vrouw: “haha ja echt een durpp”

De man: “Doen als jij dat wilt. Ik ben ok! Jammer alleen van dat raam inderdaad maar voor nu is dit prima.”

De man: “Gek wel dat ze daar gaat wonen”.

Uit de als productie 4 bij het verweerschrift en zelfstandig verzoekschrift overgelegde afschrift van WhatsApp-correspondentie tussen partijen blijkt, voor zover hier van belang, het volgende.

De man: “Als jij er maar gelukkig bent”

De man: “Dat is voor mij het belangrijkste. [minderjarige] zal er nog weinig van merken nu. “Als jouw energie goed is dan hoef ik me minder zorgen te maken over hoe [minderjarige] zich voelt.”

De vrouw: “Ik kijk waar ik haar het beste leven kan bieden. Ik hoef niet eeuwig in hetzelfde dorp te blijven”.

4.9

De rechtbank overweegt, naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, allereerst dat de authenticiteit van voornoemde WhatsApp-correspondentie niet wordt betwist. Uit de voorgaande passages

blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de man onvoorwaardelijk en zonder voorbehoud zijn toestemming heeft verleend aan de vrouw om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen. Uit niets blijkt dat de man een tijdsbeperking aan de vrouw heeft opgelegd met betrekking tot die verhuizing. Uit de als productie 2 bij het verweerschrift en zelfstandig verzoek overgelegde afschrift van WhatsApp-correspondentie tussen partijen, blijkt bovendien dat partijen hebben gesproken over kinderopvang en opvang van [minderjarige] bij een gastouder vanaf het moment dat de vrouw met [minderjarige] in [plaats] woont. De kinderrechter is, net als de Raad tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven, van oordeel dat moet worden aangenomen dat als een kind wordt aangemeld bij een kinderdagverblijf, dit voor langere duur zal zijn. Hoewel de man aangeeft dat de vrouw de door haar overgelegde WhatsApp-correspondentie in een verkeerde context plaatst, heeft de man onvoldoende aangegeven en onderbouwd wat volgens hem wel de juiste context van die berichten is. Uit de door beide partijen overgelegde WhatsApp-correspondentie blijkt ook niet dat de vrouw de man onder druk heeft gezet of een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven om de benodigde toestemming te verlenen.

4.10

De rechtbank overweegt dat de man wel WhatsApp-correspondentie van partijen heeft overgelegd waaruit blijkt dat de man bedenkingen heeft over de verhuizing van de vrouw met [minderjarige] naar [plaats] . Die correspondentie dateert echter van mei 2021 (en later), terwijl de vrouw op 30 april 2021 met [minderjarige] is verhuisd naar [plaats] . Op het moment dat de man zijn bedenkingen heeft geuit over de verhuizing, had de vrouw dus al feitelijk uitvoering gegeven aan die verhuizing. Gelet hierop, kan er naar het oordeel van de rechtbank juridisch geen sprake zijn van een situatie waarin de man zijn toestemming voor voornoemde verhuizing tijdig heeft ingetrokken of herroepen.

4.11

Nu de vrouw met onvoorwaardelijke toestemming van de man en zonder voorbehoud met [minderjarige] naar [plaats] is verhuisd, ziet de rechtbank geen grond voor toewijzing van het verzoek van de man om haar te bevelen om met [minderjarige] terug te verhuizen naar (de regio) [plaats] . Het daartoe strekkende primaire verzoek van de man zal dan ook worden afgewezen. Om diezelfde reden behoeft het voorwaardelijke zelfstandige verzoek van de vrouw om haar, in geval dat de rechtbank oordeelt dat de man geen toestemming heeft gegeven voor de verhuizing, toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen en [minderjarige] in te schrijven bij de gemeente geen beoordeling en beslissing meer van de rechtbank.

4.12

De man heeft subsidiair verzocht om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen en de vrouw heeft bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar te bepalen. De rechtbank overweegt, gezien de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, dat [minderjarige] tot het feitelijk uiteengaan van partijen bij partijen gezamenlijk heeft gewoond, maar dat de vrouw in die periode het merendeel van de tijd de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich heeft genomen. Op 30 april 2021 is de vrouw met [minderjarige] naar [plaats] verhuisd, waardoor het feitelijk hoofdverblijf van [minderjarige] sindsdien bij de vrouw is gelegen. Gebleken is dat [minderjarige] zich goed ontwikkelt bij de vrouw. Het is de rechtbank anderzijds niet gebleken van gewichtige redenen die er toe zouden moeten leiden dat het hoofdverblijf van [minderjarige] niet bij de vrouw zou moeten worden bepaald.

4.13

Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat het belang van [minderjarige] er het meest bij is gebaat dat het hoofdverblijf formeel bij de vrouw wordt bepaald. De rechtbank zal het zelfstandige verzoek van de vrouw om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar vast te stellen

daarom toewijzen. Het subsidiaire verzoek van de man om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem vast te stellen zal worden afgewezen.

4.14

De rechtbank zal, gelet op de aard daarvan en het belang dat hierover duidelijkheid ontstaat voor [minderjarige] , de beslissing over het hoofdverblijf uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de vrouw. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

Vaststellen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken; benoeming bijzondere curator

4.15

Ingevolge artikel 1:253 a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Op grond van lid 2 van dit artikel kan deze regeling onder andere omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.

4.16

De rechtbank beproeft, alvorens te beslissen, een vergelijk tussen partijen en neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Het is de rechtbank gebleken dat partijen op zich in staat zijn om op een goede wijze met elkaar te communiceren, te overleggen en afspraken te maken over [minderjarige] , maar dat het hen niet lukt om overeenstemming te bereiken over de verhuizing en het hoofdverblijf van [minderjarige] . Nu de rechtbank, zoals zij hiervoor heeft overwogen, zal beslissen over de verhuizing en het hoofdverblijf van [minderjarige] , zal over die onderwerpen duidelijkheid ontstaan voor partijen en [minderjarige] . In die situatie verwacht de rechtbank dat partijen, met goede begeleiding, in staat zullen zijn om in onderling overleg nadere afspraken te maken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende [minderjarige] .

4.17

Artikel 1:250 BW bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende. Wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige, kan de rechtbank, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator benoemen om de minderjarige terzake, zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.

4.18

De rechtbank overweegt dat zich in deze procedure met betrekking tot [minderjarige] een belangenstrijd in de zin van artikel 1:250 BW voordoet, welke strijd zich toespitst op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen over [minderjarige] . Zonder goede begeleiding, blijken partijen niet in staat om in onderling overleg overeenstemming daarover te bereiken, zodat er sprake is van een strijd tussen het belang van (één van) partijen en het belang van [minderjarige] . Gelet daarop zal de rechtbank een bijzondere curator benoemen. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat de bijzondere curator:

- zal trachten om partijen te bewegen om overeenstemming te bereiken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende [minderjarige] , voor de periode totdat [minderjarige] naar school gaat en voor de periode daarna;

- zal adviseren over eventuele (deel)onderwerpen met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende [minderjarige] waar partijen onverhoopt geen overeenstemming over kunnen bereiken;

- de belangen van [minderjarige] zal behartigen met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen.

De rechtbank benadrukt hierbij dat een door beide partijen gedragen uitkomst in beginsel het meest in het belang van [minderjarige] te achten is.

De rechtbank overweegt daarnaast dat de man met name zorgen heeft geuit over de periode waarin [minderjarige] naar school zal gaan. De rechtbank verwacht van partijen dat zij met betrekking tot die periode goede afspraken zullen maken over het compenseren van de man, bijvoorbeeld met betrekking tot de verdeling van de vakanties en feestdagen. Op zitting zijn nog andere ideeën van de man en de vrouw besproken om elkaar (meer) tegemoet te komen.

Als partijen tot overeenstemming komen, wordt de bijzondere curator verzocht om hierover aan de rechtbank een (kort) verslag uit te brengen en te adviseren over de vast te stellen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen.

4.19

Indien het partijen onverhoopt niet lukt om overeenstemming te bereiken over (deel)onderwerpen met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende [minderjarige] , wordt de bijzondere curator verzocht om, indien hij zich daartoe voldoende geïnformeerd acht, te rapporteren en te adviseren aan de hand van de volgende onderzoeksvragen:

- Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door partijen komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?;

- Hebben partijen nadere hulpverlening nodig gericht op het bereiken van overeenstemming over de zorg- en opvoedingstaken betreffende [minderjarige] en zo ja, voor zover de bijzondere curator daar zicht op heeft, welke (vorm van) hulpverlening?

4.20

De bijzondere curator wordt verzocht gesprekken te voeren met partijen gezamenlijk en, indien gewenst, met (één van) partijen afzonderlijk. Het staat de bijzondere curator daarnaast vrij om met andere eventueel relevante informanten gesprekken te voeren.

4.21

Mr. A.M.P.M. Adank, advocaat, kantoorhoudende te [plaats] (Adank & Klostermann Advocatuur), is bereid en beschikbaar gevonden om in deze procedure als bijzondere curator op te treden en zal hiertoe door de rechtbank worden benoemd. Gelet op de woonplaats van partijen en omdat de vrouw in [plaats] werkt, heeft de rechtbank gekozen voor een advocaat in (de regio) [plaats] . Partijen zullen naar verwachting voor meerdere (bemiddelings)gesprekken moeten afreizen naar [plaats] , wat financieel maar ook qua tijd een investering van hen zal vragen. De rechtbank verwacht echter van partijen dat zij die investering zullen doen in het belang van [minderjarige] .

4.22

De rechtbank wijst partijen erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator te geven instructies gevolg te geven.

4.23

De rechtbank verzoekt de bijzondere curator ten slotte om de leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex. artikel 1:250 BW in acht te nemen.

4.24

Aangezien de gesprekken tussen de ouders en de bijzondere curator en het eventuele onderzoek van de bijzondere curator enige tijd in beslag zal nemen, zal de rechtbank de beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aanhouden tot hierna te noemen pro forma datum, in afwachting van het rapport en advies van de bijzondere curator. Naar aanleiding daarvan zal de rechtbank het verdere procesverloop in deze zaak bepalen.

4.25

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5De beslissing

De rechtbank:

wijst het verzoek van de man om de vrouw te bevelen om met de minderjarige [minderjarige] , geboren te [plaats] op [geboortedatum] 2020 terug te verhuizen naar (de regio) [plaats] af;

bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat het hoofdverblijf van [minderjarige] voortaan bij de vrouw is gelegen;

benoemt over [minderjarige] tot bijzondere curator: mr. A.M.P.M. Adank, advocaat, kantoorhoudende te [plaats] ;

verzoekt de bijzondere curator om uiterlijk op hierna te noemen pro forma datum verslag te doen aan de rechtbank over zijn bevindingen en te rapporteren en te adviseren, zoals hiervoor is overwogen;

houdt de verzoeken van de man en het zelfstandige verzoek van de vrouw over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende [minderjarige] aan tot dinsdag 4 oktober 2022 PRO FORMA, in afwachting van het verslag en eventueel advies van de bijzondere curator;

behoudt zich iedere (verdere) beslissing voor.

Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2022 door mr. De Beer, voorzitter, mr. Toekoen en mr. Kouwenhoven, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos als griffier.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733